‘“Ik moet hier niet zijn”, denken ze soms. Ze zitten hier dan wel te janken, maar er is toch veel groter leed in de wereld?’ vertelt jongerenpsycholoog Laure Klerks. ‘Onzin. Je voelt je wel kut namelijk.’ Steeds meer studenten nemen plaats op de bank van pallethout in haar praktijk Jongerentherapie Leiden. Op tafel staat een doos tissues.
Anderen vinden hun weg naar de studentenpsycholoog in Plexus. Elke doordeweekse ochtend tussen elf en kwart voor twaalf kun je je melden bij PITstop voor het spreekuur. ‘Per jaar zullen het er zo’n 800 zijn’, vertelt Emile Dingjan, een van de zes studentenpsychologen van de universiteit.
Kinder- en volwassenenpsychologen staan volgens Klerks vaak ver van de studentenwereld af. ‘Een jongere denkt dan: jullie snappen er geen fuck van. Starten met studeren is nu eenmaal eenzaam en verrekte lastig.’
49 Procent van de Nederlandse studenten kampt met psychische klachten, of heeft dergelijke klachten gehad, zo blijkt uit een onderzoek van de Landelijke Studentenvakbond uit 2013. Iets minder dan de helft van hen had tijdens het onderzoek nog steeds last. Onder hbo-studenten waren die aantallen nog net iets hoger. De meest genoemde klacht was depressie, gevolg door vermoeidheid en stress. Concentratieproblemen en faalangst speelden ook mee. Studiedruk en rendementsmaatregelen zijn de meest genoemde oorzaken, gevolgd door familieomstandigheden en teveel activiteiten naast de studie.
Die eenzame eerstejaars is slechts één verhaal. Grofweg hoort Klerks er nog drie regelmatig voorbijkomen: ‘Studenten die zich na drie afgebroken studies afvragen: en nu? Anderen lopen pas later vast, wanneer de scriptie écht niet wil vlotten. En dan zijn er nog degenen die wél helemaal heppie-de-peppie lijken. Die storten zich in het verenigingsleven, drinken gigaveel, tot ze zich plotseling afvragen: waar ben ik eigenlijk mee bezig? Achter zulk feestgedrag kan onzekerheid en eenzaamheid schuilgaan.’
Ook Dingjan spreekt studenten uit alle studiefasen. ‘We signaleren wel dat jongeren tussen hun achttiende en eenentwintigste in korte tijd veel meemaken. Ze raken wel eens behoorlijk dronken, proberen middelen uit, maar het lijkt allemaal niet zo gek veel uit te maken. Rond hun eenentwintigste beginnen ze het geneuzel in studentenhuizen zat te worden. Ze realiseren zich plotseling: oeps, ik word volwassen. En dat heeft een keerzijde. Ze schrikken van de maatschappelijke verantwoordelijkheid en beginnen zich vragen te stellen over hun toekomst.’ In de mailbox van de scriptiebegeleider blijft het intussen stil. ‘Studenten denken: het zal wel niet goed zijn, ik stuur het nog maar niet op, ik ben maar een prutstudent. Die angst verlamt, waardoor je nóg meer deadlines mist.’
Een eerste gesprek met de studentenpsycholoog is een ‘taxatie van de vraag’, volgens Dingjan. Die moet eigenlijk studiegerelateerd zijn. ‘Een traumatisch ongeluk of een ernstig zieke ouder heeft zonder meer ook invloed op je studie. Maar als persoonlijke problemen de overhand hebben, verwijzen we je door. Daarvoor hebben we een goede sociale kaart. We kennen de personen naar wie we studenten sturen.’ Dat kan een eerstelijnspsycholoog zijn, zoals Klerks. ‘Minder milde problematiek vraagt om de tweede lijn, via de huisarts. Studenten die psychotisch of ernstig depressief zijn, kunnen we rechtstreeks laten plaatsen. Maar zulke crisisgevallen komen hooguit vier keer per jaar voor.’
Soms is er überhaupt geen doorverwijzing nodig, en kan een student weer vooruit na maximaal vijf gesprekken. ‘De wachtlijst is nu vijf weken. Dat willen we terugbrengen naar maximaal drie’, zegt Dingjan. ‘Ook geven we workshops en trainingen. Zo hebben we de zelfvertrouwensgroep, de afstudeergroep en de studieondersteuningsgroep.’
Ook bij Klerks kun je in vijf sessies een eind komen.
