Twee weken geleden onthulde Mare dat psycholoog Lorenza Colzato zich in minstens vijftien artikelen schuldig had gemaakt aan wetenschappelijk wangedrag. Het rapport van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI) waaruit dit bleek, was in november stilzwijgend op de site van de universiteit verschenen én geanonimiseerd: titels van de artikelen en de namen van de co-auteurs zijn weggelakt.
De klokkenluiders van de fraude uitten vervolgens in Mare hun ongenoegen: zolang de frauduleuze publicaties niet openbaar worden, zou ál hun werk verdacht blijven. ‘Het voelt alsof we stilstaan’, zei universitair docent Laura Steenbergen. ‘De grootste angst is dat alles voor niks is geweest.’
Onrust onder psychologen
Het nieuws zorgde ook voor onrust onder Leidse psychologen. Daarom organiseerden het faculteits- en instituutsbestuur vorige week donderdag een online vragenuurtje. Tijdens die sessie bleek dat er veel weerstand is tegen het anonimiseren van de publicatielijst, óók bij het bestuur van de Faculteit Sociale Wetenschappen. ‘Ik was verbaasd dat de artikelen waren weggelakt’, zei decaan Paul Wouters. ‘Het lijkt haast alsof het een rapport is van de geheime dienst.’
Daardoor is het een stuk lastiger om de vervuilde wetenschappelijke literatuur te schonen, stelt hij. ‘Dat hindert de hele wetenschappelijke gemeenschap.’
Hoogleraar klinische psychologie Willem van der Does, lid van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit maar niet betrokken bij het Colzato-onderzoek, is het daarmee eens. ‘Ik zie geen reden om de titels van de verdachte artikelen niet te publiceren. Ik vind het gek dat we dat niet doen. Zolang er twijfel is, is alles verdacht.’
Ook CWI-voorzitter Frits Rosendaal vindt desgevraagd dat de publicaties openbaar moeten worden. ‘Toen ik hoorde dat de artikelen waren weggelakt, vond ik dat onjuist. De bedoeling van commissies als de onze is de wetenschap zo zuiver mogelijk te houden, onder meer door aan te wijzen welke artikelen niet deugen.’
Weglakken is onjuist
Het beleid is dat de CWI het definitieve advies niet onder ogen krijgt. ‘Wij sturen een advies zonder lak naar het college van bestuur. De openbaarmaking en het al dan niet weglakken van gedeeltes is aan hen.’
Daarnaast noemt Rosendaal de anonimisering van de artikelen ‘inconsistent’, omdat in het eerste rapport over Colzato uit 2019 de twee frauduleuze artikelen wel zichtbaar waren. Wouters gaf wel aan dat het college zich dient te houden aan de Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit, opgesteld door alle universiteiten samen. Daarin staat dat ‘het bestuur van de instelling, in ieder geval als is vastgesteld dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden, zorgt voor geanonimiseerde openbaarmaking van de bevindingen en het definitieve oordeel’.
Woordvoerder Ruben Puylaert van de Vereniging Universiteiten van Nederland laat weten dat ‘de regel is dat niet alleen de naam van beklaagde, co-auteurs en klager worden geanonimiseerd, maar ook die van de titel van een publicatie’. Maar hij voegt daaraan toe: ‘Een college van bestuur heeft de bevoegdheid om te kiezen voor een lichtere vorm van anonimiseren of het niet anonimiseren, al dan niet op verzoek van belanghebbenden zoals klokkenluiders of co-auteurs.’ Wel moet het college dat dan duidelijk motiveren.
Wat Wouters betreft verdienen de co-auteurs de vrijheid om hun eigen artikelen openbaar te maken. In de praktijk is dat ingewikkeld, legt klokkenluider Laura Steenbergen uit, die co-auteur is van zes frauduleuze artikelen. ‘Als ik mijn eigen artikelen waarin is gefraudeerd openbaar maak, maak ik ook de co-auteurs bekend. Dat mag niet. Die artikelen kunnen dus pas openbaar worden als alle andere auteurs daarmee instemmen.’
Dat is in 2019, ten tijde van openbaarmaking van het eerste onderzoek naar Colzato, afgesproken met de juristen van de universiteit, zegt Steenbergen. ‘Ik ga er dus vanuit dat dat nu nog steeds geldt.’
Wouters zei in het vragenuurtje dat hij co-auteurs die hun publicaties wel openbaar maken ‘zal steunen als die daarmee in de problemen komen’.
Behoorlijk ongelukkig
De vragensessie was ook georganiseerd omdat het instituut was overvallen door het nieuws in Mare. Afgezien van het faculteits- en instituutsbestuur wist vrijwel niemand dat het rapport van de CWI al in november op de site van de universiteit was gepubliceerd.
