Je loopt bij de steun, want je hebt geen poen. Je wilt best werken, maar er is geen moer te doen. Oe-ie oe-ie-ie. Oe-ie oe-ie-ie. Geef mij maar drank.
(Uit: ‘Geef mij maar drank’)
‘Moet je luisteren’, zegt Cees Bergman (63) terwijl hij het volume van zijn mengtafel open gooit en de originele opnames van ‘Geef mij maar drank’ loeihard door de speakers laat knallen. ‘Hier zijn we dus echt als een bal. De avond ervoor hadden we een optreden, ‘s nachts een feest, en daarna zijn we zonder te slapen naar de studio gereden.’
Op die katerige zondagochtend in 1978 werd een Leids cultfenomeen geboren. Die schijnbaar losgeslagen beestenbende zou in vijf jaar een heldenstatus verwerven en postuum uitgroeien tot mythische proporties: Rubberen Robbie.
En de allergrootste grap, grinnikt Bergman draaiend aan de knoppen van zijn piepkleine thuisstudio, verstopt in een rijtjeshuis in Leimuiden: ‘Bijna niemand kent ons.’
Dus daar gaat-ie dan. Dit zijn de namen: Cees Bergman (zang en gitaar), Aart Mol (bas), Geertjan Hessing (drums), Erwin van Prehn (gitaar) en Elmer Veerhoff (toetsen).
Bergman schuift de sporen van de originele opnames een voor een omlaag totdat alleen zijn zang overblijft. Vlak voor het refrein steekt hij zijn vinger in de lucht. ‘Let op! Geef mij maar d-R-ank! Hoor je? Die “R” is keihard.’ Nog zo’n goed bewaard geheim van Rubberen Robbie: in het eerste nummer is de Leidse tongval nog nergens te bekennen.
Heppie wat te zuipìììh!!! Geef hunnie wat te zuipìììh.
(Uit: Zuipen)
Dat veranderde nog diezelfde zondag. ‘Toen “Geef mij maar drank” klaar was, dachten we: verrek, nu nog een B-kantje! Die verzonnen we ter plekke. We jatten een Stones-riffje, die hadden het tenslotte ook gewoon alles geklauwd van Amerikaanse blues. En tjsa, dan nog een tekst…
‘Ik kwam uit Katwijk aan Zee naar Leiden en wist niet wat ik hoorde. Alles klonk als: erwj-ìììììììh-zìììh-jiììh. Dat taaltje zoog ik op. Wij gingen vaak naar de Vicolobar in de Pieterskerkchoorsteeg. Daar zat het vol met plat pratende Leienaars. Op zaterdagmiddag kwam er na de markt altijd een visboer. “Hey jìh, hejje nog un bierwtjìh voor me?” Dan stak hij zijn duim tussen zijn ring- en middelvinger en riep keihard: “Lekker bonkìììh in die hutte! De Hut van ome Henne!” Geen idee wat-ie bedoelde. Maar ik dacht wel: dat moet ik onthouden.’
Hij schuift het volume weer omhoog. ‘Ik hou toch zo van zuipìììh.’ De piepschuimen isolatieplaten voorkomen dat de buren kunnen meeluisteren. ‘En bonken in die hutte. Die hut van ome Henne.’ Trots: ‘Daar heb je hem! Waar het op slaat? Geen idee! Maar maakt dat uit dan?’
‘Geef Mij Maar Drank’ flopte in Hilversum, ook al liep een plugger ermee langs alle dj’s. ‘Maar toen begonnen de VPRO en de VARA uit meligheid “Zuipen” te draaien, en belandde het singeltje alsnog in de Top 40.’ Bovendien zou de legendarische regel verstenen in vastgoed. Want toen Willem Ankoné, de huidige eigenaar van café Barrera, een kroeg kocht in de Sint Aagtenstraat, doopte hij die De Hut van Ome Henne. ‘Het nummer was er dus voor het café bestond’, benadrukt Bergman. ‘Dat heeft hij slim gedaan.’
Please don’t tell me how to live. I do everything my own way. Life’s so short, enjoy it now. Live from day to day.
