De naam zegt het al. In De Roode Bioscoop, een voormalig socialistisch-anarchistisch filmhuis, is alles rood: de gordijnen, het behang, de balustrade en zelfs de elektrische gitaar. Boven het podium hangt een portret van een muzikant die eronder achter zijn trommels plaatsneemt. Hij lacht, schreeuwt en drumt als een malle. De houtsplinters vliegen van zijn stokken. Hij speelt alsof zijn drumstel kapot moet.
Het is Han Bennink, en hij viert vandaag zijn tachtigste verjaardag.
Hij wisselt de hardste bonken af met zachte tikjes of stiltes, en werkt zowel met zware tromstokken, kwastjes als zijn blote handen. Kort voor het optreden maakt de drummer een setlist, waarop staat wie van de gastmuzikanten er bij welke nummers gaan meespelen. De rest is improvisatie. Zo roept Bennink opeens violist Mary Oliver naar voren. Ze reageert verbaasd: ‘Nu al?’
Gewelddadig
Het antwoord is ja. Meteen klinkt er een gewelddadige kakofonie. De onvoorspelbare gitarist Terrie Ex – van punkband The Ex – springt in de rondte met een drumstok tussen zijn tanden en laat zijn snaren knarsen.
Dan kondigt Bennink het ‘kindertrio’ aan: met Reinier Baas en Ben van Gelder speelt hij een rustiger, melodisch stuk waarbij hij schuivende geluiden maakt door met zijn vingertoppen over de snaredrum te wrijven. ‘De blik is vooruit’, verklaart de drummer. ‘Ik speel hier met muzikanten die voor mij van de vierde generatie zijn.’
Het publiek loopt soms even naar voren om een kijkje te nemen. Een oudere man in een keurig jasje loopt naar het podium om een foto te maken. Iemand anders zit vooraan op de grond om de muzikanten beter te kunnen zien. Als er een glas omvalt in de zaal roept Bennink: ‘Mooi!’
‘Het is mij eigenlijk komen aanwaaien’, zegt hij voorafgaand aan het optreden. Speciaal voor het interview is hij eerder teruggekomen van zijn verjaardagsdiner, en in het aankomsthalletje van De Roode Bioscoop - waar hij dit weekend maar liefst drie avonden optreedt - stoppen bezoekers hem tal van cadeaus toe. ‘Mijn vader was slagwerker bij een radio-orkest. Eerst speelde ik met Jan en alleman, als ik maar kon drummen.’
Nina Simone en Johnny Jordaan
Maar terwijl zijn naam en status groeiden, werd hij kieskeuriger. ‘Toen kon ik gaan selecteren met wie ik speelde. Ik heb met de meest uiteenlopende artiesten gespeeld: van Nina Simone tot Johnny Jordaan. In Duitsland heb ik opgetreden met soulzanger Percy Sledge. Toen reden we door Düsseldorf in een Cadillac, met een glaasje Cointreau in de hand.
‘Een heleboel Amerikaanse drummers zijn belangrijk voor mij geweest, maar mijn culturele achtergrond is Nederlands. Ik ben maar een eenvoudige boerenlul, ik luisterde gewoon graag naar jazz. Als ik mijn idolen hoorde, dacht ik: zo wil ik ook spelen. Maar dat is net zoals wanneer ze Rembrandt gaan naschilderen op tv. Fuck that shit! Eén Rembrandt is meer dan genoeg.’
Bennink staat bekend om zijn eigenzinnigheid. Hij werd een van de kernfiguren van de Nederlands jazzscene sinds de jaren zestig van de vorige eeuw, toen hij het Instant Composers Pool (ICP) oprichtte met Misha Mengelberg en Willem Breuker. Hier gingen improvisatie, humor en absurdisme hand in hand. Geïnspireerd door het dadaïsme gebruikt hij alledaagse objecten om muziek te maken – denk aan een pizzadoos of een stapel kazen. ‘Ik dronk toen nog geen wijn, maar ik gebruikte wel een wijnfles tussen een stoel.’
Nog steeds begint hij bij optredens spontaan op de grond te drummen en legt hij regelmatig zijn voet op de snaredrum. ‘In mijn ogen kan een drumsolo beginnen met twee half verbrande lucifers die je neergooit, maar het moet wel een spectaculair einde hebben. Andersom kan natuurlijk ook. Vroeger verzamelde ik opgezette dieren, ik had toen ook een mensenschedel. Daar drumde ik soms op. Thuis heb ik nu het schild van een soepschildpad. Als je die omdraait en je begint te drummen, dan maakt het een prachtig geluid.’
Hoe onorthodox zijn stijl ook mag zijn, waag het niet om het free jazz te noemen. ‘Ik haat dat begrip. Wat is nou free? Krijg je er niet voor betaald? Ik zei altijd: als je echt die kant op wilt, wacht dan af tot de KNMI een donderbui aankondigt en zet je drumstel buiten met microfoons. Dan heb je de beste Weather Report (Amerikaanse jazzband, red.) die je ooit gehoord hebt.
Donderbui
‘In de jaren zestig begon ik het tempo los te laten. Ik heb met veel jazzartiesten gespeeld. In ’67 speelde ik met Sonny Rollins, die is nog best wel conventioneel. In die tijd speelde ik ook al met Peter Brötzmann en Willem Breuker, daar is geen tempo nodig. Naderhand vond ik dat minder leuk, want een drummer is gemaakt om tempo te spelen.
Zijn verjaardagsconcert eindigt die avond met het toepasselijke stuk ‘Weer is een dag voorbij’, gecomponeerd door Misha Mengelberg. ‘Mede met hem heb ik het ICP-orkest opgericht. We hebben over de hele wereld gespeeld en werden het beste improvisatie-orkest genoemd, totdat we twee jaar geleden plotseling na negentien jaar geen subsidie meer kregen.’
Het laatste stuk begint kalm, met zwevende gitaartonen en een schelle saxofoon. Maar het eindigt met een hard, knallend einde, zoals alleen Bennink dat kan.
‘Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Als ik mijn eigen opnames hoor, dan hoef ik maar twee klappen te horen om te weten dat ik het ben.’
Trio: Bennink, Baas en Van Gelder treedt op in het Muziekhuis/Qbus, Zaterdag 30 april, 20:30, Middelstegracht 123, Leiden, Toegang €16, studenten €10