Ja, ze heeft een stuk of twintig boeken op haar naam staan. Oké, haar kinderboeken zijn ook negen keer bekroond. Vooruit, een van die bekroningen was de prestigieuze Theo Thijssenprijs voor haar gehele oeuvre. En inderdaad: afgelopen jaar was ze gastschrijver aan de Universiteit Leiden, op zich ook geen plek die bezet is door de minsten uit de Nederlandse literatuur. In die hoedanigheid geeft ze woensdag ook de Albert Verwey-lezing.
Maar toch durft Bibi Dumon Tak (56) zich nauwelijks een schrijver te noemen.
‘Kijk, ik mag dan wel op zo’n zolderkamer zitten’, zegt ze, terwijl ze gebaart naar spits toelopende ruimte met houten balken en muurvullende boekenkasten. ‘Maar als mensen vragen wat ik doe, zeg ik niet dat ik schrijver ben, maar “dat ik boeken schrijf”. Schrijver zijn heeft voor mij nog steeds iets verhevens. Ik zie mezelf als zo laagdrempelig dat ik me daar niet tussen wil voegen.’
Wanneer is iemand dan wél een schrijver?
‘Als je kan zeggen hoe iemand schrijft, waarom, er een theorie over hebt, en het eigen werk kan plaatsen binnen het kader van anderen. Het is ook iemand die schrijven als hoofddoel heeft. Dat heb ik ook, maar ik vind andere dingen net zo belangrijk.’
Zoals?
‘Ik schrijf altijd over dieren, en ik trek me dierenleed erg aan. Ik moet kiezen: ga ik vandaag dieren redden, of heel elitair over ze schrijven? Wat zouden de dieren willen? Nou, die hebben liever dat ik op de dierenambulance stap en ze kom redden. Zij hebben niets aan boekenpraatjes. Dan kies ik dus voor een dag niet schrijven.’
‘Ik ben een avond per week vrijwilliger bij de dierenambulance. Andere dagen ben ik bezig de illegale jacht aan de kaak te stellen. Ik ben een paar keer met mijn telefoon achter jagers aan gegaan. Intussen nemen die jagers het me ook niet in dank af, natuurlijk. Ik heb één vluchtpoging achter de rug.’
Een vluchtpoging?
‘Jagers vinden het niet leuk om gefilmd te worden, en ze kwamen achter me aan. Ik fietste heel hard weg, en heb mijn fiets ergens neergegooid om ze op een dwaalspoor te zetten. Thuis lag ik plat op de vloer, omdat ze door de straten liepen en door de ramen keken. Het zijn geen prettige mensen, anders schiet je niet illegaal dieren neer.
‘Ik doe ook andere acties. Als de bermen in het voorjaar worden gemaaid, maaien ze ook broedende eenden mee. Dan sta ik daar in het gras de weg te versperren, en worden de maaiers boos. Ik maak ook foto’s van de gehakselde vogels. Het is geen puppy’s aaien, hoor, wat ik doe. En er gaat veel tijd in zitten.’
Wilde u vroeger ook schrijver worden – pardon – boeken schrijven?
‘Nee. Toen ik mijn master Nederlands ontving, zei mijn professor: “Gefeliciteerd! Je kan alleen niet schrijven.” Die ambitie had ik ook helemaal niet. Ik had het idee dat je verheven moet schrijven, als je academisch schrijft. Dat hoeft helemaal niet, maar niemand leert je dat.
‘Het grappige is dat het wel ging als ik voor mezelf schreef. Dan was ik losser. Ik schreef soms voor de krant, als ik op reis ging, gewoon een avontuur. Ik werkte op een redactie van een kindertijdschrift toen iemand vroeg of ik iets over de Vlaamse dichter Paul van Ostaijen kon vertellen, voor kinderen. Zo ontdekte ik dat het ook anders kan: het tegenovergestelde van verheven. Toen wist ik: dit was de jas die mij paste.’
‘Er kwamen steeds meer stukjes, en toen uiteindelijk een boek. Pas bij vier boeken dacht ik: dit wil ik de rest van mijn leven doen. Ik was er zo van overtuigd dat ik niet kon schrijven, dat het heel lang heeft geduurd. Zelfs toen ik het kinderboekenweekgeschenk mocht schrijven, dacht ik nog: ongelofelijk dat ze me vragen, ik ben helemaal geen echte schrijver.’
Uw Verwey-lezing heet ‘Wipneus en zijn schimmelige vriendje Pim’. Waarom?
‘Ik vind het leuk om er als kinderboekenschrijver te staan. In die wereld is veel vernieuwing, maar de lezer zelf is zo ouderwets als de pest. Dat verbaast me. Ouders pakken boeken uit hun eigen jeugd, en dat zijn weer boeken van hun ouders. Ze willen de nieuwste iPhone, de nieuwste gadgets en de nieuwste kleding, maar als het op kinderboeken aankomt, grijpen ze naar Annie M.G. Schmidt en Jan Terlouw.
‘De kinderboekenschrijvers van nu hebben eigenlijk geen kans om de Terlouws van over vijftig jaar te worden. Waarom is dat? Dat wil ik uitzoeken. Er komen veel nieuwe schrijvers bij, en prachtige boeken. Iedereen kent Annie Schmidt, niemand van Edward van de Vendel. Ik ben ook fan van Schmidt, maar we moeten er niet in blijven hangen. Er mag best iets naast bestaan.’
U schrijft vaak over dieren of personen zonder stem, zoals kinderen in jeugdinstellingen. Maar uw laatste boek, De dag dat ik mijn naam veranderde, gaat over uw overleden zus en haar ex-man die u en uw moeder na haar dood verbood haar kinderen, uw neefjes, ooit terug te zien.
‘Ik had niet gedacht dat ik dat ooit zou doen, maar ik kon niet meer om dit verhaal heen. Het was te aanwezig, oververtegenwoordigd in mijn schrijversbrein. Ik kan meestal heel goed mijn eigen sores opzij zetten. Ook tijdens het ziekbed van mijn zusje kon ik gewoon over ander dingen schrijven.’
‘In dit geval was het zo uitgegroeid dat ik geen plek meer over had voor andere dingen. Als ik nog andere boeken wilde schrijven, moest ik dit eerst opruimen.’
U beschrijft uw zus als een sterke, assertieve vrouw, en uzelf als wat milder en meegaander. Maar u bent toch degene die jagers achtervolgt?
‘Als er in mijn ogen echt groot onrecht gaande is, kan ik heel moeilijk de andere kant zien. Ik heb wel eens een jager aangesproken. Hij was – legaal –nijlganzen aan het schieten en ik vroeg hem waarom.
‘Hij kon mij duidelijk maken waarom hij wilde jagen. Hij zei dat de nijlgans een invasieve soort is, die niet in Nederland hoort. Als je dat over mensen zegt… maar goed, dit zijn dieren, dan mag je veel meer zeggen. Hij zei dat ze echt schade aanrichten voor de boeren, en dat zie ik ook. Om vijf uur ‘s ochtends in de doodstille natuur liggen vond hij prachtig. En als er iets overvliegt, is het ook schitterend om raak te schieten, zei hij. Hij at de ganzen ook op.
‘Ik vind dat je dieren helemaal niet moet doodmaken, maar ja, dit was zijn kant van het verhaal en hij vertelde het in alle redelijkheid. Hij luisterde ook naar mij. Dat is al zo’n ander uitgangspunt. Dan hoef je het niet eens te zijn.’
Bibi Dumon Tak, Wipneus en zijn schimmelige vriendje Pim. Albert Verwey-lezing, woensdag 23 juni, 17:30, hier te volgen via live-stream