Het college van bestuur wil meer inzicht krijgen in de achtergrond van studenten en medewerkers om zo effectiever discriminatie te bestrijden en gelijke kansen te bevorderen. Het idee is om de personeelsmonitor uit te breiden met vragen en er komt een inclusiemonitor voor studenten, die is verplicht door het ministerie van Onderwijs.
De zogeheten expertgroep monitoring D&I van de universiteit geeft een voorbeeld over wat er gevraagd kan worden over bijvoorbeeld de kansen voor vrouwen op bevordering. Daar kunnen ‘sociale klasse, nationaliteit, etniciteit, beperking, geaardheid of andere kenmerken’ ook een rol in spelen. ‘Een intersectionele benadering kan waardevol zijn om inzicht te verkrijgen.’
Het invullen van vragen over deze persoonlijk kenmerken is vrijwillig en de gegevens worden geanonimiseerd.
#cameragate
Over de plannen werd maandag tijdens de universiteitsraad fel gedebatteerd. ‘We zijn helemaal geen voorstander van het verzamelen van allerlei bijzondere persoonsgegevens’, zei Patrick Klaassen van personeelspartij UB. ‘Het is een absolute no go.’ Klaassen refereerde aan #cameragate: ‘We zagen dit ook met de spycams gebeuren. Om de bezettingsgraad van zalen beter te meten moesten we heel veel data verzamelen.’
Hij maakte zich ook zorgen over diversiteitsbeleid gebaseerd op de data. ‘Hoe voorkomen we dat we mensen niet gaan aannemen vanwege kwaliteiten maar afkomst? Of iemand een kleurtje heeft of niet? Of een bepaalde geaardheid? Daar moeten we absoluut van wegblijven. Deze data verzamelen is alleen een optie als er een groot specifiek probleem is en dat is niet het geval.’
Timothy de Zeeuw (personeelspartij LAG): ‘Veel medewerkers en studenten hebben deze problemen wel degelijk.’ ‘Dat iemand een probleem niet ziet, betekent niet dat het er ook niet is’, zei Ella Picavet van studentenpartij DSP. ‘Is meer diversiteit eng?’ Klaassen: ‘Geen probleem is zo ernstig om dit middel in te zetten.’
‘Het is van waarde om te kijken naar verschillende perspectieven en iedereen kan zelf inschatten of ze de vragen willen beantwoorden’, vond Jurian Calis van studentenpartij ONS.
Doemdenken
‘Ik ben verbaasd over de tegenstand’, reageerde raadslid Jeppe Bandringa. ‘Het is heel naïef om te denken dat we in Leiden geen problemen hebben als het gaat om diversiteit en inclusie. Mochten er uit deze gegevens plannen komen, bijvoorbeeld rond positieve discriminatie, worden die geheid voorgelegd aan de raad. Ik vind dit doemdenken.’
‘We weten uit andere onderzoeken al dat er iets mis is, maar we moeten kijken wat precies de oorzaak is’, stelde Picavet. ‘Daar zijn meer gegevens voor nodig. Er wordt ook niet alleen gekeken naar data. Er gebeurt al veel meer om iedereen een gelijke kans te geven.’ Raadslid Ebrar Kaya: ‘Als we niet weten wat de patronen zijn, komen we niet verder.’
Studentenpartij PBMS zag de plannen niet zitten. ‘Gaan we nu echt vragen aan studenten wat hun geaardheid is?’, merkte fractievoorzitter Victor van der Horst op. ‘Ik vind dat niet de rol van de universiteit. En kun je conclusies trekken uit vrijwillig opgegeven data? We moeten echt heel streng zijn met dit soort gegevens, dat hebben we wel geleerd uit de situatie met de personenscanners.’
Datageil
Verder vond hij dat ‘positieve discriminatie nog steeds discriminatie is. Beleid kan ook zonder deze gegevens. We hoeven niet altijd zo datageil te zijn.’
‘Positieve discriminatie is een remedie tegen discriminatie’, reageerde Joost Augusteijn (LAG). Rebekka van Beek van PBMS: ‘Ik vind het nogal wat om te vragen naar migratieachtergrond, geloof en seksuele oriëntatie terwijl de kerndoelstelling van het beleid het vergroten van (etnische) diversiteit in de studenteninstroom en het bevorderen van studiesucces is, met name van studenten met een migratieachtergrond. Ik vind dit geen wetenschappelijke aanpak.’
Augusteijn: ‘Als je dit niet doet, kun je alleen beleid uit de onderbuik voeren, en dat is het laatste wat we willen als wetenschappelijk instituut.’
Een meerderheid van de raad staat achter de plannen en spreekt op 12 februari met het college over de kwestie.