Dat schrijft Stolker in een brief aan de universiteitsraad, die in handen is van Mare.
De oud-rector reageert hiermee op een interview met Annetje Ottow vorige maand in NRC, naar aanleiding van het rapport over Leids archeoloog Corinne Hofman en haar partner Menno Hoogland.
In het interview suggereert Ottow dat vorige colleges van bestuur meldingen van sociale veiligheid ‘onder het tapijt hebben gemoffeld’, schrijft Stolker.
In antwoord op de vraag van NRC of zij haar voorganger daarop heeft aangesproken, zegt Ottow: ‘Ik heb wel eens tegen hem gezegd: ik vind het heel jammer dat er nu zoveel zaken naar boven komen en dat we dus nu met z’n allen dit probleem moeten oplossen.’ Hoe Stolker daarop zou hebben gereageerd, wilde ze niet zeggen: ‘Dat blijft tussen ons. Het gaat erom wat dit college nu doet.’
Nooit gesproken
Stolker herhaalt in zijn brief wat hij destijds ook al kort tweette: volgens hem heeft zo’n gesprek nooit plaatsgevonden en is er dus ook niets wat tussen de bestuurders zou moeten blijven. ‘Ik heb met mijn opvolger nooit over sociale veiligheid gesproken’, schrijft hij. ‘Ook niet op de bijeenkomst waarop ik het rapport ontving.’
Ook is hij het oneens met het beeld dat eerdere colleges van bestuur ‘in dit soort zaken wegkeken met als gevolg dat het huidige college nu de rommel moet opruimen’. Stolker noemt dat ‘aantoonbaar onwaar en raakt ook aan de integriteit en inzet van andere oud-bestuurders’.
‘Klopt niet’
Bovendien heeft Stolker kritiek op het onderzoek. ‘Het beeld in het rapport dat er vaak “meldingen” binnenkwamen waarmee vervolgens niets werd gedaan, klopt niet. Als ik in de gelegenheid was geweest om feitelijk te reageren op een concept van het rapport, dan had ik daarvan gebruik gemaakt.’
In het onderzoeksrapport over Hofman staat echter dat de huidige decaan van de faculteit Archeologie, Jan Kolen, op 3 april 2019 melding bij Stolker zou hebben gedaan over de kwestie. Stolker kon zich volgens het rapport ‘niet herinneren dat de meldingen toen zijn besproken’ en zei dat ‘hij tijdens zijn rectoraat en voorzitterschap vaak meldingen kreeg van mensen die allerlei zaken onder zijn aandacht wilden brengen’. Van het gesprek is geen verslag gemaakt.
Annetje Ottow was niet bereikbaar voor commentaar. Het is nog onduidelijk wat de universiteitsraad met de brief gaat doen.
> Zie ook:
Van: Carel Stolker
Aan: de Universiteitsraad van de Universiteit Leiden
t.a.v. mevrouw Pauline Vincenten MA, voorzitter
Leiden, 22 mei 2024
Geachte Raad,
Op maandag 13 mei 2024 publiceerde NRC een interview met mijn opvolger, collegevoorzitter prof. Annetje Ottow. Het ging over het rapport van de interne commissie-Erkens inzake Archeologie. Dat interview, dat ook in andere kranten verscheen, suggereert dat vorige colleges van bestuur meldingen van en signalen over sociale veiligheid ‘onder het tapijt’ hebben ‘gemoffeld’.
Als NRC aan haar vraagt of zij haar opvolger daarop ‘heeft aangesproken’, zegt zij: ‘Ik heb wel eens tegen hem gezegd: ik vind het heel jammer dat er nu zoveel zaken naar boven komen en dat we dus nu met z’n allen dit probleem moeten oplossen.’ En als NRC haar dan vraagt naar de reactie van haar opvolger, is het antwoord: ‘Dat blijft tussen ons. Het gaat erom wat dit college nu doet.’