(Uit: ‘Let Your Hair Hang Down’)
Maar even terug. Want het begon allemaal vijf jaar eerder. ‘We waren allemaal uitgedropt op school. Ik deed elektrotechniek op de mts, maar had daar helemaal geen zin in en wilde enkel muziek maken. Dus toen de rest me vroeg zanger-gitarist te worden in hun nieuwe band, was de keuze snel gemaakt: doei!’
De band ging Catapult heten en werd op sleeptouw genomen door producer en voormalig Golden Earring-drummer Jaap Eggermont. ‘We waren eigenlijk hardrockers. Zo’n zanger ben ik ook. Maar dankzij David Bowie, The Sweet en Slade was glamrock opeens helemaal hot.’
Maar als Eggermont langskomt om te luisteren vindt hij de nummers niet goed genoeg. Op zoek naar inspiratie vliegt de band naar Lloret de Mar. ‘Dat was toen ook al één groot Sodom en Gommora. Een Cuba libre kostte dertig cent. Aan het zwembad hebben we “Hit The Big Time” geschreven.’ Eggermont is tevreden: het nummer wordt een hit. Opvolger “Let Your Hair Hang Down” haalt de top vijf, en ook “Teeny Bopper Band” eindigt hoog.
‘Toen waren we opeens beroeps’, lacht Bergman. ‘We droegen glitterpakjes en ik had lang, gebleekt haar, met bovenop stekels. Je had toen twee televisiezenders, waar iedereen naar keek. Na optredens bij AVRO’s Toppop en Van Oekels Discohoek waren we meteen beroemd. We hebben alle cafés, zalen en feesttenten gezien, van Herejezusveen tot weet-ik-welke-gaten-nog-meer.’
Boybands bestonden nog niet, zegt hij. ‘Maar misschien waren wij wel de eerste. Als je het naar het heden vertaalt, zouden we een soort Di-rect zijn.’ Behalve uit gillende meisjes bleek dat ook uit de zure reactie van ‘de linkse muziekpers’. ‘Catapult was helemaal niet credible. Een blad als OOR vond ons veels te kommersjeel.’
Maar ook bij de band beginnen de strakke styling en genrebeperkingen tegen te staan. ‘Wij konden goed nummers in teamverband schrijven en wilden ook andere muziek maken. We woonden met zijn allen in een flat in de Merenwijk. Boven in de Arendshorst hadden we twee vijfkamerappartementen gekraakt. Daar zijn we onze eerste studio begonnen.’
Zo ontstaat Cat Music, een voor de buitenwereld verborgen hitfabriek. Bergman somt op: ‘Lia Velasco, Patricia Paay, Liberation of Man, Internationals, The Surfers – allemaal topveertighits van ons. We herkenden alle trends en wisten precies wat er nodig was. Wat is de doelgroep en welk imago hoort daarbij? Wij schreven, maakten demo’s, en speelden uiteindelijk mee als studiomuzikant.’ Vaak zijn het een-tweetjes met artiesten uit de stal van Eggermont. Maar ook Willem van Kooten raakt betrokken. ‘Hij was de grote godfather van de muziekindustrie. Behalve als uitgever werd hij ook stinkend rijk omdat hij als Joost den Draaier gewoon zijn eigen platen op de radio draaide.’
Als in de nadagen van Catapult de punk opkomt, heeft Van Kooten een idee. ‘In België had ene Plastic Bertrand de plaat “Ça Plane Pour Moi” gemaakt. Als hij Franstalige punk kan maken, vroeg hij, dan kunnen jullie dat toch in het Nederlands?’ Inderdaad, dachten wij. Plastic Bertrand… Rubberen Robbie. Het kwam er zo spontaan uitgerold. En “Ça Plane Pour Moi” werd “Geef Mij Maar Drank”.’
Een jonge man, van amper achttien jaren. Die zocht zijn kamer in de stad. Zijn vrind, een originele kraker. Die zei: ik weet misschien wel wat.
(Uit: ‘Twee Mobiele Ogen Keken De Kraker Aan’)
‘Heel Leiden dacht dat hij Rubberen Robbie was.’
