Achtergrond
Gevangen in de jungle
Biologiestudent Roelant Jonker is gek op papegaaien, zijn heel leven al. Een stageonderzoek naar de Geeloorpapegaai in Colombia liep echter uit op een nachtmerrie. Hij werd er acht maanden gegijzeld door de rebellen van de FARC.
donderdag 5 september 2002
Biologiestudent Roelant Jonker baalt. Hij zou wel weer eens een biertje lusten, maar vanwege de medicijnen die hij slikt is dat onmogelijk. Er zit een ziekmakende amoebe in zijn bloed en die moet verdreven worden door middel van een vrij langdurige kuur. De medicijnen veroorzaken daarnaast ook nog eens een soort uitslag in zijn gezicht.
Het zijn de lichamelijk souvenirs overgehouden aan een verblijf van acht maanden in de Colombiaanse jungle, als ‘gast‘ van de marxistische rebellenbeweging FARC. Geestelijk echter lijkt Jonker zijn avontuur goed doorstaan te hebben. Hij vertelt erover met gemak en de nodige analytische distantie. ‘Ik wou dat ik mijn verhaal op een bandje had opgenomen‘, lacht hij. ‘Ik heb het al aan zo veel mensen moeten vertellen.‘
Jonkers avontuur begon augustus vorig jaar, toen hij naar Colombia vertrok om daar de Geeloorpapegaai te gaan bestuderen in het kader van een stage voor zijn studie biologie. ‘Ik ben mijn hele leven al gek van papegaaien en Colombia is een prachtig land om vogels te bestuderen. Een negende van alle bekende vogelsoorten ter wereld komt daar in de oerwouden voor. Vrij recent was er een populatie Geeloorpapegaaien ontdekt Ð een soort waarvan eigenlijk gedacht werd dat ze helemaal uitgestorven was. De kans om die te gaan bekijken liet ik me natuurlijk niet lopen.‘
De Leidse bioloog stelde zich van tevoren eerst goed op de hoogte van de situatie in het gebied waar hij naartoe zou gaan. ‘Alles was er in orde, zo zei men. Het gebeid was in handen van het leger en de marxistische rebellen van de FARC werden er eigenlijk nooit gezien.‘
Deze informatie bleek enkele maanden na aankomst helaas niet te kloppen. Op 24 oktober kwam een groepje jeugdige met Kalashnikov bewapende Colombianen de hut binnen waar Jonker en zijn collega‘s de nacht doorbrachten. ‘Toen was ik er vrij gauw bij‘, herinnert hij zich. ‘Ik ben zo groot als twee Colombianen en spreek niet bepaald accentloos Spaans. Ik was dus duidelijk een buitenlander en het ontvoeren van buitenlanders is dé manier waarop de FARC aan fondsen komt.‘

Schoten in de nacht
Roelant Jonker hield gedurende een groot deel van zijn gevangenschap en dagboek bij. Hieronder een fragment dat een niet bepaald typische dag beschrijft.
10-02-2002
Er is een hoop gebeurd in de laatste vier dagen. Nadat ik de laatste keer mijn pen had neergelegd, kreeg ik voor het eerst eten zonder rijst. In plaats daarvan waren er wat flauw gebakken patatten, lauw. Dit moet de voorbode geweest zijn voor de gebeurtenissen die volgden. Alhoewel de schoten die gelost werden de nacht ervoor ook een indicatie geweest kunnen zijn. Welnu, de volgende nacht werden er weer schoten gelost. Op vermeende rondsluipende indringers. Een paar uur later werden we gewekt en moesten we hals over kop naar het huis komen (het commandocentrum). Harrison (een van de rebellen, red.) lag op de vloer, duidelijk buiten zinnen.
Om de zoveel minuten begon hij hevig te woelen en te stuiptrekken. Drie andere guerrillero‘s hielden hem in bedwang, in Christushouding: twee op de armen en een, geholpen met wat touw, aan zijn voeteneinde De toegesnelde indigini (indianen) wisten het natuurlijk al snel: duidelijk bezeten door een ‘spiritus‘ Die nacht moesten wij ook in het huis slapen, voor de ‘veiligheid‘.
De volgende dag, weer in onze hut, kwam de commandant met Oscar (Jonkers medegevangene, red.) overleggen. Wat ik er van heb opgemaakt, dacht hij dat er geesten ronddwaalden hier, en dat die het waren die de pistoolschoten hadden ontlokt. Hij had de indigini gevraagd om een brujo (tovenaar) te sturen. Aangezien Harisson ook van lokale makelij was, zou dat vast werken.
