Het is 28 november 2012 als de commissies Levelt (Universiteit Tilburg), Noort (Universiteit Groningen) en Drenth (Universiteit van Amsterdam) hun gezamenlijke onderzoeksrapport publiceren: Falende wetenschap: De frauduleuze onderzoekspraktijken van sociaal-psycholoog Diederik Stapel.
Stapel blijkt aan alle drie de universiteiten in ten minste 55 publicaties fraude te hebben gepleegd. Al in 2011 wordt hij op non-actief gesteld door de Universiteit Tilburg, kort daarna levert hij zijn doctorsbul in bij de rector van de Universiteit van Amsterdam.
Hoewel de wetenschap enorme schade oploopt, is direct voor iedereen duidelijk welke literatuur precies is vervuild: alle frauduleuze artikelen worden met naam en toenaam genoemd, inclusief de namen van co-auteurs.
Zwartgelakt
Aan deze universiteit gebeurt dat niet. In het onderzoeksrapport van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI) naar fraude in het werk van voormalig Leidse psycholoog Lorenza Colzato, heeft het college van bestuur de vijftien frauduleuze publicaties en namen van de co-auteurs zwartgelakt ‘ter bescherming van de co-auteurs’.
Hoe kijken de onderzoekers van Stapels wangedrag daarnaar?
‘Ik vind dat anonimiseren niets’, zegt Pieter Drenth, voorzitter van de Commissie-Drenth en emeritus hoogleraar psychologie aan de VU. ‘Bij schendingen van wetenschappelijke integriteit is openheid en beschikbaarheid van informatie een zeer belangrijke voorwaarde voor zuivering van de wetenschap.’ Volgens hem is ‘iedereen die met Colzato heeft gepubliceerd’ nu verdacht. ‘Alleen met openheid kun je dat oplossen.’
Chris Klaassen, lid van de Commissie-Drenth en emeritus hoogleraar statistiek aan de UvA, is het met hem eens. ‘De publicaties waarin de integriteit is geschonden, moeten worden genoemd.’
Jules Pieters, lid van de Commissie-Noort en emeritus hoogleraar toegepaste psychologie aan de Universiteit Twente, spreekt in de affaire Colzato van ‘grootschalige fraude’. Ook hij vindt dat er onvoldoende reden is om te anonimiseren. ‘In het onderzoek naar Stapel achtten we het openbaar maken van de titels als vanzelfsprekend, omdat alle met naam genoemde auteurs verantwoordelijk zijn voor de inhoud van een artikel’, zegt hij. ‘Dat zou in het geval van Colzato dus ook voor de hand hebben gelegen.’
'Geheimhouding is fout'
Ook Jacques Hagenaars, lid van de Commissie-Levelt en emeritus hoogleraar statistiek aan de Universiteit Tilburg, noemt de geheimhouding van de artikelen ‘verkeerd’. Hoewel anonimisering volgens de richtlijnen toelaatbaar is, gaat dat ‘fundamenteel in tegen het openbaarheidsprincipe’, zegt hij. ‘Openbaarheid is een essentieel kenmerk van wetenschap. Niet-openbare kennis behoort niet tot het wetenschappelijk domein.’
Hij vindt het bovendien problematisch om de zuivering van de wetenschap over te laten aan de tijdschriften waarin de frauduleuze artikelen zijn gepubliceerd. ‘In de kwestie Stapel reageerden ze niet, of zeer traag’, aldus Hagenaars. Niet alleen uiten de commissieleden kritiek op de anonimisering van de publicaties, ze vinden ook dat veel meer van Colzato’s werk op fraude moet worden onderzocht dan alleen het werk van na 2015.