Bergman scrollt door zijn digitale archief en klikt op een videoclip/homevideo. ‘Dit hebben we zelf met een video 8-camera geschoten, in onze nieuwe studio in Hazerswoude.’ Op het scherm verschijnt Dries van der Laan, die overtuigend ‘Twee Mobiele Ogen Keken De Kraker Aan’ playbackt. Want omdat de Catapult-leden destijds nog anoniem wilden blijven, snorden ze een oude maat op, met wie ze vroeger in een bandje hadden gespeeld. Bergman, lachend: ‘Maar hij heeft dus nooit één noot gezongen.’
De clip werd populair in de Leidse regio, dankzij de opkomst van een nieuw, illegaal medium: piraten-tv. ‘Toen de kabel-tv opkwam, hadden enkele techneuten uitgevogeld dat je met een zender op het centraal antennesysteem kon inbreken. Als België 2 dan om half elf stopte, gingen zij pornofilms uitzenden. Niemand had het zogenaamd gezien, maar iedereen had het gezien, begrijp je wel? Wij zorgden ervoor dat die lui tussendoor onze video draaiden.’ Grinnikend: ‘Tussen al die porno door kwam Dries telkens herkenbaar in beeld. Als leraar Frans op een middelbare school heeft-ie daar nog een hoop gelazer mee gehad.’
Die Nederlandse sterre, die strale overal. Van Groningen tot Limburg is het bal.
(Uit: ‘De Nederlandse Sterre Die Strale Overal!’)
‘Daar hangt-ie.’ Bergman wijst naar een gouden plaat aan de muur. Niet van Rubberen Robbie, maar van Stars on 45 – een medley van golden oldies op een discobeat, opnieuw ingespeeld en gezongen door studiomuzikanten. Het idee van Eggermont werd een wereldhit. ‘Er zijn er miljoenen van verkocht. Ik zing er twintig seconden van het nummer “Sugar, Sugar”. Daar kreeg ik tweehonderd gulden voor.’
Toch zou het de ommekeer betekenen voor Rubberen Robbie. ‘Want wij gingen ook oude Nederlandse hits verzieken in zo’n potpourri met een boem-klap. Dat werd: “De Nederlandse Sterre Die Strale Overal”. En die stond binnen de kortste keren op nummer één.’
Alleen: ‘We wilden eigenlijk helemaal niet optreden en hadden dat één keer in de Hut van Ome Henne gedaan. Maar nu kregen we opeens allerlei aanbiedingen. Schijt, zeiden we, we gaan dit lekker uitbuiten.’
Ook voor de buitenwacht wordt Rubberen Robbie nu een echte band, zij het met personages. Kattuker Bergman transformeert tijdelijk in Arie Haring, en wordt op de bühne bijgestaan door Opa, Tantje Jetje, Willie en Wallie. ‘Om niet herkend te worden zette ik een badmuts en een duikbril op. We hebben ons helemaal gek gespeeld, soms vier keer op een dag. We zijn overal geweest, tot aan alle Nederlandse tenten op Mallorca. En behalve in Toppop zaten we nu ook bij Op Volle Toeren.’
Enige nadeel: de gillende vrouwen waren nu vervangen door ‘dronken boeren en schoonmoeders in bloemetjesjurken’.
Om het succes te prolongeren bleven de sterre maar strale: er volgen talloze spin-offs: van ‘De Nederlandse Sterre Die Viere Carnaval, ‘De Nederlandse Sterre Die Danken Ome Koos’, ‘Meer Nederlandse Sterre (Holland Olé)’ tot aan ‘De Nederlandse Spoorwegen Die Lopen Overal’.
Bergman: ‘Maar we verzonnen nog meer zottigheid.’ ‘De Diligence’ van De Selvera’s veranderde in ‘De Ambulance’. ‘Met De Vlam In De Pijp’ van truckertroubadour Henk Wijngaard werd verkracht tot ‘Met Een Stuk Imme Reet’.
‘Maar om zelf ook aan copyrights te verdienen moesten er eigen nummers komen. Die bedachten we onderweg naar optredens, of halflam in de kroeg. Ik weet nog hoe we “Uit De Bol Met Alcohol” aan de bar van De Vergulde Turk op bierviltjes schreven: Keile aan die tappe. Tappe uit die vate. Hange aan die pompe. Zuipe uit die flesse.’
In een discotheek, zat ik van de week. En ik voelde mij daar zo alleen.
