Het Dordtse huis van kunstenaar Rein Dool (89) is groot. Hij woont en werkt al vijftig jaar in een monumentaal stadspaleisje van drie verdiepingen waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan: met een trappenhuis, glas-in-lood-dakramen, art-decodetails, hoge plafonds en houten betimmering. Zelfs het Delftsblauwe toilet is antiek.
In de woonkamer, met houten vloeren en uitzicht op de Oude Maas, zit Dool aan een grote tafel te aquarelleren. Het is de enige warme ruimte in het huis: ‘Vanwege de gasprijzen verwarmen we alleen deze kamer. Voor de rest is het huis ijskoud. Dus maak ik hier kleine aquarelletjes. Mijn vrouw vindt het wel gezellig, anders zit ik altijd boven.’
‘Boven’ is zijn atelier. De trap oplopen lukt niet meer, dus gaat er een lift naar de andere verdiepingen, waar duizenden kunstwerken liggen: talloze afdrukken, tekeningen en schetsen in ladenkasten, schilderijen in alle soorten en maten die in hoge stellingskasten volledige slaapkamers vullen. Canvassen leunen tegen de muur, op verschillende planken staan potten en vazen die hij ook heeft gemaakt.
Zijn oeuvre is niet alleen groot, maar beslaat zoveel verschillende stijlen dat het is alsof vijf kunstenaars het hebben gemaakt. Hij trekt lade na lade open, met geabstraheerde aquarellen, realistische landschappen van houtskool en bijna cartooneske portretten. Hij laat olieschilderingen zien van zijn ouders en hemzelf als enig kind tussen hen in. ‘Ik vind dit het leukste wat er is. Ik kan niks met rust laten, joh.’
‘Ik moet het wel allemaal opbergen. Ik kan hier dus nooit meer weg’, zegt hij. ‘Dan moet ik een extra huis huren.’
Hij laat aquarellen zien die hij onlangs heeft gemaakt: geschilderd in strakke lijnen, en een geabstraheerd gezichtje dat naar een hoekig ondefinieerbaar object kijkt. ‘Dat ben ik’, zegt hij. ‘Ik kijk naar dingen waar ik niks van begrijp. Dat heb ik nou de hele dag. Met mijn camera moest ik ook iets doen, met knopjes, maar ik snapte het niet meer. Want ik ben te oud.’
In alle kranten
Dan opent hij een lade en verschijnt een afdruk van een sigaarrokende man in zwarte lijnen: een schets van het Leidse universiteitsbestuur die hij maakte in de jaren zeventig, voor een schilderij dat onlangs wereldnieuws werd.
In een opwelling verwijderde het huidige universiteitsbestuur een portret van de bestuursleden uit de jaren zeventig, omdat het beeld van witte, rokende mannen niet meer in deze tijd zou passen. De actie leidde tot zoveel ophef dat het schilderij opeens wereldwijd in de media verscheen.
Al die aandacht is goed voor de zaken geweest, zegt Dool. Hij heeft momenteel een expositie in Dordrecht, die een goede recensie kreeg van NRC.
‘Ik krijg nu ook van kunstenaars uit het hele land te horen: joh, Rein, wisten we niet, wat een fantastisch schilderij. En de universiteit heeft het tegengestelde bereikt van wat ze wilde, want die wilde het weghalen, maar nu het heeft in heel Europa in kranten gestaan. Geweldig. En ik had zelf het schilderij al 45 jaar niet meer gezien, hè.’
‘Vreemd dat het niet meer mag. Dan kan je de Nachtwacht ook wel weghalen. Het is gewoon heel bekrompen. Een beetje humorloos – want het is een heel satirisch, leuk schilderij. Wat een bekrompen ideeën. Op de oudste universiteit van Nederland! Dat die zo denken, ongelofelijk. En die moeten jonge mensen lesgeven.’
Leienaar met Leidse ‘r’
De liefde voor het Leidse universiteitsbestuur is misschien bekoeld, maar Dool is zijn Leidse ‘r’ nooit kwijtgeraakt en veert op als het over zijn geboorteplaats gaat. ‘De Oranjegracht? Daar heb ik ook gewoond! Toen lag die gracht zo vol met matrassen dat je eroverheen kon lopen. D’r woonden allemaal werklozen en mensen die zwaar aan de drank waren. Veel ruziemaken, en ze deden de gekste dingen, vrouwen in het water gooien en weet ik het allemaal. Gekke buurt, hoor. Nou.
‘Maar voor mij, als beeldend kunstenaar, was het fantastisch. Er gebeurde van alles.’