‘Wij hebben het grondiger aangepakt dan Leiden’, zegt Drenth. ‘Drie commissies hebben alle 137 publicaties van Stapel geanalyseerd.’ Dat moet ook bij Colzato gebeuren, vindt hij. ‘Alles moet worden onderzocht, anders schiet je tekort. Je kunt niet zomaar aannemen dat de rest van de publicaties wel oké is. De reactie is dan dat dat ontzettend veel tijd kost, maar het niet volledig onderzoeken heeft ernstige consequenties: wetenschappers gaan de mist in als ze zich baseren op onderzoek dat niet in orde is, foute theorieën blijven mogelijk bestaan, artikelen met fraude worden opgenomen in meta-studies.’
Ed Noort, voorzitter van de Commissie-Noort en emeritus hoogleraar Israëlitische letterkunde: ‘Een deelonderzoek laat de mogelijkheid open dat er besmette publicaties in het wetenschappelijk discours blijven circuleren. In het belang van de wetenschap hebben wij er dus voor gekozen Stapels gehele oeuvre te onderzoeken.’
Bang voor reputatie
Ook Hagenaars vindt dat ‘je als instelling verplicht bent alles na te gaan’, zoals ook is gebeurd bij Stapel. ‘Dat kost enorm veel tijd, maar gezien het enorme belang moet een universiteit zich hiervoor ten zeerste inspannen.’ Hagenaars merkt dat sommige universiteiten daar anders over denken. ‘Andere universitaire instellingen hebben vergelijkbare fraudes onder de pet gehouden. Deels uit zorg voor onschuldige medeauteurs, maar, ben ik bang, vooral uit vrees voor reputatieverlies.’
Wel erkennen de experts dat het bij Stapel een stuk eenvoudiger was om al zijn werk te controleren: de fraude werd met een statistische techniek onderzocht waarvoor de aan de artikelen ten grondslag liggende empirische gegevens niet nodig waren.
Klaassen ontwikkelde die methode. ‘De resultaten waren te mooi om waar te zijn. Dat is te verklaren omdat Stapel de onderliggende “empirische gegevens” verzon. Mensen zijn erg slecht in het verzinnen van zulke gegevens.’
Bij Colzato is de situatie anders, legt Klaassen uit. ‘Er zijn niet zozeer data verzonnen, maar er zijn wel onwelgevallige empirische gegevens weggelaten zonder dat te vermelden. Dat betekent dat elk artikel vergeleken moet worden met alle onderliggende, uit experimenten voortgekomen data, want aan de publicaties zelf is hoogstwaarschijnlijk niet te zien dat er is gefraudeerd. Het is de vraag of die onderliggende gegevens nog te achterhalen zijn - zeker bij oudere artikelen waarbij de archivering gebrekkig is.’
Stapel kreeg een taakstraf van 120 uur voor het plegen van wetenschapsfraude, nadat de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Tilburg aangifte tegen hem deden. Dat was ‘vanwege valsheid in geschrifte en oplichting’, vertelt Ed Noort. ‘En om een einde te maken aan de cultuur dat instellingen vanwege reputatieschade dergelijke praktijken binnenshuis houden.’
Valsheid in geschrifte
De Universiteit Leiden heeft geen aangifte van valsheid in geschrifte gedaan tegen Colzato, laat universiteitswoordvoerder Caroline van Overbeeke weten.
Volgens Noort zou de Universiteit Leiden dat wel moeten doen. ‘Als het delict vaststaat, zou mijn inziens aangifte moeten worden gedaan.’
Klaassen is ook voorstander van een gang naar de rechter. ‘Deze fraudeurs hebben een grote, zeer negatieve invloed op de levens van hun promovendi en medewerkers. Ik begrijp niet waarom er niet gerechtelijk wordt opgetreden.’ Pieters is het daarmee eens. ‘Misschien komt het er nog van.’
Drenth is er minder stellig over. ‘Tussen correcte wetenschap en het volledig uit de duim zuigen van onderzoek zit een enorm grijs gebied van sloppy science’, zegt hij. ‘Al deze slechte en onzuivere wetenschap valt nog niet onder het juridische begrip valsheid in geschrifte. Ik ben er dan ook een beetje huiverig voor om alle frauduleuze artikelen onder die vlag te plaatsen. Dat moeten we maar aan juristen overlaten.’
