Wetenschap
Slimme vogels zijn sexy
Vrouwelijke grasparkieten vinden een mannetje leuker als hij in staat is om een probleem op te lossen, ontdekten Chinese en Leidse onderzoekers door middel van een zorgvuldig uitgedacht experiment.
donderdag 17 januari 2019

Ze zeggen dat je brein je grootste geslachtsorgaan is, maar het zit zo goed ingepakt dat je er maar moeilijk mee kan showen op het strand. Je moet er leuke dingen mee doen om te laten zien wat je in huis hebt. Biologen vermoeden dat dat één van de redenen is dat je überhaupt een brein hebt waar je wat mee kan. Intelligent zijn kan handig zijn om te overleven in de strijd om het bestaan, maar het is ook gewoon sexy. Op z’n biologisch gezegd: cognitieve vermogens bieden mogelijk niet alleen een voordeel bij natuurlijke selectie, maar ook in de seksuele selectie.

Het lastige van intelligentie is dat je er maar moeilijk je nagels onder krijgt. Iedereen kent slimme en domme mensen, maar wát maakt iemand slim? Is je IQ ‘datgene wat een IQ-test meet’, of zegt het echt iets, en zo ja, wat dan? En dan heb je bij mensen nog het voordeel dat je in elk geval weet hoe het is om een mens te zijn. Bij dieren is het allemaal nog een trapje ingewikkelder.

Toch is er de afgelopen tien jaar flink meer aandacht gekomen voor dieren en hun mentale processen. ‘En daarmee is er ook aandacht voor de vraag hoe die dan zijn ontstaan’, vertelt hoogleraar gedragsbiologie Carel ten Cate. In de Science van afgelopen vrijdag beschrijft hij een experiment dat daar een beetje licht op werpt.

Aantrekkelijker

De proef, bedacht door Ten Cate en zijn oud-promovenda Jiani Chen, en uitgevoerd door Chen en twee andere Chinese biologen, behelst mannelijke en vrouwelijke grasparkieten. Ten Cate: ‘Dat zijn vogels die in grote groepen leven en dus gewend zijn om op elkaar te letten. Ze kunnen relatief oud worden voor dieren van die grootte; een jaar of twaalf. Dat betekent dat er een behoorlijke variatie kan bestaan in de omstandigheden waarin ze leven, en dat het dus nuttig is om terug te kunnen vallen op aangeleerde vaardigheden. We weten uit eerder onderzoek dat ze dingen kunnen leren als ze een andere vogel dat zien doen. Wij wilden weten: maakt dat ze nou ook aantrekkelijker voor elkaar? En hoe moet je dat onderzoeken?’

De proefopzet is in wezen heel eenvoudig. Je hebt drie kooien naast elkaar: Links zit een mannetje, rechts zit een mannetje, en in de grotere kooi in het midden zit een vrouwtje. Zij kan kiezen bij wie van de twee ze het liefst in de buurt zit. Dat vindt ze blijkbaar de leukste mannetjesgrasparkiet.

Het andere mannetje krijgt vervolgens bijles. In een trainingssessie, uit het zicht van het vrouwtje en zijn concurrent, wordt hem stapje voor stapje uitgelegd hoe hij doosjes met eten open kan maken. Vervolgens mag hij terug in de kooi naast het vrouwtje. Dat krijgt vervolgens twee dingen te zien: hoe het mannetje dat ze het leukste vond tevergeefs probeert om een doosje open te maken. En hoe haar oorspronkelijke tweede keus er wél in slaagt. Om te zorgen dat ze goed kijkt naar de puzzelaar, zat er op die momenten een schotje tussen haar en het mannetje zonder doosje.

Plakband

Om te voorkomen dat het niet-getrainde mannetje toevallig ook zijn doosje open krijgt, hadden de biologen dat gesaboteerd met een stukje plakband. ‘We testten niet de slimheid van de vogels’, legt Ten Cate uit. ‘We willen juist een contrast aanbrengen tussen een ogenschijnlijk slim en een ogenschijnlijk dom dier. Dat is wat het vrouwtje te zien krijgt, en waar ze op reageert.’

Waar je nou als bioloog op zit te hopen, is dat dit nieuwe inzicht – hé, die ene vent kan iets wat de ander niet kan! – ervoor zorgt dat het vrouwtje van voorkeur verandert. En dat gebeurt dus ook. Het vermogen om problemen op te lossen, maakt parkieten blijkbaar seksueel aantrekkelijker.

Seksueel? Ja, want als een vrouwtje in een kooi zit tussen twee andere vrouwtjesparkieten waarvan er één het kunstje heeft geleerd en de ander niet, beïnvloedt dat haar voorkeur niet.

Oké, maar gaat het echt om het oplossen, en niet om het feit dat het mannetje eten heeft en dus voor haar kan zorgen? Nee, want als je de vogel die in eerste instantie afgewezen was een open bakje met zaadjes geeft, waar niet aan gepuzzeld hoeft te worden, is ze daar niet van onder de indruk.

Selectie

Het lijkt er dus op dat seksuele selectie, bij grasparkieten althans, in elk geval een rol speelt bij het ontstaan van intelligentie. Vrouwtjes kiezen slimme mannetjes, en ze krijgen vervolgens slimme kuikens en die kiezen slimme – wacht even. De makkelijkste doos uit de test is een schaaltje met een deksel, die de vogeltjes vaak niet open kregen omdat ze er bovenop bleven staan. De cognitieve vaardigheid - voor een ongetrainde vogel blijkbaar al een opgave - bestaat er dan uit dat je een dekseltje niet op kan tillen als je er zelf bovenop staat. Het gaat hier dus niet bepaald om hogere wiskunde.

De lat ligt eigenlijk niet heel hoog voor vogels, en ook bij mensen vallen de probleemoplossende vermogens vaak vies tegen. Als intelligentie zo sexy is, waarom is er dan zo weinig van op de wereld? ‘Er zitten kosten aan slim zijn’, legt Ten Cate uit. ‘Die zitten hem erin dat slim zijn een relatie heeft met hersengrootte. Hersencellen kosten veel energie, en zijn een grote investering om te maken. Dat zet vermoedelijk een limiet op de mate van cognitieve ontwikkeling die optimaal is. Voor elke soort is er dan een trade-off tussen intelligentie en andere eigenschappen.’

Door Bart Braun