Eet voedsel, niet teveel, vooral planten. Hoe meer een mens leert over voedingsleer, epidemiologie en de milieu-impact van eetpatronen, hoe duidelijker het wordt dat de Amerikaanse eetschrijver Michael Pollan het verrekte goed samen wist te vatten in zijn beroemde oneliner.
Wie iets meer uitleg nodig heeft, kan terecht bij het Voedingscentrum. Zoals heel veel landen heeft Nederland een overheidsinstelling die de bevolking uitlegt hoe hun eetpatroon eruit zou moeten zien. Geen hond die zich eraan houdt – slechts een paar procent van de Nederlanders eet echt dagelijks de aanbevolen 250 gram groente – maar het advies is er, in elk geval.
Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk nemen in hun nationale voedingsadvies ook duurzaamheid mee. Dat gaat ergens over, want twintig tot dertig procent van de menselijke uitstoot van broeikasgassen is het gevolg van voedselproductie. Er liggen bovendien wat win-win-situaties klaar: kraanwater is zowel gezonder als milieuvriendelijker dan bier of frisdrank. We eten meer rundvlees, lamsvlees en kaas dan goed voor ons is, en dat zijn ook producten met een grote ecologische voetafdruk.
Schijf van vijf
Het rekenen met die voetafdrukken is een van de specialiteiten van het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden (CML). Vorig jaar rekenden onderzoekers onder meer voor hoe rijke landen tot een kwart op hun CO2- en methaanuitstoot zouden besparen als hun inwoners zich aan hun plaatselijke equivalent van de ‘Schijf van Vijf’ zouden houden (zie: Hebben de planteneters gelijk?). In een nieuw artikel in vakblad One Earth voegen ze nog een extra factor toe: dierenwelzijn.
Daar wordt het verhaal meteen een stuk ingewikkelder van. Kippenvlees is een relatief gezonde bron van eiwit, bijvoorbeeld. Je kan het, vergeleken met rundvlees, behoorlijk milieuvriendelijk produceren, zeker als je heel veel kippen op elkaar propt in ruimtes waarin elke kip ongeveer het eigen volume aan ruimte heeft. Een kip is echter ook een levend wezen dat behoefte heeft aan scharrelen. Als je daar alleen naar kijkt in termen van voedingswaarde en uitstoot, ben je misschien wat kil bezig.
Aan de andere kant is het niet onmiddellijk duidelijk hóe je precies zou moeten rekenen met dierenwelzijn. CML-onderzoeker Laura Scherer doet tenminste een poging. Die is gebaseerd op de aanpak uit een andere sector waarin je onvergelijkbare zaken toch met elkaar moet zien te vergelijken: de geneeskunde. Er is geen oneindige hoeveelheid geld voor behandelingen, dus je moet kiezen, als samenleving. Een maat die helpt bij die keuze, is de hoeveelheid Disability Adjusted Life Years, waarin zowel het aantal gewonnen levensjaren als de kwaliteit daarvan worden meegewogen.
Ga er maar aan staan: hoe vergelijk je maximaal vijf jaar zonder pijn maar waarin je je plas niet kunt ophouden met leven in een rolstoel, maar met 50 procent kans dat de tumor wegblijft? Het is een onmogelijke vergelijking tussen appels en peren, maar iemand moet die keuze wel maken. Dan biedt zo’n rekenmodel in elk geval houvast.
Bij dierenwelzijn ligt het nog ingewikkelder. Het is duidelijk dat een varkentje dat in de modder kan rollen meer welzijn heeft dan een big in een kooi. Maar hoe belangrijk dat precies is, kan het beest niet uitleggen. Als je dan vervolgens varkens met kippen wilt gaan vergelijken, of met een net vol haring, wordt het er allemaal niet makkelijker op. ‘Dit is controversieel’, zegt Scherer zelf ook.
Om tot een vergelijking te komen, weegt haar aanpak (link) ook de hoeveelheid zenuwcellen uit de hersenschors mee. Bij dieren zonder hersenschors telt het totale aantal zenuwcellen, maar die komen in de regel nog steeds stukken lager uit. Een mens heeft grofweg dertig keer zoveel zenuwcellen als een koe, en dus is een koe 0,035 ‘mensenpunten’ waard, een kip ongeveer een tiende daarvan, en een garnaal is ietsje meer dan een miljoenste punt.
Meewegen
Tel je alles bij elkaar op, dan verorbert een gemiddelde vleeseter voor tientallen mensen aan morele punten in zijn of haar leven, rekenen Scherer en co voor in One Earth. ‘Sommige mensen reageren daar emotioneel op, en zeggen dat je zulke vergelijkingen helemaal niet kan maken. Ik zie niet in waarom dat niet zou mogen, zolang je maar op de een of andere manier meeweegt dat sommige dieren meer bewustzijn hebben dan andere.’
Wat je ook mee moet wegen, zijn kilo’s. Een koe heeft weliswaar meer hersencellen en wellicht ook meer bewustzijn dan een kip, maar is ook veel groter. Voor een kilo kippenvlees heb je ongeveer één kip nodig, in een kilo rundvlees gaat ruwweg één driehonderdste van het hele beest. Om die reden scoort kippenvlees het hoogst op Scherers dierenwelzijn-index, en eieren nog altijd hoger dan varkensvlees.
Schelpdieren zijn nog net slim genoeg om te kunnen poepen, maar ook die krijgen veel punten per kilo. ‘Je moet er nu eenmaal een hoop samen hebben om aan een kilo te komen’, legt Scherer uit. Het voelt misschien raar, maar ons strafrechtsysteem werkt in wezen vergelijkbaar: na je twintigste veroordeling voor zakkenrollen heb je langer vastgezeten dan een moordenaar.
Win-win-win
Met het dierenwelzijnsinstrument in de hand kun je opnieuw naar de nationale aanbevolen eetpatronen kijken. De meeste landen maken een afweging tussen gezondheid enerzijds, en milieu en dierenwelzijn anderzijds. Gemiddeld gesproken gaan zowel de volksgezondheid als het dierenwelzijn erop vooruit als mensen naar hun Voedingscentrum zouden luisteren, en neemt de impact op het milieu af. ‘De adviezen zijn meestal beter dan wat de mensen in een land daadwerkelijk eten, maar ze zouden nog verder verbeterd kunnen worden, met meer aandacht voor win-win-wins’, zegt Scherer.
Wanneer krijg je die? Echt voedsel, niet teveel, vooral planten. Planten zijn vrijwel per definitie milieuvriendelijker dan dieren, omdat dieren nu eenmaal planten moeten eten.
‘Het kan wel zijn dat mensen die aanbevolen eetpatronen niet volgen, maar ze kijken er wel naar. Het wordt ze overigens ook niet gemakkelijker gemaakt om zo’n advies te volgen, kijk maar naar het aanbod in restaurants of zelfs universiteitskantines. Er zou ook meer aandacht kunnen zijn in het onderwijs voor hoe een gezond, milieu- en diervriendelijk dieet eruit ziet. En landen zouden meer aandacht moeten besteden aan wat er precies in die adviezen staat.’