Intussen heeft Colzato haar werk als onderzoeker ongestraft voortgezet. Sinds oktober 2019 werkt ze aan de TU Dresden bij de faculteit Geneeskunde.
‘Dat zou eigenlijk niet mogen gebeuren’, zegt Pieters. Noort noemt de aanstelling ‘onverstandig’ en ook Drenth is er ‘niet enthousiast over’. Hij zou ‘erg huiverig’ zijn om haar in dienst te nemen: ‘Je kunt een persoon die zoiets achter de rug heeft niet met droge ogen college laten geven en methodologisch onderzoek laten doen. Zo iemand moet in een andere omgeving werkzaam zijn.’
Besmet
Len de Klerk, lid van de Commissie-Drenth en emeritus hoogleraar planologie aan de UvA, stelt dat lang niet alle bedrijven en instellingen moeilijk doen over een besmet verleden. ‘Mijn werkervaring - grotendeels buiten universitair verband - zegt me dat er werkgevers zijn die van opvatting zijn: geen strafrechtelijke veroordeling? Dan ook geen titel tot belemmering, gesteld dat de sollicitant optimaal past in de functieomschrijving.’
Of de TU haar aanstelling alsnog moet schrappen, hangt ervan af welke informatie Colzato aan het universiteitsbestuur heeft gegeven, vindt Drenth. ‘Het kan zijn dat ze alles heeft verteld aan het college in Dresden en toch is aangenomen. Er is dan geen grond om haar te ontslaan.’
Dat is echter een zeer onwaarschijnlijk scenario, denkt hij. ‘Als ze niet eerlijk is geweest, zou ik als rector overwegen haar te ontslaan.’
Emeritus hoogleraar psycholinguïstiek Willem Levelt, die leiding gaf aan het gehele onderzoek naar Diederik Stapel, reageerde per mail op vragen en wilde alleen meewerken aan de publicatie als Mare zijn tekst integraal zou overnemen. Hij schreef:
‘Over de casus Colzato heb ik geen oordeel. Ik heb me er niet in verdiept en dat ga ik ook niet doen. Maar ik heb wel een mening over hoe in het algemeen om te gaan met het oeuvre van een auteur, nadat serieuze publicatiefraude is geconstateerd. Het is dan zaak om het gehele oeuvre van die auteur aan een integriteitsonderzoek te onderwerpen. Wanneer dat achterwege blijft, ontstaan er twee onwenselijke situaties. De eerste is dat ook alle correcte publicaties van die auteur verdacht zullen blijven en zo hun waarde voor de wetenschap kunnen verliezen. De tweede is dat (andere) frauduleuze publicaties van de auteur niet als zodanig worden herkend en teruggetrokken en zo een verstorende rol kunnen blijven spelen in het onderzoek en in toepassingen. Met name kan kostbare tijd en aandacht verloren gaan aan kansloos replicatie- en vervolgonderzoek, of kunnen toepassingen ineffectief of zelfs schadelijk worden.
Wie is verantwoordelijk voor de uitvoering van dat integriteitsonderzoek? Dat zijn volgens mij de wetenschappelijke instellingen waar de auteur in dienst was bij het verrichten van die publicaties. De uitkomst van zulk integriteitsonderzoek dient openbaar te zijn en te leiden tot terugtrekking van gewraakte publicaties. Het is begrijpelijk dat de betreffende wetenschappelijke instellingen hier moeite mee hebben. Zulk specialistisch integriteitsonderzoek is kostbaar en tijdrovend. Toch is bij accreditatie niet alleen de kwaliteit van publicaties aan de orde, maar evenzeer hoe de instelling is omgegaan met de integriteit van onderzoek en publicaties. Dit is tevens normstellend voor eigen stafleden en studenten.’