‘Het huishouden is het koninkrijk der vrouw!’ Woedend was J.P. Hazelaar, een gereformeerde predikant, toen hij het boek Hilda van Suylenburg (1897) had gelezen. Het boek geldt als dé feministische roman bij uitstek.
Maar bijna niemand kent de auteur. Cécile de Jong van Beek en Donk is een typisch voorbeeld van een vergeten literaire held uit de periode 1750-1900, stellen auteurs Rick Honings en Lotte Jensen. Samen schreven ze een nieuwe literatuurgeschiedenis, Romantici en Revolutionairen, waarin ze de rol van de auteur in de samenleving vooropstellen en zich losmaken van de canon als leidraad.
‘Vrouwen zijn vergeten in de geschiedenis’, zegt Honings. ‘Als je kijkt naar de achttiende en negentiende eeuw, waren vrouwen literair heel erg actief. Maar ze zijn uit de canon gevallen.’ Dat komt, denkt Honings, doordat het canoniseringsproces zich altijd heeft voltrokken vanuit een mannelijk perspectief. ‘Eigenlijk is er bij een canon sprake van geschiedvervalsing.’
Dat blijkt wel uit de minimale aandacht die een auteur als De Jong van Beek en Donk krijgt in eerdere literatuurgeschiedenissen. ‘Terwijl zij met Hilda van Suylenburg een enorme bestseller heeft geschreven’, weet Honings. Daarin gaat de eenentwintigjarige hoofdpersoon, geheel tegen de destijds heersende mores in, rechten studeren om op te komen voor vrouwenrechten en bewijst zij een huwelijksleven te kunnen combineren met een baan als advocaat.
‘De Jong van Beek en Donk was in die tijd net zo beroemd als Louis Couperus, maar geen student Nederlands die van haar heeft gehoord. Ze krijgen wel college over Couperus’ roman Eline Vere maar niet over Hilda. Wij plaatsen deze auteurs in ons boek op gelijke hoogte met elkaar.’ Al twisten de auteurs of dat helemaal terecht is. ‘Of het van hetzelfde niveau is, vind ik moeilijk te zeggen’, erkent Honings. Lachend: ‘Ik denk dat Lotte zou zeggen van wel.’
De periode 1750-1900 kent al een literatuurgeschiedenis van twee vuistdikke werken, samen goed voor ruim 2500 pagina’s. ‘Goed, maar erg encyclopedisch’, zegt Honings. ‘Wij wilden een boek schrijven dat toegankelijk is, niet alleen voor studenten maar ook voor een breder belangstellend publiek, waarin we laten zien dat dit tijdvak ertoe doet. In deze periode liggen de wortels van onze moderne tijd. Allerlei dingen die wij nu volstrekt vanzelfsprekend vinden, van het kiesrecht tot modern vervoer en van de roman tot de grondwet, zijn toen ontstaan.’
Het auteurschap geldt als leidend perspectief, in plaats van stromingen of specifieke werken. ‘Er is lange tijd een grote nadruk gelegd op de tekst, terwijl de auteur als onderzoeksobject niet veel aandacht kreeg. Wij wilden weten wat de positie is van de auteur in de samenleving, hoe die zich verhoudt tot politiek en godsdienst en hoe die door de anderhalve eeuw heen is veranderd.’
Daarbij krijgen sommige auteurs ook ‘eerherstel’, zoals Hendrik Tollens. ‘Hij werd, zeker in de twintigste eeuw, weggezet als een rijmelaar en een verfhandelaar die in zijn vrije tijd wat versjes schreef. Hem moest je niet serieus nemen. Datzelfde geldt voor domineedichters als J.J.L. ten Kate, Bernard ter Haar en Nicolaas Beets.
‘Veel literatuurgeschiedschrijving is alleen maar gericht op wat bijzonder en nieuw was, wat de tand des tijds heeft doorstaan. Terwijl juist de auteurs die over moralistische, burgerlijke en brave onderwerpen schreven, door de massa werden gelezen’, aldus Honings. ‘Wij willen die literatuur, die in onderwijsland nog in het verdomhoekje zit, meer onder de aandacht brengen.’
Rick Honings & Lotte Jensen, Romantici en Revolutionairen. Prometheus, 2019. 407 blz. €39,99
De benaming ‘Gouden Eeuw’ staat de laatste weken ter discussie. Mede-auteur Lotte Jensen betoogde onlangs in NRC Handelsblad dat de term nog prima bestaansrecht heeft.
Wat vindt Rick Honings? ‘Ik ben het heel erg met Lotte eens. Als je het over de zeventiende eeuw hebt, heb je het over een periode met een enorme vaderlandsliefde die het denken van die mensen bepaalde. Misstanden werden daarin niet meegenomen. Het ging alleen maar over de economie die floreerde, we hadden de Nachtwacht en Vondel. Een groot succesverhaal.
‘Nu leven we in een discours waarin we kritisch kijken naar ons koloniale verleden. Als je het nu ineens de Zwarte Eeuw gaat noemen, zegt dat heel veel over onze tijd, maar de naam Gouden Eeuw zegt juist iets over de periode waarin die is ontstaan.
‘Er moet dus een nieuwe uitleg aan worden verbonden, maar dat betekent niet dat je zo’n term niet meer moet gebruiken. Net zoals je ook geen straatnamen moet veranderen of standbeelden verwijderen. Je moet de geschiedenis niet uitwissen, maar er steeds nieuwe uitleg bij geven.’