Ze zijn terug: de barricades. Vanaf het begin van de huidige protestgolf, op Roeterseiland in Amsterdam, verrezen wederom de monumenten van ordeverstoring, onvrede en weerstand – die tegelijkertijd staan voor solidariteit, idealisme en rechtvaardigheidszin.
‘Die barricades laten perfect zien hoe actierepertoire zich verspreidt’, vertelt Dennis Bos, universitair docent geschiedenis in Leiden en auteur van Bloed en barricaden: een lijvig werk over de opstand van de Parijse Commune die in 1871 de Franse regering uit de hoofdstad verjoeg, maar 72 dagen later in bloedige barricadegevechten door het leger werd verslagen. Dáár verkregen de obstakels een legendarische status.
‘Maar het zijn verschrikkelijke ondingen’, lacht de historicus. ‘Militair failliet, ook toen al; ze werken eigenlijk helemaal niet. De barricade is altijd een plek van nederlagen. En zo hoort het ook. De staat wint altijd. Maar het zijn wel heroïsche nederlagen; nederlagen die inspireren.’
De barricade-expert koestert zijn geëngageerde inborst. In zijn Amsterdamse huis valt overal rode symboliek te bewonderen. Zijn rode kat, een zeer sociaal dier, is vernoemd naar de socialistische kunstenares Marie de Roode-Heijermans; de zwarte naar anarchiste en feministe Mina Puccinelli. Bos nam deel aan de Leidse walk-out (‘ik was aangenaam verrast over de hoge opkomst’), deed mee aan de protesten op het Rokin (‘mooi om te zien hoe verschillende groepen spontaan aansloten’), en inspecteerde de barricades op het Roeterseiland.
Wat viel u daar op?
‘Er waren drie barricades en die sloten dat eilandje perfect af. Wat ik opmerkelijk vond: ze waren vooral gebouwd met pallets, het ultieme symbool voor modern transport. Al die goedkope Chinese troep wordt daarop in containers naar onze consumptiemaatschappij verscheept. Die dingen liggen door de hele stad: dat is globalisme. Zo zie je de moderne tijd gereflecteerd in de materie.
‘Het woord “barricades” komt, bijvoorbeeld, van Franse barriques: de tonnen, gevuld met zand en stenen, die Parijse burgers in 1588 tijdens hun conflict met de Franse koning gebruikten. Maar nu zijn het pallets.
‘Ook in de tentenkampen zie je die kapitalistische verhoudingen: tentjes zijn ontzettend goedkoop geworden en zo een mooie variatie van de barricade geworden. Tijdens de roemruchte Maagdenhuisbezetting van 1969 kwam niemand op het idee tentjes op te zetten. Want destijds waren dat nog behoorlijke investeringen, die je niet zomaar blootstelde aan het gevaar van een ontruiming. Maar nu verschijnen overal koepeltentjes. Die kosten toch niks: sommige festivalgangers ruimen ze niet eens meer op – ze worden als vuil achtergelaten.’
Maar je loopt er toch zo doorheen?
‘Dat is waar. Maar net zoals barricades perken ze de publieke ruimte af. De activisten trekken een lijn in het zand en zeggen: “Tot hier, en niet verder.” Net zoals achter de klassieke barricades ontstaat daar een soort liberated zone: een tegencultuur op kleine schaal.
‘Op Roeterseiland was bijvoorbeeld een bibliotheektent. Briljant! Het drukt uit hoe serieus de activisten hun zaak nemen. Dat is de kern van hun zelfbeeld: ze wéten dat ze goed geïnformeerd zijn en dat hun stellingname gebaseerd is op feiten en wetenschappelijke analyse. En je ziet: door het hele land staan nu kampementen.
‘Dat is hoe de barricades werken: door hun symboliek. Dat beeld van die shovel die ’s nachts op Roeterseiland door die barricades gaat, wordt de inspiratie voor de volgende actie. Want bij het Binnengasthuisterrein werden de barricades veel hoger en ingewikkelder om te doorbreken. En dáár was het beeld van dat meisje dat op een shovel klom en daar bruut vanaf werd getrokken. Op die momenten is de barricade een decor. De barricadestrijd wordt tegelijkertijd uitgebeeld, én gestreden én geromantiseerd.
‘Ik wil trouwens echt de ongelooflijke stommiteit van het Amsterdamse college van bestuur benoemen. Als activisten zich achter een barricade verschuilen, weet je als bestuurder: met deze ruimte nemen ze genoegen. Dus laat ze daar maar zitten. Álle deuren van élk universiteitsgebouw konden gewoon open. Ze hadden dat dus als geruststelling moeten opvatten: “Ze willen op het grasveldje kamperen. Prima: ze komen dus niet bij ons de ruiten ingooien.” Maar nu heeft de driehoek toch de boel ontruimd. En dan zie je: de beweging groeit.’
Aan de Leidse universiteit is eerst het Wijnhavengebouw bezet, en daarna de hortus.
‘Een bezetting kan je zien als overtreffende trap van de barricade. Daar bezet je niet de openbare ruimte, maar de ruimte van… nou ja: van wie? Van wie is de universiteit? Die vraag raakt de kern: is de universiteit een gemeenschap van wetenschappers en wetenschappers in opleiding, die samen wetenschap bedrijven? Of heeft het ook een maatschappelijke functie? De kwestie-Gaza gaat ook over het wezen van de universiteit: moeten wij als instituut contacten onderhouden met universiteiten die volledig zijn geïncorporeerd in een apartheidsstaat, een systeem van onderdrukking? Of zijn wij solidair met mensen die vechten tegen hun eigen uitroeiing? Die vragen zijn aan de orde op het moment dat het hek op slot gaat. Ofwel door bezetters, ofwel door de beveiliging van de universiteit.
‘Toen we tijdens de walk-out naar de Oude UB liepen, waar het college van bestuur zat, was dat prachtige hekwerk ook al dichtgedaan. Stonden die beveiligers daar een beetje laatdunkend te lachen naar de demonstranten.
‘Ik moest meteen denken aan een beeld uit Griekenland, 1973. Toen was de technische universiteit van Athene bezet door studenten die tegen het kolonelsregime protesteerden. Die zaten daar zo’n ijzeren hekwerk te bewaken. En daar rijdt dan een pantserwagen van het Griekse leger dwars doorheen, over die studenten heen. Daar vallen dus doden. En dat wordt nog jaarlijks herdacht in Griekenland – elke keer weer met rellen.’
Wat zou je de protesterende studenten mee willen geven?
‘Vertrouw op je eigen oordeel. De Nederlandse kleinburger vindt een kapot ruitje aanstootgevender dan de moord op 15.000 kinderen. Daar hoef je je bij de keuze van actiemiddelen dus weinig van aan te trekken.’