Met bibberhandjes en knikkende knieën lopen de studenten de grote hal van het Universitair Sportcentrum binnen. Slechts terloops merken ze de tentamensurveillanten op, grotendeels AOW-gerechtigden, die hen welkom heten. Hun hoofd zit al bij het tentamen dat ze zo moeten afleggen.
‘Als iemand goeiemorgen zegt, roepen we wel hoera’, zegt Anneke Poels (71) over de zwijgende studenten. ‘Maar het is ook logisch. Ze zijn helemaal gefocust op het tentamen. En af en toe heb je ook leuk contact met ze.’
‘Ik heb altijd in een verpleeghuis gewerkt, dat waren alleen ouderen’, legt Olga den Outer (‘liever geen leeftijd’) uit. ‘Ik vind het leuk om nu jonge studenten te zien. Ze willen studeren of gewoon hun dromen volgen.’ Al twaalf jaar houdt ze toezicht, tijdens drukke tentamenperiodes zo’n twee tot drie keer per week. ‘Ze zijn gemiddeld allemaal erg vriendelijk en meegaand’, voegt ook surveillant en coördinator Henk van Tent (71) toe.
De drie van de in totaal 162 surveillanten zijn een opvallende verschijning tussen alle jonge studenten. Hoe zijn ze hier terechtgekomen? En wat vinden ze zo leuk aan surveilleren, dat ze hebben besloten om na hun werkende leven alsnog voor deze bijbaan te kiezen?
Voor een centje
‘Ik miste de universiteit’, antwoordt Poels. Voor haar pensioen werkte ze bij het Gorlaeus en hielp ze bij congressen en projecten. ‘Als je werkt, kijk je uit naar de tijd dat je met pensioen gaat. Maar dat is helemaal niet zo leuk. Het is veel leuker om bezig te zijn en mensen te ontmoeten.’
Zo'n sociaal beroep is voor Den Outer niet ongebruikelijk, hiervoor deed ze ook al jaren vrijwilligerswerk. ‘Ik hielp bijvoorbeeld bij een jeugdsocieteit in een buurt die niet zo bijzonder was. Om ze van straat te houden kwam ik de kinderen vermaken. Met een collega ben ik jarenlang in een busje naar Roemenië gegaan om kleding en muziekinstrumenten te brengen. Toen ik met pensioen ging, dacht ik: nu heb ik genoeg vrijwilligerswerk gedaan en wil ik daar wel een centje voor hebben.’
‘Het organiseren van de tentamens is niet zo ingewikkeld’, zegt Poels. Van Tent: ‘Surveilleren, een computer neerzetten, papieren ophalen, papieren neerleggen. Dat zijn dingen die je wel kan.’ Daarnaast begeleiden ze ook studenten die vanwege computerproblemen naar de helpdesk moeten, of naar de wc gaan. Van Tent: ‘Maar we mogen niet mee in het toilet.’ Fouilleren of vragen beantwoorden over de tentamens is eveneens uit den boze. ‘Ook als we het antwoord wel weten.’

Poels: ‘Het is waardevol werk. En ook met de surveillanten onderling is het gezellig. De meesten zijn veel te vroeg aanwezig, dus we gaan dan allemaal samen koffiedrinken.’ Ook deze ochtend zit een aantal senioren rustig koffie te leuten in het door Gen Z’ers overspoelde USC-café, terwijl een groep collega’s in de grote sporthal uitkijkt op een verstrekkende zee van tentamenbladen, laptops en zwoegende studenten.
Wanneer ben je geschikt om te surveilleren? ‘Je bent actief met lopen, kijkt of het allemaal goed gaat en voorkomt dat ze spieken’, somt Den Outer op. ‘Ik zeg vaak “fijne dag” of “het was wel moeilijk voor je”. Dat vind ik leuk, om even in contact te komen met een student.’ Vriendelijk zijn is belangrijk, vindt ook Van Tent. ‘De klant, in dit geval de student, staat voorop.’
Saai
Je moet ook goed tegen saaiheid kunnen, vertelt Poels. ‘Een drie uur durend tentamen is best lang om uit te zitten. Je moet de geest even op nul kunnen zetten.’ Zelf loopt ze rond in de tentamenzaal om de sufheid tegen te gaan. Langs de bakstenen muren van de tribunes staan grote koffie-en theekannen om het energieniveau op peil te houden.
