‘We zagen de maatregelen wel aankomen, natuurlijk’, blikt fysicus Sense Jan van der Molen terug. ‘We hadden vooraf besproken welk werk er mee naar huis kon.’ Maar toch kwam dat moment sneller dan gedacht: ‘De vrijdag dat de regels ingingen waren we nog aan het meten, en ineens was het daar. De afgelopen week werkte de hele groep thuis. Onze apparatuur draait op hoogspanning en legt een sterk vacuüm aan, dus je kunt niet zomaar de stekker eruit trekken. De technische dienst is alle apparaten langsgelopen om alle opstellingen op een goede manier af te sluiten.’
‘Of dat thuiswerken ook lukt, hangt een beetje van het soort project dat je doet, en hoever je daarin bent. Het typische ritme in onze groep is: één week meten, twee à drie weken resultaten uitwerken en nieuwe metingen voorbereiden, en dan weer meten. Dat betekent dat sommige mensen prima vooruit kunnen, en anderen wat meer omhoog zitten.’
Als Mare er eindelijk in slaagt om mensen aan de telefoon te krijgen in een periode waarin al het onderwijs ineens online moet én mensen moeten leren om samen met hun gezin thuis te werken, is dat het terugkerende thema. Voor sommige onderzoekers verandert er niet zoveel, en voor anderen zijn de coronabeperkingen een enorm probleem.
Farmacoloog Gerard van Westen van het Leiden Academic Centre for Drug Research gebruikt in zijn instituut krachtige computers om te kijken welke potentiële medicijnen aan kunnen grijpen op al bekende chemische structuren. Zelf omschrijft hij het zo: ‘Het is als Lego: past ‘ie of past ‘ie niet? En: hoe zou ‘ie beter kunnen passen.'
Supercomputer
‘De Alice-supercomputer van de universiteit is net geïnstalleerd en laat zich op afstand aansturen. Daardoor kunnen we nu gewoon doorgaan. Maar er moet wel af en toe iemand heen als er iets misgaat. Helemaal remote gaat niet.’
Maar als de computer zegt dat stofje X perfect zou zijn voor het blokkeren van receptor Y, dan wil je natuurlijk wel weten of dat ook echt zo is. ‘Het echte experimentele werk ligt helemaal stil. De afgelopen week mocht je alleen met toestemming het gebouw in, om experimenten af te sluiten. Dat is extra lastig voor de studenten die stage lopen. Bij onze groep werken die met computers en kunnen ze vooruit, maar bij andere groepen moet je in principe negen maanden op het lab zijn. Hoe zorg je ervoor dat die mensen zo min mogelijk vertraging oplopen, en toch nuttig bezig zijn?’
Dat is Van Westen zelf in elk geval wel: zijn onderzoek richt zich op een nieuwe set moleculen waar de laatste tijd in hoog tempo veel over bekend is geworden: de onderdelen van het coronavirus. ‘De structuren van die moleculen zijn openbaar gemaakt, dus er wordt nu gecrowdsourced onderzoek gedaan naar welke stoffen er daarop aangrijpen. Werken aan iets dat nu nuttig is, is een enorme motivatie.’
‘Wij hebben dus wel een probleem, op allerlei niveaus’, verzucht gedragsbioloog Carel ten Cate. Formeel is hij al met emeritaat, maar hij is nog betrokken bij het onderwijs en de begeleiding van zijn promovendi. ‘Zij doen experimenten met zebravinken, die onder speciale omstandigheden zijn opgegroeid. Als ze eenmaal volwassen zijn, testen wij ze. De dieren die in de planning stonden voor experimenten worden steeds ouder, en kunnen niet wachten. Wij hebben bij het faculteitsbestuur toestemming gevraagd en gekregen om die lopende experimenten af te ronden. Gelukkig werkt en denkt iedereen met ons mee. Om het besmettingsrisico zo klein mogelijk te houden hebben we een rooster dat moet voorkomen dat er meerdere mensen tegelijkertijd aan het werk gaan.’
Groeiende literatuurberg
Microbioloog Dennis Claessen heeft het makkelijker. ‘Microbiologie is eigenlijk gemakkelijk stil te leggen. Je vriest het in, en je ontdooit het weer. Praktisch is het niet moeilijk, maar de vertraging is vervelend. Aan de andere kant geeft het tijd om de groeiende literatuurberg eens te lijf te gaan. Tegen de promovendi heb ik gezegd: een overzicht van de stand van zaken op je vakgebied moet je toch schrijven voor je proefschrift, dus neem daar nu de tijd voor. De komende twee maanden is er tijd om die dingen te doen waar je normaal niet zo aan toe komt.’
En als de coronastop veel langer duurt? ‘Dan ligt het hier wel echt stil.’
Van der Molen: ‘Conferenties liggen stil, samenwerkingen liggen stil. Dit is een wereld die we niet kennen, voor de experimentele wetenschap. Ik heb nog een paar datasets die zijn blijven liggen en waaraan ik anders waarschijnlijk niet eens was toegekomen. Maar op een gegeven moment zijn we wel opgedroogd. Ons werk is sleutelen, nieuwe technieken ontwikkelen. Eén à twee maanden komen we nog wel vooruit, maar dan moeten we echt iets gaan verzinnen.’
Claessen: ‘Als je ziet hoe snel iedereen nu leert om vanuit huis te werken, dan gaat dat ook positieve dingen teweegbrengen. Dit gaat het wetenschappelijk werk – in de zin van congressen en vergaderingen – definitief veranderen. Hopelijk kunnen we straks als wetenschappers de zet maken om het vliegen echt wat te reduceren.’