Leiden is mooi, maar het ondergrondse is minstens zo interessant, vinden archeologen Jasper van Kouwen en Mette Langbroek. Twee jaar geleden richtten ze samen de Oudheidsfabriek op. Eén van de dingen die ze doen is een wekelijkse rondleiding langs kelders in Leiden: de Underground Leiden tour. Hun doel: archeologie interessant en bereikbaar maken voor het grote publiek.
Meestal beginnen ze bij de Burcht, vertelt Van Kouwen, omdat niet altijd alle kelders beschikbaar zijn. Maar deze keer start hij bij juwelier Rob van Gerner, halverwege de Breestraat.
‘De juwelier heeft deze kelder zelf laten uitgraven, die was eerst dichtgestort’, vertelt Van Kouwen bij het afdalen van de wenteltrap in de winkel.
Achterin de vierkante, best moderne kelderruimte, staat een oude muur die tot halverwege het plafond reikt.
‘Die muur is nog uit de dertiende eeuw, dat kun je aan de stenen zien. Hoe groter de stenen, hoe ouder een kelder vaak is’, legt Langbroek uit. Zij is promovendus aan de Leidse universiteit, is getrouwd met Van Kouwen en helpt hem zo af en toe met de rondleidingen als de groep te groot is.
Hij wijst naar een inham, in de muur. ‘Een haard. Daardoor weten we dat het straatniveau in die tijd ter hoogte van deze kelder zat.’
Tijdens de tour leer je van begin tot eind hoe de stad is ontstaan. ‘Het verhaal van de kelders is een verhaal dat nooit wordt verteld’, zegt Van Kouwen. Het zijn stukken stad waar je normaal gesproken overheen loopt zonder er acht op te slaan.
Juist die zichtbaarheid van de geschiedenis is de reden dat ze allebei zo enthousiast zijn over archeologie. ‘Er wordt veel te weinig mee gedaan’, vindt Langbroek. ‘Alles is publiek eigendom, maar als er een opgraving is, staat er een groot hek omheen. Wij willen dat openbreken. Vertellen hoe leuk archeologie is. Het is echt niet stoffig, zoals veel mensen denken.’
Iets verderop in de Breestraat, onder de winkel Babooka (waar eerst boekhandel Van Stockum zat), zit de oudste kelder van Leiden. Pas toen bij de verhuizing de boekenkasten werden weggehaald, kwamen nissen tevoorschijn waarin vroeger kaarsen hebben gestaan.

Onderweg naar de kelder van het Gravesteen, aan het Pieterskerkhof, vertellen de archeologen dat je aan luchtroosters aan de rand van de straat kan herkennen dat er een kelder zit. Als je erop let, zie je ze ineens overal.
‘We hebben aangebeld bij alle panden waarvan we wisten dat er een kelder onder zat’, vertelt Langbroek. ‘Sommige mensen reageerden enthousiast, sommigen vonden het een vreemde vraag. De meeste mensen realiseren zich niet dat het zo oud is en gebruiken het gewoon als opslagplek.’
Het Gravensteen was ooit een gevangenis. In de kelder zitten ook cellen.
In de muren hebben gevangenen hun naam gekerfd. Een van hen heeft zelfs een boot uitgekrast. Achterin de cel van ongeveer tien vierkante meter is een verhoging met een gat, wat de wc moet zijn geweest.
‘Nu is het hier droog, maar meestal is het heel vochtig’, zegt Langbroek. ‘En dan zat er dus een hele groep mensen in deze ruimte.’

Onderweg terug naar het startpunt wacht er nog een heel mooie kelder, volgens de archeologen. Maar helaas; de winkel in de Pieterskerk-Choorsteeg die erboven zit, is nu dicht. ‘In deze steeg waren kelders vroeger met elkaar verbonden, maar dat is nu niet meer zo’, vertelt Langbroek.
Dat er een heel tunnelstelsel onder Leiden zou zijn, zoals thrillerauteur Jeroen Windmeijer in Het Paulus Labyrint beschrijft, is dus een mythe, die ze trouwens regelmatig moeten ontkrachten. ‘Ze denken soms echt dat we die opzettelijk verborgen houden’, lacht Langbroek.
De naam Leiden Underground schept misschien een beetje die verwachting, maar het is een gouden vondst, denken ze. Het klinkt spannend, en je ziet een gedeelte van de stad die je anders nooit zou zien.
Van Kouwen: ‘De rondleiding gaat uiteindelijk wel over archeologie, maar mensen hebben dat niet zo door.’