‘Ik hoorde in november dat dit speelde’, zei Andrea Evers, hoogleraar gezondheidspsychologie en wetenschappelijk directeur van psychologie. ‘Medewerkers hadden eerder door ons geïnformeerd moeten worden.’ Ook Wouters noemt het ‘behoorlijk ongelukkig’ dat dit niet eerder is gebeurd. ‘Het was een inschattingsfout om niet al eerder een meeting voor stafleden te organiseren. Het is heel irritant dat dit niet goed is gegaan, excuses hiervoor.’
Daarnaast noemde hij de universitaire communicatie ‘erg restrictief’, doelend op de stilzwijgende publicatie van het rapport op de universiteitswebsite. ‘Wij vinden dat de universiteit niet moet proberen dingen klein te houden. Ik ben voorstander van proactief zijn en blijf daar ook campagne voor voeren. De communicatie-afdeling van de universiteit ziet dat anders.’
Lees hier over de onrust bij de TU Dresden, waar Colzato nu werkt.
Het college van bestuur erkent in een reactie op vragen van Mare dat het stilzwijgend publiceren van het fraudeonderzoek niet verstandig was. ‘In dit geval had de universiteit beter kunnen kiezen voor meer externe communicatie, gezien de omvang van deze zaak en gezien het feit dat er al eerder over is gepubliceerd in veel media.’
Volgens het college is er na ‘een zeer zorgvuldige afweging’ voor gekozen om het rapport volledig te anonimiseren. ‘De hoofdreden is dat we hiermee een groot aantal betrokkenen willen beschermen.’
In totaal zouden er ruim twintig auteurs bij de frauduleuze artikelen zijn betrokken. ‘In het onderzoek is de schuldvraag niet beantwoord, het is namelijk schier onmogelijk om nu nog te achterhalen wie van de betrokken auteurs waarvan wist of wat precies heeft gedaan, vaak vele jaren geleden. Als we nu die artikelen bekend maken, dan wordt een groot aantal auteurs en medewerkers openbaar verdacht gemaakt als mogelijk schuldige aan de fraude. Zij moeten beschermd worden.’
Dat belang weegt voor het bestuur zwaarder dan het lot van de drie klokkenluiders van wie nu al het werk verdacht blijkt. Daarnaast speelde een rol dat het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) de universiteit eerder op de vingers heeft getikt vanwege de publicatie van het eerste onderzoek uit 2019. Daarin was weliswaar Colzato’s naam weggehaald, maar niet de titels van de twee onderzochte publicaties, waardoor ze alsnog makkelijk herleidbaar bleek. Bij publicatie van het vervolgonderzoek besloot het college zich strikt te houden aan de regels van het LOWI en de Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit.
Dat de universiteit het onderzoek uit 2019 niet helemaal had geanonimiseerd, is ‘vanwege de ernst van wat vastgesteld was’ en ‘om de klagers te ondersteunen die zo moedig hun nek hadden uitgestoken’.
‘Een groot dilemma’, noemt het bestuur de keuze tussen zuiveren van de wetenschap en bescherming van de betrokken auteurs. ‘Dat laatste heeft in ons besluit het zwaarst gewogen. De keerzijde daarvan is dat het lijkt of we zo iets te verbergen hebben. Je kan het haast niet goed doen.’
Het college vindt het ‘goed te begrijpen dat de CWI, die jaren bezig is geweest met onderzoek, de kant van de schoning kiest’ en erkent dat ‘bescherming van de medewerkers en auteurs’ als nadeel heeft dat ‘schoning nu langzamer plaatsvindt via de uitgevers’. Dit kan echter jaren duren, omdat de redacties eerst hun eigen onderzoek naar de publicaties zullen verrichten alvorens ze terug te trekken. Dat moet ‘zo snel mogelijk’ vindt het bestuur.
‘De verantwoordelijkheid ligt nu bij de uitgevers, die door ons allemaal op de hoogte zijn gesteld en op drie na allemaal hebben aangegeven dit op te pakken. Ook zij zijn gebaat bij een ethische en zuivere wetenschapsbeoefening. Het probleem is dat dit proces lang duurt en in een behoorlijk aantal gevallen niet leidt tot terugtrekking. Wij hebben daar geen invloed op. Tot die tijd zijn dus veel artikelen besmet.’
Op de vraag of auteurs hun publicaties wel of niet zelf openbaar mogen maken, antwoordt het college dat ‘die verantwoordelijkheid en beslissing’ ligt bij ‘de klokkenluiders, co-auteurs en uitgevers gezamenlijk’.