Tanja Nijmeijer is weer in het nieuws. Blijkbaar heeft de ex-guerrillastrijder van de Colombiaanse guerrillabeweging FARC een boek geschreven. Via satellietverbinding mocht ze aanschuiven bij Jinek.
Laatste keer dat ik Eva Jinek sprak, presenteerde ze nog het 4-uur-journaal. Wie ben ik? Roelant Jonker, aangenaam. Ik ben bioloog en werd in 2001 slachtoffer van dezelfde FARC waarbij Tanja zich vrijwillig aansloot.
Bijna acht maanden ben ik vastgehouden door deze terroristen. Of waren het gewone boerenjongens en -meisjes die vochten voor een ideaal: tegen armoede, tegen het kapitalisme en voor de communistische heilstaat? Misschien had ik zoals Tanja in Groningen gestudeerd moeten hebben om dat te kunnen zien.
Militaristisch opgedirkte padvinders
In de kampementen waar ik vastzat, dacht niemand erover na. Het was een kinderkamp, zoals ik dat kende uit mijn jeugd in Leusden. Natuurlijk waren de deelnemers hier meer militaristisch opgedirkt dan de gemiddelde padvinder, maar het principe was hetzelfde. Grote tent in het midden met gaarkeuken, ganzenbord en mens-erger-je-niet, daaromheen slaaptenten voor de verschillende kliekjes kinderen.
Inderdaad, kinderen. Ik was destijds 28 en een van de oudsten in het kamp. Alleen Oscar Tulio Lizcano, een mede ontvoerd Colombiaans congreslid, was ouder. De jongens en meisjes die ons bewaakten hadden vaak nog geen secundaire geslachtskenmerken, zoals wij biologen dat noemen. Het waren jongetjes die nog met autootjes hadden kunnen spelen. Ze waren letterlijk verliefd op hun wapens. Eentje zag ik tijdens zijn wacht urenlang zijn pistool poetsen. Als hij zeker wist dat niemand keek, gaf hij dat schietijzer snel een zoentje. Laat ik hem maar geen reden geven om te schieten, dacht ik dan.
Poëziealbum
De meisjes hielden een soort poëziealbum bij, wat ik alleen kende uit de eerste klas van de lagere school. Ze vroegen jongens die ze leuk vonden iets te schrijven of te tekenen in die schoolschriftjes. Ik kan me ene Sonja herinneren die er echt op stond dat ik dat ook deed. Ik heb een afschuwelijk handschrift, mijn Spaans is belabberd en mijn dichtkunst blijft het best onbesproken. Maar in het Engels wenste ik haar een mooi leven waarin al haar dromen mochten uitkomen.
Ook Alejandra vroeg mij iets in haar schriftje te schrijven. Ze was de zuster van het gezelschap en behandelde mij voor tropische zweren en horzellarven die regelmatig in mijn huid kropen. Ze had op haar dij een enorm litteken van een kogelwond. Ik had haar daar eens op aangesproken en gevraagd wat ze wilde doen na de oorlog, als al deze ellende voorbij was. Er waren in die tijd hoopvolle vredesbesprekingen met de regering.
Ze antwoordde dat ze vechten juist leuk vond. Maar misschien wilde ze later wel net als ik bioloog worden om te helpen dieren te beschermen. Als ze daarmee ernst wilde maken, moest ze maar contact met me opnemen, zei ik, terwijl ik mijn e-mailadres in haar poëziealbum schreef.
Dat deed ik in de hoop later via haar te kunnen achterhalen wie mij al die tijd had vastgehouden en waar precies. Het was namelijk kilometers verwijderd van de plek waar ik gevangen was genomen.
In mijn herinnering was ze een soort Tanja. Mooi, capabel en fanatiek. Mooie meisjes hadden het zwaar bij de FARC. De kinderkampen hadden altijd een commandant, tussen de 20 en 30, die werd vergezeld door een veel jonger en knap tienermeisje – veelal tijdens patrouilles opgepikt uit een boerderij of indianendorp. Deze meiden hadden het relatief goed. Ze kregen het lekkerste te eten, mochten soms shoppen in een dorp en hoefden nooit op wacht te staan.
Maar zodra de relatie strandde, veranderde hun status snel. Van koningin van het kamp werden ze dan verschoppeling. Terug naar huis konden ze niet, want de FARC is nu eenmaal voor het leven. Je krijgt er een nieuwe naam en identiteit. Je strijdmakkers zijn voortaan je familie. Daar zit je dan, zonder steun en kwetsbaar voor allerlei geweld.
Keel doorsnijden
De FARC trok lang niet alleen bevlogen vrijheidsstrijders. Er zaten ook nare psychopaten tussen die kickten op macht. Types die je welkom heetten in hun kamp door uitgebreid uit te leggen hoe ze iemands keel doorsneden en hoe belangrijk het daarbij was de goede slagaders te raken. Voor het slapen gaan kwamen ze je persoonlijk aan de ketting leggen alsof je hun hond was.