Met dit interview heeft het toch al lastige onderzoek van de commissie en de behandeling ervan door het college van bestuur ook een bestuurlijke integriteitsdimensie gekregen. Omdat ik van binnen en buiten de universiteit veel wordt aangesproken op dit interview, ook door uw Raad, heb ik middels deze brief gekozen voor een korte informatieve reactie aan de Raad. Ik wil daarmee ook voorkomen dat het gesprek verder via de media wordt gevoerd.
Kort kan ik zijn over de opmerking dat het gesprek onder ons zou moeten blijven. Ik heb met mijn opvolger nooit over sociale veiligheid gesproken. Ook niet op de bijeenkomst waarop ik het rapport ontving.
Belangrijker vind ik het opgeroepen beeld dat eerdere colleges van bestuur in dit soort zaken wegkeken met als gevolg dat het huidige college nu de rommel moet opruimen. Dat is aantoonbaar onwaar en raakt ook aan de integriteit en inzet van andere oud-bestuurders, mijn medebestuurders door de jaren heen, ook in de faculteiten, HR-medewerkers, en vertrouwenspersonen van de universiteit over de afgelopen jaren.
Voor de periode dat ik deel uitmaakte van het college van bestuur durf ik wel te zeggen dat velen in onze universiteit zich hebben ingezet voor een veiliger universiteit. Dat betrof niet alleen sociale veiligheid, maar ook wetenschappelijke integriteit. Ik noem bijvoorbeeld de herinrichting van het universitaire ‘bouwwerk’ van vertrouwenspersonen, de verdere professionalisering van alle rollen, de samenstelling van de commissies, de website die is aangepakt om de vindbaarheid van de meldingsmogelijkheden te vergroten, en tal van andere maatregelen die het melden van fout gedrag makkelijker moesten maken. Ook de kwaliteit en de snelheid van de procedures kregen aandacht. Onze universiteit is er landelijk de boer mee opgegaan. En ja, misschien hadden we ook toen al meer kunnen doen.
Ook het beeld dat het rapport schetst alsof er vaak ‘meldingen’ binnenkwamen waarmee dan vervolgens niets werd gedaan, klopt niet. En het zinnetje in de conclusies van het rapport: ‘Het lijkt daarbij niet onwaarschijnlijk (sic!) dat er op andere momenten probleemsignalen zijn geweest’ is veel te gemakkelijk en past niet in een rapport dat waarheidsvinding als doel heeft. Als ik in de gelegenheid was geweest om feitelijk te reageren op een concept van het rapport, dan had ik daarvan gebruik gemaakt.
De onderzoekscommissie geeft onder meer het advies om in een bestuurlijke evaluatie te onderzoeken of deze casus lessen bevat voor de toekomst. Dat lijkt mij een goed advies: zijn er signalen gemist?; werkte ‘het systeem’ niet?; had het anders gemoeten?; zat het college van bestuur op te grote afstand?; hoe zijn de periodieke personeelsmonitors opgevolgd?; kwam sociale veiligheid daar voldoende aan bod?; was de faculteit werkelijk zo slecht georganiseerd? – het lijken mij allemaal belangrijke vragen waarnaar de commissie onvoldoende onderzoek heeft gedaan om conclusies te trekken. En als er tekortkomingen zijn geweest, dan neem ik daarvoor met terugwerkende kracht graag verantwoordelijkheid.
Tot slot. Over het (gehele) rapport en de gevoerde procedure valt veel te zeggen, maar dat is niet aan mij. Dat er nu meer en meer zaken naar boven komen, is met de toegenomen aandacht voor sociale veiligheid en wetenschappelijke integriteit en met het toegenomen vertrouwen bij melders en klagers alleen maar goed. Maar daar hoort óók bij goed onderzoek en – voeg ik daaraan toe – zorgvuldige procedures, inclusief hoor en wederhoor, en zorgvuldige communicatie.
Met hartelijke groet,
Carel Stolker, rector-voorzitter Universiteit Leiden 2013 - 2021