De universiteitsraad sprak maandag met het college over de zaak rond het schrikbewind van hoogleraar Caribische archeologie Corinne Hofman en haar partner en onderzoeker Menno Hoogland. Uit het rapport van de onderzoekscommissie naar de klachten van negentien melders dat in mei geanonimiseerd werd gepubliceerd, bleek dat het stel zich drieëndertig jaar lang schuldig had gemaakt aan wangedrag, intimidatie, drankmisbruik en diefstal.
Althans een klein gedeelte van de kwestie kwam aan bod in de raadsvergadering. ‘De zaak heeft veel losgemaakt,’ zei collegevoorzitter Annetje Ottow. ‘We kunnen echter niet ingaan op de inhoud.’
Het college wil Hofman namelijk ontslaan, de zaak ligt voor bij de kantonrechter. Hoogland was al niet meer werkzaam op de universiteit.
Desondanks kwam er veel kritiek uit de raad op het handelen van het college in de zaak. Onder andere op de keuze om het rapport te publiceren en diezelfde dag nog een interview over de sociale onveiligheid bij Archeologie te geven in NRC.
Bange medewerkers
‘We krijgen signalen dat medewerkers zich onveilig voelen door deze gang van zaken’, zei Victor van der Horst van studentenpartij PBMS. ‘Nog voordat de zaak bij de rechter is geweest, staat het op de voorpagina van de krant. Waarom gaf u een interview over de zaak voordat er een gerechtelijke uitspraak ligt? Dat is heftig. Je zou het kunnen interpreteren als iemand onder de bus gooien.’
‘In NRC heb ik toegelicht wat er in het rapport staat en wat de afwegingen van het college zijn geweest in deze zaak’, reageerde Ottow. ‘Daar wil ik het voor nu even bij laten.’
Volgens Van der Horst is publicatie van het onderzoek ook problematisch. ‘Medewerkers zijn bang dat er zomaar een rapport over hen opgesteld kan worden en dat het bestuur hen vervolgens al publiekelijk veroordeelt.’
Misverstanden
Over het rapport zijn de nodige misverstanden, vertelde Ottow. ‘Heel belangrijk is dat we op nadrukkelijk verzoek van de commissie en de melders hebben gepubliceerd. Mede vanwege de ernst van de zaak en de lessen die we kunnen leren uit wat er is gebeurd. We hebben alle betrokkenen de gelegenheid gegeven om zich tegen publicatie te verzetten, en dat is niet gebeurd.’
Hofman en Hoogland bestrijden deze lezing overigens. In een verklaring via hun advocaat lieten zij eerder aan Mare weten dat de openbaarmaking van het onderzoeksrapport ‘prematuur en niet gerechtvaardigd’ was. ‘Omdat onze namen via de media reeds bekend zijn, beschouwen wij de handelwijze van het college van bestuur als schending van onze privacy en als onrechtmatig.’
Ottow beloofde overigens wel naar de mogelijke komst van een communicatiereglement kijken. ‘Want dat is er op dit moment niet. We beoordelen nu per zaak. Maar de suggestie dat “het allemaal niet deugt” is onterecht.’
Volgen het college waren er juist ontzettend veel positieve reacties op de publicatie van het rapport gekomen. ‘Mensen zijn blij met deze transparantie over een onderwerp als ongewenst gedrag. Publicatie geeft juist aanleiding om gesprekken over sociale onveiligheid aan te gaan. Het college zal ook alleen publicatie overwegen als er sprake is van een ernstige zaak.’
Ottow begreep dat medewerkers van de publicatie kunnen schrikken ‘maar het is echt niet zo dat zij bang voor hun reputatie hoeven te zijn. Tenzij er iets heel ernstigs aan de hand is.’
Personeelsraadslid Joost Augusteijn (LAG) had de nodige kritiek op de besluiten van het college naar aanleiding van het onderzoeksrapport. Het college koos namelijk voor ontslag van Hofman terwijl de onderzoekscommissie ‘heling voor alle betrokkenen, inclusief de twee medewerkers in kwestie’ aanbeveelt. ‘Door verder te gaan dan de commissie is wel degelijk bij bepaalde medewerkers een gevoel van onveiligheid ontstaan’, aldus Augusteijn.
Overreactie
Volgens hem zijn er in het verleden zaken blijven liggen. ‘Bijvoorbeeld rond machtsmisbruik. Naar de buitenwereld toe lijkt het dat er in deze zaak een overreactie van het college is geweest.’ Bij het college kan het gevoel zijn ontstaan dat ‘deze zaak te lang is blijven liggen’ met als gevolg dat er nu een stevig punt moest worden gemaakt. Dat beeld ‘roept spanningen op’.
‘Dit college heeft niet iets te lang laten liggen’, reageerde Ottow. ‘Als we signalen krijgen van ernstige zaken dan handelen we. Dat hebben we de afgelopen drie jaar ook laten zien. Helaas zijn we in die periode geconfronteerd met twee zeer ernstige zaken, dan is ingrijpen noodzakelijk.’
