Achtergrond
Boeren laten namens Marx: zo ontstond de Leidse SP
De strijd tegen het kapitalisme moest op de fabrieksvloer worden gevoerd, vonden studenten in de jaren zeventig. Om dichter bij de arbeider te staan werden ze zelf lasser, beschrijft historicus Bart van der Steen in zijn boek over het ontstaan van de Leidse SP.
Vincent Bongers
donderdag 13 juni 2019

‘Bij zijn introductie stelde hij zich voor als Henri. Toen legde ik hem uit dat je met zo’n naam toch moeilijk toegang had tot een arbeidersbuurt. Dat zegt Gerard Harmes, in september 1971 secretaris van de Marxistisch-Leninistische Studentenbond (MLS) in Leiden, als een nieuw lid zich bij de organisatie heeft gemeld. ‘Ik vroeg hem of hij het er mee eens was dat hij in het vervolg door ons Harry genoemd werd. Hij vond dat prima.’

‘Henri was Henri Boddé, de oudere broer van musicus en voormalig cabaretier Mike’, zegt universitair docent geschiedenis Bart van der Steen die in het net verschenen boek In Leiden moet het anders het ontstaan van de Leidse afdeling van de Socialistische Partij schetst. De MLS was een van de directe voorlopers van de partij. ‘Die naamsverandering beperkte zich overigens niet tot de MLS, ook daarbuiten ging hij zichzelf als Harry aanduiden.’

De aanpassing van de naam is een voorbeeld in het boek van hoe in het begin van de SP een kleine groep links-activistische Leidse studenten vond dat zij dichter bij de arbeider moest staan. De strijd tegen het kapitalisme werd namelijk eerst en vooral op de fabrieksvloer gevoerd. Dat idee uitte zich onder andere in zogeheten “arbeiderisme”. De MLS prees bijvoorbeeld in 1970 het besluit van leden om ‘baard en haren af te scheren, om domweg één te zijn met de arbeiders’, schreef de verenigingskrant. Een klein aantal van de studenten ging naast hun studie ook daadwerkelijk in de fabriek werken.

Sommigen vonden het nodig om harde boeren of scheten te laten

De MLS was verbonden aan de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland (KEN), de voorloper van de SP. Deze organisatie publiceerde een krant: De Tribune. ‘Tijdens het colporteren vonden sommigen het nodig om harde boeren of scheten te laten’, vertelt Harmes in Van der Steens boek. ‘Als de mensen geen Tribune wilden kopen, dan waren er een paar van ons die terugriepen: “Bekijk het!” Dat was een typisch Leidse interpretatie van het arbeiderisme. Ik was niet zo aangetrokken tot die cultuur.’

Er was ook alle ruimte om het anders aan te pakken, legt Van der Steen uit. ‘Het was allemaal niet zo rigide. Het idee is vaak dat leden zich aan strikte kaderdiscipline dienden te houden en in de fabriek moesten werken. In werkelijkheid was het niet zo zwart-wit. Binnen de organisatie waren er allerlei verschillende ideeën over het verwezenlijken van idealen. De SP nam eigenlijk al heel vroeg afstand van dat “arbeiderisme” en wist daardoor te groeien tot een lokaal gewortelde partij.’

Er was nog maar één onderzoek naar een lokale afdeling van de SP, namelijk die van Oss. ‘Dat is de meest succesvolle afdeling, maar daardoor niet representatief voor de partij als geheel’, aldus de historicus. ‘Met dit boek krijg je goed zicht op de afdelingen in de Randstad. Ik ben overigens zelf niet meer actief in de SP. Als je schrijft moet je namelijk wel de nodige afstand houden. Ik richt me ook op een periode van de partij (1970-1982) die wat verder weg in de geschiedenis ligt.’

 

Informatieavond over de milieubelasting in Leiden. Foto SP-archief Vergeer.

De radicale organisaties die de basis vormen van de Leidse SP kwamen deels voort uit de Algemene Leidse Studentenvereniging (ALSV). ‘Die voerde eind jaren 60 heel veel actie. Het belangrijkste punt was de democratisering van de universiteit. In 1969 werd het Academiegebouw van de Leidse universiteit elf dagen bezet. Die actie was heel succesvol, want de bestuursstructuren veranderden. Vervolgens scheurde de ALSV. Een heel groot deel van de studenten dacht: “Nu zijn we klaar.” Een klein deel zei: “We moeten juist verder!”’

Het idee dat de KEN echt een partij moest worden, leeft al vanaf het begin. ‘Eerst veranderde de naam in de Kommunistische Partij Nederland/Marxistisch-Leninistisch, maar dat was wel een hele mond vol. Dat werd de Socialistische Partij.’