Af en toe wisselen de tentamentoezichthouders onderling fluisterend woorden uit. ‘Dat moet wel heel zachtjes en twee tellen, anders mag het niet. Je mag ook niet op je telefoon gaan zitten, want je moet natuurlijk opletten. Verder doe je niks, dus je gaat maar zitten nadenken. Of je gaat de tentamens lezen, of de surveillanteninstructies, of even wat opruimen. Een presentielijst kun je invullen, maar sommige faculteiten doen dat niet meer. Het is dan alleen nog het plaatje van de LU-card vergelijken met een student die tentamen zit te doen. De rest van de tijd moet je echt door zien te komen.’
Vervelende studenten zien de drie surveillanten weinig, net als spiekers. ‘Jaren geleden heb ik weleens gezien dat iemand zijn mobiel in zijn laars stopte toen het tentamen nog niet begonnen was’, herinnert Den Outer zich. ‘Ik vroeg: “Wat ben je aan het doen?” Uiteindelijk haalde ze toch de telefoon weg, ik heb er niks over gezegd.’ Van Tent: ‘Als iemand echt wil spieken denk ik zeker dat dat kan. Alleen daar kom je je hele studie niet mee door. Uiteindelijk val je toch buiten de boot.’
Soms ontstaat er opeens opschudding in de tentamenzaal, dan valt bijvoorbeeld de wifi uit. Van Tent: ‘Wat meer voorkomt dan spiekers zijn studenten die gaan huilen of overgeven door de spanning. Dat proberen we dan een beetje goed te breien. Meestal brengen we ze naar een tafeltje in het USC-café of lopen we even met ze naar buiten voor wat frisse lucht. Toevallig was er vorige week iemand die moest overgeven. Ze hebben toen de trui gewassen, in het sportcentrum staan beneden wasmachines. Die student is uiteindelijk toch doorgegaan.’
Hippietijd
In hun eigen studententijd ging het er wel anders aan toe. Van Tent, die scheikunde in Utrecht studeerde: ‘Als wij een minuut te laat waren, werden we naar huis gestuurd. Hier mag je drie kwartier te laat komen. En wij mochten bijvoorbeeld ook niet tussendoor naar het toilet. Het was gewoon: je begint een tentamen, je blijft zitten tot het afgelopen is en je mag pas weg als je het inlevert.’ Poels, die Engels studeerde in Leiden, had amper tentamens. ‘Het was een beetje de hippietijd en wij schreven essays. Dat was heerlijk en kon ik gewoon thuis doen. Ik heb maar een paar tentamens gemaakt, die zijn jammerlijk mislukt.’
In de ogen van studenten blijven we gewoon oude mensen, meent Poels. Ze refereert aan een Mare-column uit januari waarin Mathijs de Jong schrijft dat hij zijn LU-card was vergeten en te maken kreeg met een ‘op-sterven-na-dood surveillante die allang palliatieve zorg had moeten krijgen’.

Poels: ‘Dat was niet mals.’ Ze heeft er wel begrip voor. ‘Ik voel me veel jonger dan ik eruitzie, namelijk veertig. Maar een student heeft niets met een surveillant, die ziet jou als een oud iemand die daar op een stoeltje zit om hem in de gaten te houden. Het is moeilijk voor te stellen hoe iemand is als hij zeventig is. Wij spelen geen rol in hun leven. Dat aanvaard ik volledig. De student is het belangrijkste. Als zij een goed tentamen maken, zijn wij tevreden.’
Deadline
Als het aan hen ligt, blijven de surveillanten gewoon doorwerken. Alleen is voor Poels en Van Tent het einde van hun contract bijna in zicht. ‘Jammer’, vindt Van Tent. ‘Mijn vrouw en ik hebben de afspraak dat we in ieder geval niet meer doorwerken na ons 75e. Dat is de absolute deadline.’
‘Als je gepensioneerd bent is het heel moeilijk iets te vinden’, zegt Poels. ‘Dat is dom, we zijn heel goedkoop natuurlijk, want je hebt geen afdracht meer voor pensioenen. Je belangstelling moet je juist levendig houden, dat is heel belangrijk als je ouder wordt. Maar ja, blijkbaar moet je achter de geraniums zitten met een boek.’
Vrijwilligerswerk bij de Hortus of musea lijkt haar wel wat. Toch stelt ook zij 75 jaar als maximum leeftijd: ‘Daarna zien studenten je echt als dino natuurlijk. En je krijgt allemaal mankementjes. Je moet wel overeind blijven.’