(Uit: ‘Een beetje verliefd)
Ondertussen groeide de reputatie van Cat Music als liedjesschrijvers-aan-de-lopende-band. ‘Het ging overal rond: zoek je nummers? Die jongens schijten hits!’ Ook smartlappenzangeres Rita Hovink, bekend van “Laat mij alleen”, vraagt om materiaal. ‘Wij hadden eigenlijk nog nooit zoiets geschreven, maar waagden toch een poging.’ Titel: “Het is koud zonder jou”. Alleen: kort nadat het nummer is opgenomen, sterft de zangeres.
Dan meldt zich een Amsterdamse volkszanger, met de vraag of hij het nummer mag coveren: André Hazes. Bergman: ‘Het werd een hit. En daarna vroeg hij: “Heb je nog meer?” Toen hebben we “Een beetje verliefd” geschreven.’ Er zullen nog zo’n veertig liedjes volgen, waaronder ‘Diep in mijn hart’, ‘Kleine Jongen’ en ‘Zomer in mijn bol’.
Tegelijkertijd neemt Rubberen Rubbie zowel zichzelf als de nieuwe broodheer te grazen door ‘Een beetje verziekt’ uit te brengen. ‘Hazes heeft het nooit hardop gezegd, maar volgens mij was hij er niet blij mee’, geeft Bergman toe. ‘Hij hoefde in ieder geval even geen nummers meer van ons.’
Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat de kroegen in en uit. Een maag vol peen en ui en een goede bui. Het is maar eens per jaar. Dus neem er nog een paar. En als je niet meer eten kan, drink dan maar.
(Uit: ‘Drie oktober’)
Leidens ontzet slaat hij dit jaar over. Hij is op vakantie in Indonesië. Optreden doet hij alleen nog met zijn coverband Van Beukensteijn (slogan: ‘Classic rock has come alive’). De laatste show van Rubberen Robbie dateert van 1993. ‘Kijk dan’, zegt hij als hij de video aanklikt. ‘Hoofdact in de Groenoordhallen.’ En dat was al een reünie: de band was toen al tien jaar gestopt.
‘We moesten kiezen: worden we een soort Normaal, of steken we alle energie in onze studio?’ Allebei ging niet meer. ‘Tot mijn vijftigste met een duikbril op mijn hoofd lopen, leek me ook niet erg aantrekkelijk. Ik werd er helemaal gek en schizofreen van. Moesten we met onze new waveband The Monotones opeens weer naar Duitsland. Wacht, wie moest ik nu weer wezen? We hadden allemaal een huisje-boompje-beestje en een hypothekie. Maar ze zagen me nooit thuis. Ik werkte zeven dagen per week. Dat hou je niet vol.’
Trots is hij wel, als hij ‘Drie Oktober’ door Leiden hoort schallen. ‘Niemand komt daar overheen.’ Opvolgers heeft Rubberen Robbie niet echt, vindt hij. ‘Barry Badpak vind ik niks. Vorig jaar heb ik voor het eerst die tribute band Rubberen Henkie gezien. Die deden dat echt goed, ook nummers die wij nooit live speelden. Als je bij de Koornbrug staat en je ziet die duizenden mensen meelallen, dat doet je toch wel wat. Ook die grietjes van zeventien, waar kennen die het van? Die zaten toen nog in de verrekijker!’
En tjsa, niemand kent hem. ‘Als we consequent op één paard hadden gegokt en hadden doorgezet, waren we misschien veel beroemder geweest, maar ach. We hebben duizenden liedjes en gigantisch veel hits gemaakt: van italo tot house en van Ome Henk tot smurfenplaten. Het heeft alleen allemaal zo weinig met elkaar te maken dat mensen denken dat we one-offs zijn, eendagsvliegen. Gelukkig hebben we het veertig jaar volgehouden en zijn we toen er bakken met geld binnenkwamen slim genoeg geweest om een pensioenfonds op te bouwen. Vandaar dat ik nu met mijn 63e met pensioen kan.’
Trouwens, zegt hij na anderhalf uur herinneringen ophalen, muziek draaien en filmpjes kijken: ‘Alles van ons staat op Spotify, hè? Misschien kun je dat onder het stuk zetten? Want dat is tegenwoordig nog het enige verdienplaatje. En jullie lezers behoren natuurlijk wel tot de doelgroep.’