Meer dan duizend scholieren melden zich elk jaar aan voor de bachelor criminologie. De opleiding heeft maar plek voor 150 nieuwe studenten en heeft altijd een numerus fixus gehad. Die staat op 170, want er wordt rekening gehouden met uitvallers op het laatste moment.

‘Het was zo dat de hele groep aanmelders werd geselecteerd’, legde beleidsmedewerker onderwijs Laura Buissink maandag tijdens de faculteitsraadsvergadering Rechten uit. Zij moesten een toets maken en er werd gekeken naar middelbare schoolcijfers.
Voor collegejaar 2025-2026 mogen universiteiten van het ministerie van Onderwijs weer loten. ‘De opleiding gaat dat ook doen’, vertelde Buissink. ‘Het bleek dat de decentrale selectie maar een heel beperkte inschatting geeft van hoe studenten gaan scoren tijdens de studie: het zegt weinig over het latere studiesucces.’

Het criminologiebestuur schrijft zelfs dat is ‘gebleken dat er nauwelijks of geen correlatie is tussen de resultaten behaald tijdens de selectie en het latere studiesucces – behalve bij de studenten die daadwerkelijk hoge cijfers hebben behaald tijdens hun vooropleiding’.
Daarnaast is het ook nadelig voor bepaalde groepen. ‘Er zijn verschillen tussen scholen en de cijfers die worden gegeven. Sommige mensen worden ook afgeschrikt door selectie.’

Beetje gek

De opleiding vindt dan ook dat loten een eerlijkere toelatingsmethode is om scholieren met meer gemiddelde cijfers onderling een gelijke kans te geven. ‘Naar verwachting komt dit de diversiteit van de studentenpopulatie ten goede’, schrijft het opleidingsbestuur.

Scholieren die voor de vwo-vakken Nederlands, Engels en wiskunde gemiddeld een 7,60 of hoger staan, worden direct geplaatst, als ze tenminste de zogeheten matchingstoets van de opleiding hebben gemaakt. De behaalde toetsscore speelt geen rol in het toelatingsproces. Meedoen is genoeg.

Scholieren die lagere cijfers hebben gehaald, komen in de lotingspot. ‘Het voelt een beetje gek om iedereen die onder de 7,6 scoort op één hoop te gooien’, vond raadslid en criminologiestudent Marieke Zomerdijk.

Volgens Buissink stelt de opleiding dat het weinig zin heeft om nog verder onderscheid te maken. ‘De praktijk wijst uit dat de behaalde cijfers van aankomende studenten die rond het gemiddelde van de hele groep zitten, niet veel zeggen over hoe ze het op de opleiding gaan doen.’