Om ruimte te geven aan dit debat organiseert de faculteit Rechten diverse bijeenkomsten over academische boycots. Maandag zijn de meningen van de medewerkers en studenten die zich hebben verzameld in het Kamerlingh Onnesgebouw verdeeld. ‘Alleen met een boycot kunnen we stoppen met bijdragen aan genocide’, vindt een van de aanwezigen. ‘Is het niet aan de politiek om zulke keuzes te maken?’ vraagt een ander. ‘We hebben basale mensenrechten, je hebt geen politiek nodig om te zien of die geschonden worden of niet’, reageert iemand.
‘Ik voel me oncomfortabel met dit soort morele superioriteit’, klinkt er verder. ‘Zelf heb ik wel een moreel standpunt, maar ik denk niet dat een universiteit als instituut dat moet innemen. Ik geloof niet dat de universiteit op aarde is om mensenrechtenschendingen te keren.’
‘Kwade reuk’
Gezien de gevoeligheid van het onderwerp leest hoogleraar Koreastudies Remco Breuker, een van de sprekers, zijn tekst liever voor. ‘Ik wil enkel aangesproken worden op dingen die ik daadwerkelijk heb gezegd.’ Achter hem verschijnen enkele Engelstalige slides. ‘Ik kom uit een vakgebied waar een academische boycot in een kwade reuk staat’, begint hij, terwijl er volgens hem zonder meer genoeg reden is om een academische boycot van Noord-Korea in gang te zetten. Hij noemt als voorbeeld de hongersnood die in de jaren negentig miljoenen slachtoffers heeft gemaakt en grotendeels veroorzaakt was door het eigen regime, de politieke strafkampen die honderdduizenden, wellicht zelfs miljoenen slachtoffers hebben gemaakt, het feit dat marteling een standaardonderdeel van politieonderzoek is of dat vrouwen die zwanger raken van Chinese mannen verplicht op gruwelijke wijze abortus moeten plegen. ‘Dit alles is ons bekend, maar een academische boycot gaat ons te ver.’
De hoogleraar trekt een vergelijking tussen de oorlog in Oekraïne en in Gaza. Zo is de academische boycot van Rusland volgens Breuker opgelegd door de politiek, maar de vraag om een boycot van Israël komt vanuit een deel van de staf, studenten en activistische kringen die door middel van protesten en bezettingen druk uitoefenen op bestuurders. ‘Het was niet de meerderheid die vroeg om deze boycot, dus hier kunnen en moeten ook vraagtekens bij gezet worden. Is dat het juiste pad?’
‘Waarom stoppen bij Israël?’ vraagt de tweede spreker en hoogleraar Arabische studies Maurits Berger zich af. ‘Waarom dan niet ook China, de Verenigde Staten of Noord-Korea?’ Het gaat om wat de universiteit doet, niet om wat het land doet, vindt hij. ‘Academici zijn mensen, geen instituten. Wat doen ze en waar werken ze aan? We moeten ons zorgen maken over wat er binnen onze professie gebeurt en specifieker boycotten als daar iets misgaat.’
Individuele boycots
Dat is te moeilijk, reageert een van de toehoorders. ‘Je kunt het niet per zaak beoordelen, want dat vereist veel onderzoek.’ ‘De Israëlische academische wereld als geheel is medeplichtig’, vindt een ander.
Toch voelen sommige aanwezigen wel wat voor individuele boycots: ‘Ik vind het wel een goed idee om individueel te denken. Ik denk alleen dat we het dan geen boycot moeten noemen. Een boycot kan alleen op institutioneel niveau.’
‘Let wel’, zegt Berger. ‘Israël is een uitzonderlijk geval, want het is onderdeel van onze academische wereld. We hadden geen connecties met Russische universiteiten, maar de Israëlische academische gemeenschap maakt echt deel uit van ons. Als we Israël boycotten, en ik denk dat daar alle reden toe is, hoe moeten we dat dan doen?’
Volgens hem moet de universiteit een rode draad aangeven door middel van adviezen van ethische commissies, waaraan academici uiteindelijk zelf de invulling geven. ‘Als een Israëlische wetenschapper wil promoveren op Palestina, wil ik wel de vrijheid hebben om met diegene heen en weer te mailen.’
Breuker: ‘Activisme uitoefenen als wetenschapper is maatschappelijk relevant proberen te zijn, maar alleen activisme en geen wetenschap heeft geen plek aan deze of welke andere universiteit dan ook. Wetenschap komt eerst en activisme volgt, niet andersom. Het is nu te veel politiek en te weinig onderzoek.’
Het frustreert de hoogleraar hoe onwetend de universiteit is over de gemiddelde Noord-Koreaan. ‘Ik zie veel meer dan de gemiddelde wetenschapper van wat zich op het Koreaanse schiereiland heeft afgespeeld en nog afspeelt. Het kan me ’s nachts wakker houden. Tegelijkertijd ben ik wetenschapper en moet ik boven de materie staan.’
Berger: ‘Wat is onze rol als universiteit? Om de wereld te begrijpen, niet om oordelen te vellen en te vertellen hoe we de wereld een betere plek zouden moeten maken: teaching, not preaching.’