Alejandra was geen commandant-meisje. Maar mijn e-mailadres bracht haar in de problemen. Ze werd ervan beschuldigd mijn lover te zijn en om die reden bedreigd met de dood. Snel verdween ze uit het kamp. Haar echte vriendje, Familia, was in plaats van ’s nachts bij Oscar en mij de wacht te houden stiekem naar het andere kamp gelopen waar Alejandra werd vastgehouden.
Op dit soort deserties stond de doodstraf en de spanning in het kamp liep hoog op toen een van de commandanten het nieuws kwam vertellen. Die “keel-doorsnijdt-beweging” kwam een aantal keer voorbij. Dergelijke executies waren blijkbaar normaal.
Het viel gelukkig mee. De verloren zoon verscheen snel weer in het kamp en ook Alejandra werd gespaard. Maar ik zag haar nooit meer terug.
Vriendschapsverzoek
Jinek heb ik dus ook al wat jaartjes niet gezien, al werd ik wel voor andere actualiteitenprogramma’s uitgenodigd zodra er iets aan de hand was met Colombia of ontvoeringen. Zo ook toen Derk Bolt en Eugenio Follender van het tv-programma Spoorloos werden gegijzeld door de ELN, een zusterorganisatie van de FARC. Toen ik ‘s nachts thuiskwam van een optreden bij RTL Late Night en mijn Facebook checkte, bleek dat ik een vriendschapsverzoek had gekregen van een dame in Florida: Alejandra.
Ze verafschuwde de FARC inmiddels, schreef ze, en alle rebellen. Ze spiegelde me een verhaal voor dat ze misbruikt was en te jong en naïef was geweest. Ze verontschuldigde zich, zei dat ze altijd met me te doen had gehad, maar stelde ook dat ze enkel orders uitvoerde.
Nadat ik was vrijgekomen, was ze in verwachting van een dochter. Ze vertelde niks over een liefhebbende vader waardoor ik vermoedde dat bij de verwekking geweld een rol speelde. Veertig dagen na de geboorte werd de baby haar afgenomen. Ze vluchtte weg bij de FARC, en was haar leven niet meer zeker. Al elf jaar vocht ze om haar kind weer te kunnen zien.
Uitgerekend op de dag dat ze met mij contact had gezocht, was het visum voor haar dochter rondgekomen. Eindelijk zou ze herenigd worden met haar kind.
Ze vroeg, eiste bijna, mijn vergiffenis. Haar lijden was namelijk veel groter geweest dan dat van mij. Maar tegelijkertijd herinnerde ik me haar vechtlust. Bovendien was ik nog boos over wat Bolt en Follender was overkomen en schoot me de “ik volgde alleen maar orders op”-smoes bij mij in het verkeerde keelgat. Het liep al tegen vieren. Ik moest gaan slapen.
Verantwoording
De volgende ochtend las ik haar bericht dat ze besloten had het contact met mij te verbreken. Ze had ergens gelezen dat ik toch nog erg boos was op de FARC en ze wilde dat ik haar begreep en vergaf. Omdat ze me had geblokkeerd kon ik niet meer reageren. Ik kan haar vergeven, maar ik had graag nog verder met haar gesproken.
Terug naar Tanja Nijmeijer.
Mare vroeg me of ik haar boek wilde recenseren om mijn eigen ervaringen er tegenover te zetten. De hoofdredacteur kwam het zelfs langsbrengen. Het ligt nog ingepakt op het dressoir.
Ik wil Tanja geen podium geven. In plaats van in een boek moet ze zich verantwoorden in een rechtszaal.
Ze was direct betrokken bij gijzelingen en aanslagen. Ze legitimeert nog immer haar deelname aan een organisatie die allang haar legitimiteit als vrijheidsbeweging had verloren toen zij zich aansloot, en is verantwoordelijk voor afschuwelijke moorden en andere misdaden tegen de menselijkheid. Ze krijgt een heldenrol toegedicht, maar vervult mij alleen met schaamte ten opzichte van mijn Colombiaanse vrienden (en eigenlijk de gehele bevolking).
Toen ik in Colombia verbleef, was de FARC medeverantwoordelijk voor twee miljoen binnenlandse ontheemden. Overal in Zuid-Amerika kwam ik armoede tegen, maar Biafra-buiken zag ik alleen bij de kinderen in die gebieden waar de FARC het voor het zeggen had.
Vijf jaar geleden was ik toevallig in Bogota toen het vredesakkoord werd getekend. Ik moest janken toen een journalist vroeg wat ik voelde. Ik kon vrij rondlopen en zonder angst het land aan mijn vriendin laten zien, oude maten bezoeken en parkieten bekijken. Ik ontmoette mensen die jarenlang door de FARC van hun dierbaren waren gescheiden. Hun moed om te vergeven stemde mij hoopvol.
Vriend en vogelkenner Diego Calderon werd ook ontvoerd door de FARC en overleefde het ternauwernood. Nu gaat hij met voormalig bewaarders het bos in om ze te leren vogelen en samen te genieten van de schoonheid van de natuur. De vrede in Colombia is fragiel. Maar met deze echte helden van Colombia moet de toekomst wel beter worden en hoeven we niet te geloven dat geweld ooit een oplossing was.
Tanja Nijmeijer, Van guerrilla naar vredesproces, Hollands Diep, €22,99