In 2022 werd namelijk hoogleraar sterrenkunde Tim de Zeeuw op non-actief gesteld vanwege ‘ernstig ongewenst gedrag’. Het onderzoeksrapport in die kwestie is niet gepubliceerd.
Augusteijn: ‘Mensen die nu niet durven klagen, moeten de ruimte voelen om dat wel te kunnen doen. Maar medewerkers moeten ook niet de angst voelen dat ze beschuldigd kunnen worden van allerlei zaken waar ze zich niet tegen kunnen verdedigen. Er moet een balans worden gevonden tussen die twee.’
De universiteitsraad ging maandag niet in op het conflict tussen oud-rector Carel Stolker en de huidige collegevoorzitter Annetje Ottow.
Stolker schreef vorige maand een brief aan de raad waarin hij zijn ongenoegen kenbaar maakte over het interview van Ottow met NRC, naar aanleiding van de misstanden bij archeologie. Daarin suggereerde Ottow dat vorige colleges van bestuur meldingen van sociale veiligheid ‘onder het tapijt hebben gemoffeld’, aldus Stolker.
In antwoord op de vraag van NRC of zij haar voorganger daarop heeft aangesproken, zegt Ottow: ‘Ik heb wel eens tegen hem gezegd: ik vind het heel jammer dat er nu zoveel zaken naar boven komen en dat we dus nu met z’n allen dit probleem moeten oplossen.’ Hoe Stolker daarop zou hebben gereageerd, wilde ze niet zeggen: ‘Dat blijft tussen ons. Het gaat erom wat dit college nu doet.’
‘Ik heb met mijn opvolger nooit over sociale veiligheid gesproken’, schreef Stolker aan de raad. ‘Ook niet op de bijeenkomst waarop ik het rapport ontving.’ Ook bestrijdt hij het beeld dat eerdere colleges van bestuur ‘in dit soort zaken wegkeken met als gevolg dat het huidige college nu de rommel moet opruimen’. Dat is volgens hem ‘aantoonbaar onwaar en raakt ook aan de integriteit en inzet van andere oud-bestuurders’.
Wie van de twee bestuurders de waarheid spreekt, blijft voorlopig nog onduidelijk. Opvallend genoeg werd er tijdens de vergadering van de universiteitsraad met geen woord over de brief van Stolker gerept.
‘Ik snap dat die balans nodig is, het is precies het spanningsveld waar we in zitten’, zei Ottow. ‘In sommige zaken is het beter om het op te lossen met een goed gesprek.’ In de zaak Hofman waren er echter ‘zoveel ernstige klachten’ dat het college niet anders kon dan deze maatregelen nemen. ‘Het is verschrikkelijk dat het nodig is, maar je moet dan als bestuur je verantwoordelijkheid nemen.’
Ongemakkelijk
Van der Horst maakte zich zorgen over de werkwijze van de onderzoekscommissie bestaande uit leden van de klachtencommissie ongewenst gedrag en de klachtencommissie wetenschappelijke integriteit, en dan met name de regels waaraan de ad hoc-commissie moet voldoen. ‘Zo zijn er klachten van meer dan dertig jaar geleden in het onderzoek meegenomen’, zei Van der Horst, terwijl in de universitaire klachtenregeling ongewenst gedrag staat dat een klacht binnen een jaar na een incident moet worden ingediend. ‘Is dat eerlijk?’
Volgens Van der Horst is er omdat er een ad hoc-commissie is ingesteld ook geen mogelijkheid om in beroep te gaan bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit. ‘Het niet volledig overnemen van al bestaande regels, is gek. In de rechtsspraak werkt dat ook niet zo, waarom op de universiteit wel? Dit is een ontzettend ongemakkelijke situatie.’
‘Ik ga het niet hebben over hoe de procedure in deze zaak is verlopen’, zei Ottow. ‘Ik kan alleen zeggen dat de onderzoekscommissie in het rapport verantwoording heeft afgelegd over hoe de zaak is aangepakt. De twee vaste commissies werken volgens vastgelegde regels. Er is geen carte blanche. Maar wellicht zijn er nog aanvullende regelingen nodig.’
Augusteijn was nog niet overtuigd. ‘Ik was iets van van twee jaar geleden voorzitter van een commissie die onderzoek deed naar een kwestie rond grensoverschrijdend gedrag. Toen waren er nog geen regels. We moesten die ter plekke bedenken, dat is natuurlijk heel raar. Het lijkt me logisch dat een commissie precies weet welke stappen ze moet zetten. Wanneer pas je hoor- en wederhoor toe? Hoe zorg je dat je een onbevooroordeelde uitkomst krijgt. Misschien zijn die regels er inmiddels wel, dat zou mooi zijn.’
Met medewerking van Else van der Steeg