Ook had hij besloten dat we de volgende dag zouden vertrekken, want met ronddwalende kwade geesten voelde hij zich hier niet erg op zijn gemak. Dus de volgende dag moesten we in de benen. Balen, want het kamp waar we zaten was heel redelijk, gezien het zwembad enzo. Nu moesten we drie uur gaan lopen, over niet echt toeristen-vriendelijke padjes. Maar eerst nog een nacht slapen in het huis, met de rest. Reeds ingepakt zodat we in de morgen konden vertrekken.

Jonker werd meegenomen, ondanks protesten van de andere projectmedewerkers die de commandant van het groepje probeerden te vertellen dat de FARC in andere gebieden alle papegaaienonderzoekers met rust liet. Voor Jonker volgde een tweedaagse tocht over bergen, langs diepe ravijnen en door rivieren en oerwoud die eindigde in een provisorisch kamp verstopt ergens in het gebergte. Daar begon de bioloog aan zijn bestaan als gegijzelde dat acht maanden zou voortduren.
‘Het was eigenlijk vooral erg saai‘, herinnert de Leidenaar zich nu. Saai, niet beangstigend? ‘Ach, ik was niet echt bang voor die kinderen met mitrailleurs die me omringenden. Ik wist dat ik levend meer waard was dan dood, dus waarom zouden ze me iets aandoen? Nee, ik had vooral heel veel tijd om helemaal niks te doen.‘
In de loop van zijn gevangenschap kreeg hij gelukkig wat meer om handen. ‘Ik kreeg op een gegeven moment een wereldontvanger waarmee ik naar Radio Nederland Wereldomroep heb kunnen luisteren. Ook kreeg ik een schriftje te pakken, dat ik als dagboek ben gaan gebruiken. De rebellen hadden me verder nodig om westerse gebruiksaanwijzingen te vertalen van spullen, dvd-spelers en minidiscs en dergelijke, die ze geroofd hadden.‘
Ook speelde Jonker veel schaak, met de commandant van het kamp, maar ook met zijn medegevangene, het Colombiaanse parlementslid Oscar Lizcano, die al meer dan twee jaar onvrijwillig bij de FARC verbleef.
‘Nee, met het gevaar viel het allemaal best mee‘, relativeert Jonker nog maar eens. Alleen toen hij op een gegeven moment ziek werd heeft hij ‘m flink geknepen. ‘Ik had twee weken erge koorts en was zwaar aan de diarree. En natuurlijk is er nergens in de jungle een dokter te bekennen. Voor de lokale indianen die zoiets overkwam, betekende dit ziektebeeld vaak een zekere dood. Ze hadden er geen idee van dat je er in zo‘n geval voor moet zorgen dat je genoeg water en zout binnenkrijgt. Ze begrepen er niks van als ik puur zout zat op te likken.‘
Jonker kwam zijn klachten te boven en overleefde ook ander lichamelijk ongemak, zoals insecten die eitjes legden in zijn arm. Ondertussen waren de onderhandelingen over zijn vrijlating in volle gang. Uiteindelijk zou hij na acht maanden vrijkomen, in ruil voor een bedrag van 7700 euro. Jonker: ‘De week erna heb ik op de ambassade gezeten. De ambassadeur zelf maakte gehaktballen met gebakken aardappelen en sla voor me. Heerlijk, na al die rijst!‘
Inmiddels is hij al ruim weer twee maanden in Nederland. Het dagboek dat hij bijhield, is hij in opdracht van een uitgeverij nu aan het uitwerken tot een boek. En daarna wacht de studie. ‘Ja, ik moet nu eindelijk maar eens gaan afstuderen. Hopelijk krijg ik de acht maanden stufi die ik heb verspeeld terug van de universiteit. Dit lijkt me wel buitengewone studievertraging, toch?‘
Als hij weer begint zullen het opnieuw papegaaien zijn waar hij zich mee bezig zal gaan houden. ‘Natuurlijk, het zijn echt prachtige beesten. Ze hebben een soort bewustzijn, net zoiets als dolfijnen. Nee hoor, van die vogels heb ik nog lang geen genoeg. Ik denk alleen dat ik voor mijn volgende onderzoek wel even een ander land opzoek dan Colombia.‘