‘Sommigen blijven langer, of komen nog eens terug voor een soort apk’tje. Veel studenten besluiten uiteindelijk een grote reis te maken, kiezen een nieuwe studie of gaan alsnog op kamers.’ Grote stappen, die niet per se direct louterend werken. ‘Zo’n reis kan geen fuck aan zijn, maar je hebt nu blijkbaar wel de ballen om op je bek te durven gaan. Daardoor voel je je onafhankelijk. En bén je dat ook.’
De mooiste tijd van je leven? Hoezo?
‘Het is niet zoals op tv. Dat je op de bank komt vertellen dat je maar geen date vindt’, zegt een tweedejaarsstudente geschiedenis (20). ‘Toch voelde het in het begin knullig om te praten over hoe ik mijn leven moest inrichten.’
Ze was zeventien toen ze in Leiden, waar ze was opgegroeid, vastliep als eerstejaars rechten.
‘Het voelde als falen. Achteraf gezien was ik te jong. Mijn ouders vonden dat ik moest studeren. Dat drukte nogal op mijn schouders. Ik bleef hangen in mijn veilige middelbare-school-wereld. Je studententijd moest de gelukkigste tijd van je leven zijn en ik dacht alleen maar: hoezo?’
Ze switchte naar geschiedenis. ‘Mijn studie was het enige dat goed ging. Daarnaast had ik weinig. Het stapelde zich op. Ik wilde heel graag lid worden van een vereniging, maar ik durfde er niks.’
Daarom ging ze zelfs niet mee met het verenigingsweekend. ‘Ik dacht: ze vinden me allemaal stom. Dat werd zó groot.’
Via de huisarts belandde ze bij een psycholoog. ‘Een vrouw van zestig. Die begreep er niks van.’ In september startte ze bij Jongerentherapie Leiden. Ze heeft nog een paar gesprekken te gaan. ‘Maar wat moest gebeuren, is nu klaar.’ Nare gevoelens duiken soms nog op. ‘Maar nu herken ik ze.’
Met vrienden heeft ze het er niet vaak over.
‘Sommigen heb ik verteld over de therapie. Ik bleek helemaal niet de enige te zijn. Het zou bespreekbaarder moeten zijn. Maar dat ik hier anoniem wil blijven, zegt ook wel wat.’
Ze wil haar bachelor afmaken. ‘Daarna vertrek ik naar Amsterdam om psychologie te studeren. Nu heeft mijn studie nog voorrang, maar daar is het halen van mijn bsa genoeg. Ik ga vol voor andere dingen. Al mijn pijlen zijn nu op Amsterdam gericht.’
Midlifecrisis: liever nu dan later
‘Ik deed haast niets anders dan piekeren, huilen en vooral veel slapen’, vertelt een tweedejaarsstudente bij een kleine geesteswetenschappenopleiding (23).
Ze was gestopt met de kunstacademie en rechten vlotte ook niet. ‘Om mijn studie te redden stapte ik naar de studentenpsycholoog. Ik dacht aan faalangst, omdat ik telkens zo zenuwachtig was voor tentamens.’
Ze belandde bij de faalangstgroep van de studentenpsychologen. ‘Alles was total chaos. Dingen die moesten gebeuren, deed ik nog wel. Op verenigingsborrels stond ik erbij als een lijk. Ik kreeg het idee dat die faalangst onderdeel van een groter probleem was.’ Op aanraden van vriendinnen kwam ze bij Jongerentherapie Leiden terecht.
‘In het begin, lopend naar huis, was ik alleen maar meer in de war. Maar al snel kreeg ik concrete handvatten. Dan wilde ik ruzie maken met mijn vriendje, maar dacht ik net op tijd, of soms net te laat: dit moet ik ánders aanpakken.’
Vriendschappen met clubgenoten of huisgenoten verloor ze niet. ‘Ook dat vriendje is gebleven. Zij zagen het weer beter gaan.’ Ruim anderhalf jaar later, bij haar huidige studie, heeft ze nog nooit een tentamen hoeven herkansen. De psycholoog bezoekt ze nog elke twee maanden.
‘Toen iedereen de mooiste tijd van z’n leven beleefde, had ik het intens moeilijk. Maar liever nu, dan later, met drie kinderen en een vaste baan. Ik heb al ontzettend veel geleerd. Het was een soort midlifecrisis tijdens mijn studententijd. Maar ik wist dat het voorbij zou gaan. Ik had alleen even iemand nodig. Ook al had ik geen ziektes, mijn ouders waren niet gescheiden, er waren geen rare dingen aan de hand.’
Nog steeds heeft ze geen idee wat er aan de hand was. ‘Maar het boeit ook niet. Het is weg. En nu gaat het goed.’