Als kind bedacht Daniël de Jonge (24, vierdejaars film- en literatuurwetenschap) al verhalen, die hij naspeelde met vriendjes. In zijn puberteit kwam daar de liefde voor film bij. ‘Het mooie aan film is dat je je verhaal zowel visueel als met audio kan vertellen. Ik kan er meer in kwijt dan in alleen tekst.’
Hij wilde toegelaten worden tot de Filmacademie in Amsterdam, maar viel net buiten de boot. ‘Toen heb ik voor de theoretische kant gekozen, film- en literatuurwetenschap in Leiden. Maar ik doe deze studie niet om theoreticus te worden.’
De twintig minuten durende film Moe is zijn debuut.
Daarvoor zocht hij, samen met regisseur Matt Mazereeuw, eigenhandig naar financiering, locaties en filmapparatuur. ‘Vooral het geld bij elkaar krijgen was een behoorlijke klus’, zegt De Jonge. ‘We hebben veel afwijzingen gekregen, maar onder meer de gemeente Leiden, gemeente Oegstgeest en het crowdfundingplatform Voordekunst hebben ons gesubsidieerd.’
Ook werden voor de opnames café De Roze Beurs in Leiden en een woonhuis in Oegstgeest ter beschikking gesteld. ‘De filmapparatuur hebben we gehuurd van een bedrijf in Amsterdam en de acteurs hebben het op vrijwillige basis gedaan.’
Hoeveel de film geeft gekost, zegt hij liever niet. Maar het heeft al wel selecties opgeleverd voor twee filmfestivals: het The Hague Global Cinema Festival en het Europe Filmfestival UK.
Waar gaat Moe over?
‘Het is een coming of age-verhaal gebaseerd op mijn eigen jeugd. Het gaat over een jongen, Robin, met moeilijke ouders. Zijn moeder is alcoholist, zijn vader is emotioneel afwezig en weet niet hoe hij met de thuissituatie moet omgaan.
‘Het verhaal begint als Robin ongeveer tien jaar is. Hij voelt veel verantwoordelijkheid om de problemen thuis op te lossen en de situatie te sussen. In zijn puberteit durft hij zich iets meer uit te spreken tegen zijn ouders over hun ruzies en gedrag. Nog later, als hij zijn volwassenheid aan het vinden is, moet hij afstand nemen van zijn thuissituatie. Maar de vraag is of hij dat op een gezonde manier doet.’
Hij neemt het alcoholmisbruik van zijn moeder over.
‘Dat zie je vaak gebeuren, dat kinderen copen wat hun ouders doen. Ik probeer dat te doorbreken door er bewust op te letten dat ik me niet vervelend ga gedragen als ik dronken ben. Ik drink ook nooit meer dan twee dagen achter elkaar.
‘Als mijn moeder gedronken had, zei ze dat ze moe was. “Moe” was thuis het codewoord voor dronken. Als ik zag dat het weer de verkeerde kant op ging, vroeg ik haar: “Mama, ben je moe?” Als ze ja zei, wist ik hoe laat het was. Om de rust te bewaren praatte ik met haar mee. Dan zei ik: “Ik ben ook moe, zullen we maar gaan slapen?”
‘Deze situatie bestond al zolang ik me kan herinneren. Ik schaamde me heel erg voor wat er thuis gebeurde. Het had effect op mijn sociale leven, ik durfde niet vaak vriendjes mee naar huis te nemen want je wist nooit hoe je het aantrof.’
Dat zit ook in de film: Robin neemt twee vrienden mee naar huis, maar hoort geruzie achter de voordeur, bedenkt een smoes en stuurt zijn vrienden weg. Waarom ging je niet mee naar het huis van een van je vrienden maar besloot je de ruzie te trotseren?
‘Ik was bang dat het zou escaleren, dus ik wilde aanwezig zijn om te kunnen ingrijpen. Zeker in mijn puberteit, toen ik fysiek sterker was en ze uit elkaar kon houden als dat nodig was. Ik voelde me verantwoordelijk. En als je eenmaal weet dat ze ruzie maken, kun je ook niet meer lekker bij andere vrienden thuis gaan zitten.
‘De hele situatie zorgde ervoor dat ik moeite had mijn plek te vinden en mensen te vertrouwen. Het was een ontzettende bevrijding toen ik het huis uit ging om te studeren.’
Dat het over je eigen jeugd gaat, maakte dat het makkelijker of moeilijker om deze film te maken?
‘Ik heb de eerste versie in twee nachten geschreven. Ik moest die vervelende jeugdervaringen van me afschrijven alsof het een therapeutische oefening was. Dat resulteerde in een script van achttien bladzijden. Toen heb ik het laten lezen aan goede vriend en studiegenoot Matt. Hij zei dat hij had gehuild bij het lezen en dat hij de film graag wilde regisseren. Hij heeft een vergelijkbare situatie met zijn ouders gehad. We hebben elkaar gevonden in onze gedeelde ervaringen.
‘Mijn vader is inmiddels overleden. Mijn moeder heb ik onlangs nog gesproken, nadat ik haar vijf jaar niet meer had gezien.
‘Ze is een wat oudere, verwarde vrouw geworden, maar verder is ze niet veel veranderd. Ze is nog steeds alcoholist, maar heeft geen professionele therapeut. Ik geloof dat ze wel onder begeleiding van de gemeente staat. Ze heeft namelijk vaak moeilijkheden gehad met de politie, omdat ze bijvoorbeeld dronken achter het stuur zat.’
Had je de film graag aan je ouders willen laten zien?
‘Ik wil graag dat mijn ouders trots op me zijn en had ze graag laten zien wat ik heb gemaakt. Maar het zou ook pijnlijk voor ze zijn geweest om te zien hoe ik mijn jeugd heb ervaren. Ergens hoop ik dat mijn moeder hem nog een keer ziet, dat ze beseft wat haar gedrag heeft gedaan. Ik heb haar dat weleens gezegd, maar het komt niet binnen. Ze geeft altijd anderen de schuld.’
Jouw verhaal staat niet op zichzelf. Volgens organisatie Het Vergeten Kind zijn er in Nederland ruim 100.000 kinderen die in een onveilige thuissituatie opgroeien. Geeft dat de film volgens jou extra zeggingskracht?
‘Ik heb deze film niet gemaakt met het idee de maatschappij te verbeteren. Maar het is inderdaad fascinerend hoe veel dit voorkomt. Het laat me ook iets minder eenzaam voelen. Dat deze film mensen kan raken die iets vergelijkbaars hebben meegemaakt, en dat ook een stukje van hun verhaal wordt verteld, dat vind ik mooi.’