Zelfs de oorlogstijd, toen hij een tiener was, noemt hij ‘fantastisch’. ‘Ik was te jong om opgeroepen te worden, en als kind van twaalf weet je natuurlijk niks van die oorlog af. Dus dat was heel spannend. Je leefde ermee, je wist niet beter, en we hadden het allemaal.’
‘Toch heb ik ook veel angst gehad. De Duitsers kwamen naar mijn vader zoeken en ik lag te trillen onder het bed. Maar ik heb ook fantastische dingen meegemaakt. Als ik een fles melk moest halen bij omliggende dorpen. Ik kon niet over de brug omdat de Duitsers daar waren, dus voer ik met mijn bootje over de Zijl, en ging ik stiekem de oever op. Dan naar de boer, en daar de hele dag wachten op dat flesje melk. Kinderen maken nu niks meer mee, maar wat ik meemaakte was heel spannend.
‘In de hongerwinter ging ik naar een tante in Eerbeek. Daar had ik een fiets, eten, en stapels papier, want mijn neef werkte op de papierfabriek. Stapels. Dat had niemand toen. Dus tekende ik: honderden tekeningen van Sinterklaas, en rond kerst honderden tekeningen van de kerstboom.’
Dool komt uit een ‘heel gewoon milieu’, zegt hij. Hij was enig kind, zijn vader was bouwvakker en een ‘moeilijke man’. Hij tekende altijd. ‘Op de lagere school was ik niet goed in rekenen en taal, want ik lette niet op, ik zat altijd naar buiten te kijken. Maar tekenen kon ik. Dat maakte indruk.’
Op zijn veertiende ging hij in dienst bij een lithograaf. ‘Ik ben nooit naar de academie geweest – ik moest meteen werken toen ik veertien was. Ik ging elke dag naar de musea in Leiden, gewoon om te kijken, ik kende elke steen. Dat was mijn opleiding.’
Toen hij het huis uit was kwam hij in nieuwe kringen terecht, met ‘de gekste mensen’, zoals schrijvers en fotografen. Als kunstenaar was hij ook bevriend met hoogleraren, die het ‘leuk vonden om met een kunstenaar om te gaan’.
‘Ik heb heel veel goede vrienden waar ik mazzel mee had. Zij verdienden veel geld, en ik niet, want ik was kunstenaar. Dus ze hebben me geld geleend om een huis te kopen in Zeeland, een mooi groot huis in Schuddebeurs, vlak bij Zierikzee. Dat kostte toen 34 duizend gulden. Ik heb het helemaal opgeknapt. Twee keer een hernia gehad. Na zes jaar heb ik het verkocht, en toen kon ik makkelijk dit huis kopen.
‘En dit is echt een heel mooi huis, hoor.
‘Ik heb geluk gehad dat ik het goed kon verkopen. Maar ik was wel ondernemend. Niet iedereen durfde dat. Maar ik kon dat allemaal, timmeren, bouwen. En ik had tijd, want ik was toch kunstenaar, dus mijn eigen baas.’
Hij heeft altijd zelfstandig gewerkt als kunstenaar, zonder opdrachten aan te nemen. ‘Ik wilde dat niet, ik wilde vrij zijn. Toen had je nog de BKR (Beeldende Kunstenaars Regeling, red.), waarmee je kunst kon inleveren bij het Rijk voor inkomen. Via die regeling heb ik dat schilderij kunnen maken met de bestuursleden van de universiteit.
‘Ik maakte in die tijd alleen litho’s. Maar ze wilden graag een schilderij, dus toen heb ik afgesproken dat ik daar genoeg geld voor zou krijgen om er een jaar aan te werken terwijl ik er ook andere dingen bij kon doen.’
Hij zat bij de vergaderingen om de aanwezigen te schetsen. Daar stond het blauw van de rook. ‘Maar iedereen rookte toen als ketters. Ik ook.’
Symposium
Hoe het verdergaat met het schilderij is niet duidelijk. De toekomst van het schilderij moet bepaald worden door een commissie. De universiteit organiseert ook een symposium, al zal die niet alleen over het schilderij van Dool gaan, benadrukt woordvoerder Caroline van Overbeeke, ‘maar over het tentoonstellingsbeleid van de universiteit in brede zin’. Er is nog geen datum, maar de universiteit ‘mikt op april’. ‘Dit kunnen we nog niet bevestigen, omdat we eerst moeten peilen of de sprekers dan kunnen’, aldus Van Overbeeke.
Dool denkt niet dat hij erbij aanwezig is. De universiteit heeft inmiddels wel contact met hem opgenomen. ‘Uiteindelijk hebben ze gebeld. Ik heb gezegd dat ik betrokken wil worden bij waar het nu wordt gehangen. Ik vind dat het in een openbare ruimte moet, een wat grotere. Waar veel mensen komen.’