Waar gaat het stuk over?
Taal: ‘Over de grenzen van taal, wat er nog wel en niet gezegd kan worden. We gaan in gesprek met elkaar en het publiek: waar ligt die grens? Dit is belangrijk, want er is een sterke beweging naar links en een naar rechts. Een grote groep mensen is bang om woorden te gebruiken en zegt maar niets meer.’
Ben-Michaël: ‘Het gaat ook over veranderende omgangsnormen.’
Taal: ‘We bespreken onder andere Israël, queer identity en racisme. Vaak zijn die verschillende thema’s gelinkt aan onze persoonlijke verhalen.’
Is dit een vervolg op George en Eran worden racisten (2019), de voorstelling die Eran met George Tobal maakte?
Ben-Michaël: ‘Qua vorm ligt het in het verlengde. Maar net zoals het toen niet alleen maar ging over racisme, gaat deze niet alleen over wat je mag zeggen. Het gaat over de mechanismes achter maatschappelijke discussie. We spelen een theatrale versie van onszelf. Jonata is geadopteerd, van kleur en identificeert zich als panseksueel. Hij zegt: minderheidsgroepen moeten een stem krijgen. Ik vertegenwoordig de kant: “het gaat allemaal wel heel snel.”’ Ik grap bijvoorbeeld over Jonata dat hij bij een minderheidsgroep hoort: veel minder dan dit wordt het niet.
Taal: ‘Bij mijn personage gaat het heel erg over panseksualiteit, zelf label ik mezelf liever niet. Eran duwt mij in een hokje, dat wil mijn personage juist niet.’
Wat voor persoonlijke verhalen hebben jullie in het stuk verwerkt?
Ben-Michaël: ‘Jonata vertelt een jeugdverhaal over dat hij in de bosjes is gesleurd en ze het n-woord tegen hem zeiden. Wij gebruiken dat woord ook op het podium.’
Waarom?
Taal: ‘Sommige vrienden van vroeger en mijn vader hadden een wat ander beeld op de wereld, ze waren eerst ook pro-Zwarte Piet. Die moesten geconfronteerd worden met letterlijke woorden om te weten dat het echt niet kan. Het kan goed zijn om het woord uit te spreken. Het zet kracht bij je verhaal, omdat jij die woorden als steken in je lichaam kreeg. Ik laat die pijn zien. Ik snap dat sommige mensen van kleur het woord nu met trots gebruiken, als tegenbeweging. Ik kan me voorstellen dat als we het woord in de toekomst allemaal nooit meer gebruiken, het zou kunnen verdwijnen.’
Hoe reageert het publiek?
‘Jongere en oudere mensen gaan heel erg met elkaar in discussie. De jongere generatie vindt eerder dat je dingen echt niet meer kan zeggen, en zelfs dat ik op het toneel bepaalde dingen niet meer kan zeggen.
‘Tussen ons ontstaat conflict omdat Erans personage vindt dat mijn personage alleen strijdt voor minderheden bij wie ik me betrokken voel en ik geen rekening houd met hem. Eerst hoop ik dat je met mij meegaat, terwijl je later ziet: ik ben net zo goed stil over onderwerpen die mijn personage niet aangaan.’
Ben-Michaël: ‘Ze spreken allebei de waarheid, maar het conflicteert met elkaar. Mensen gaan na de voorstelling met elkaar in gesprek. Het is uiteindelijk een denkexercitie met het publiek.’
Hebben jullie zelf soms het gevoel dat je niks meer kan zeggen?
Ben-Michaël: ‘Zeker. Veel groepen spreken zich nu uit. Alles wordt heel erg op scherp gezet. Dat gaat altijd in golfbewegingen. Sommige dingen zijn ook overdreven. Zo zei iemand tijdens een bedrijfstraining dat je de uitspraak “voelt iedereen zich gehoord?” niet kunt zeggen omdat het dove mensen kwetst. Je kunt niet elke mogelijke pijn vermijden. Het gaat erom dat je aanspreekbaar bent op iemand z’n pijn en dat je dan je handelen verandert, niet dat je vooraf een gebied vermijdt zodat het maar niet schuurt.’
George en Eran Producties, Je mag ook niks meer zeggen. Een conflictkomedie over verschuivende grenzen. Theater Ins Blau, 23 november, 20:30