Actie voeren was en is belangrijk voor de partij. ‘Het ging van heel kleine zaken naar heel grote kwesties. Er werd actie gevoerd voor een speeltuin, of voor twee gezinnen die huisvesting nodig hadden. Maar ook voor landelijke maatregelen, zoals de invoering van milieubelasting voor huishoudens, met de slogan: “Geen belasting op ontlasting”.’

De lokale acties hadden ook landelijk effect. ‘Een voorbeeld zijn de protesten in 1976 tegen stoflozingen van een asbestzagerij in Leiderdorp. Die leidden tot het versneld aannemen van het landelijk asbestbesluit dat het gebruik van dat materiaal aan banden legde.

‘Sommige acties waren echt een enorm succes. Zo wist de aan de SP verbonden Bond van Huurders en Woningzoekenden (BHW) in 1973 een huurverhoging van in zeer slechte staat verkerende vooroorlogse Leidse woningen te voorkomen.’

Toch slaagde de SP er echter nog niet in om ook electorale successen te boeken. ‘De pers, maar ook andere politieke partijen, stonden in het begin heel wantrouwend tegenover de partij. Ze waren vooral kritisch over de BHW, omdat SP’ers hun eigen rol daarin niet duidelijk maakten. Voor de buitenwacht was het niet altijd helder: “Wat vindt deze partij nu eigenlijk?”’

Dat veranderde in 1978 met de oprichting van de SP Hulp- en informatiedienst, die alle acties en campagnes ging organiseren. ‘De partij werd transparanter en kreeg vervolgens meer steun en aandacht in de media. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1982 haalde de partij dan ook haar eerste Leidse zetel.’

Bart van der Steen, In Leiden moet het anders. Uitgeverij Verloren, 176 pgs, € 19
Van der Steen geeft op donderdag 27 juni een lezing in boekhandel Kooyker

‘Jehova’s getuigen waren bang voor ons’

Universitair docent Nederlands Ton Harmsen was een linkse activist in zijn studietijd. ‘Ik wilde het maoïsme niet bestuderen in de bibliotheek, maar in de fabriek.’

‘In de Algemene Leidse Studentenvereniging was een groepje dat acties met arbeiders ging organiseren. Tegen vervuiling, uitbuiting en huurverhoging’, aldus docent vroegmoderne letterkunde Ton Harmsen (1948). ‘We voetbalden in F.C. Klassenstrijd, we verkochten de Rode Tribune langs de deuren, de Jehova’s getuigen waren bang voor ons. En we discussieerden met studenten, hasjrokende hippies waar we diep op neerkeken.

‘Ik sloot mij aan bij de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland omdat ik werk van Marx en Mao had gelezen waarin ik mijn eigen ideeën herkende: het historisch materialisme, dat de werkelijkheid beschrijft vanuit objectieve wetmatigheden en niet vanuit subjectieve ideeën.

‘Ik studeerde Nederlands. Bij sinologie volgde ik college bij Cornelis Schepel, de vertaler van het Rode Boekje. Ik wilde het maoïsme niet bestuderen in de bibliotheek, maar in de fabriek. Wij moesten niet over de arbeiders praten, maar ons met hen verbinden. Dat betekende dat een aantal van ons in een fabriek ging werken.

‘Ik leerde een lasapparaat en een vierkleurendrukpers te bedienen. Mijn huisgenoten in de flat aan de Rijn- en Schiekade hebben mij in leven gehouden door mij tussen het lassen, colporteren en vergaderen door aardappelen, vlees en groente voor te zetten.
‘Het werken in de fabriek was de eerste kennismaking met de mensen die de geschiedenis maken. En hoe meer ik met ze praatte en van ze leerde, werd het mij steeds duidelijker dat hun machteloosheid niet betekende dat ze onmondig waren.

‘Bij de drukkerij werkte ik met Algerijnen die discussiëren over literatuur en film, en met Nederlanders die op rake wijze de spot konden drijven met de dandy die eigenaar-directeur van de fabriek was. Ze noemden hem Jan Safari. Toen hij eens om drie uur ’s nachts een paar vrienden zijn drukkerij liet zien, waren wij juist de waterbakken aan het schoonmaken, bovenop de pers. Dat verspreidt een vreselijke stank. Onze directeur riep: ‘Het ruikt hier naar frikandellen’, waarop de drukker naar beneden riep: ‘Ik weet niet waar jij je frikandellen haalt?’ Zo stond hij voor schut voor zijn eigen vrienden, en de drukker moest de volgende dag op kantoor komen om zijn excuus aan te bieden. Maar voor ons was hij een held.

‘Ik gaf ook cursussen over marxisme-leninisme aan de universiteit. In het boek staat dat ik dat in een lasoverall deed - ik weet werkelijk niet meer of dat zo is, maar misschien kwam ik toen direct van de Electrolasmaatschappij naar de cursuszaal.’