Toen ik laatst terug naar huis strompelde na de afstudeerborrel van een oud huisgenoot vond ik onder een tafel van een verlaten terras een notitieboekje. Ik heb het die avond uit nieuwsgierigheid maar mee naar huis genomen. Je weet het nooit, het zou zomaar het manuscript van een meesterwerk kunnen zijn of vol kunnen staan met geheime bedrijfsinformatie. Maar helaas: de volgende ochtend zag ik al snel dat het een persoonlijk opschrijfboekje was, het soort dat vol staat met labiel dagboekproza en jammerende ‘waarom ik?’ monologen. Behalve voor liefhebbers van zelfmedelijden dus niet heel erg interessant. Maar de laatste paar bladzijdes hebben me toch weten te intrigeren.
Nu ben ik, toegegeven, misschien wel wat gevoelig voor open eindes. Maar er is meer aan het stukje dat tot de verbeelding spreekt. Je vraagt je toch af wie het geschreven heeft en waar de schrijver zijn ideeën vandaan heeft. Het boekje was eigendom van ene Willem F., maar veel wijzer ben ik niet geworden. Er staan in het boekje ook weinig hints. Voor iemand die veel te klagen heeft schreef Willem in bijzonder weinig detail over zijn eigen leven. Afijn, misschien dat iemand die dit leest hem kent. In dat geval lijkt het me een goed idee om eens bij hem langs te gaan. Voor alle andere lezers, die zich afvragen waarom ze geïnteresseerd zouden moeten zijn in de dagboektekst van een vreemdeling: ik heb de moeite genomen het uit te tikken. Een beter argument heb ik niet.
‘Het is vandaag rustig op het Rapenburg. Er wordt weinig geflaneerd op de “Leidsche catwalk”. Dat zal vast door het druilerige weer komen. Ik zit dan ook alleen buiten zodat ik het Academiegebouw nog eens goed kan bekijken. Zo ongeveer onder de plek waar ik nu zit, het kan niet meer dan een paar meter schelen, lopen de tunnels. Daar loopt meer vuiligheid doorheen dan door de riolen. Maar net zoals niemand ooit nadenkt over dat gangenstelsel vol uitwerpselen, zo denkt niemand ooit na over deze ondergrondse tunnels gevuld met eeuwen aan verzameld leed.
De serveerster die me net koffie kwam brengen keek me nogal vreemd aan. Waarom? Niet dat het veel uitmaakt, maar het geeft toch te denken.
Het is lastig dat je tegenwoordig niemand meer kunt vertrouwen met de waarheid. Voor je het weet wordt je kennis tegen je gebruikt. Men hoort liever hoe je iets weet dan wat je te weten bent gekomen. Er wordt altijd vanuit gegaan dat je een agenda hebt, dat wat je zegt een of ander doel dient. Het is symptomatisch voor onze tijd dat nog maar weinig mensen oog hebben voor de zuivere waarheid. Of misschien willen ze die niet weten. Het is in ieder geval niet fraai.
Maar wegkijken is voor mij geen optie. Zeker niet als er zoveel leed mee gemoeid gaat. En ik ben ook zeker niet de eerste die actie onderneemt. De helden van 1807 is het bijna gelukt de hele boel te ontmantelen. Maar helaas: de ontploffing vond net te laat plaats en zowel het Academiegebouw als de Pieterskerk bleven gespaard. Nu staat dat mislukte verzet te boek als ramp voor de stad, maar het had niet veel gescheeld of het was een ramp geweest voor hen en een zegen voor de stad, het land en misschien zelfs wel de wereld.
Ik ken de mensen die nu het café binnenlopen. Oud studiegenoten. Hopelijk zien ze me niet zitten.
Ja, Leiden mag met recht “de sleutelstad” heten. Maar die sleutels zijn niet die van het koninkrijk der hemelen, maar van de krochten van de hel. En het is allemaal begonnen met de oprichting van die ellendige universiteit. Willem van Oranje zou zogenaamd uit de goedheid van zijn hart en uit medelijden met de bevolking na de Spaanse bezetting een universiteit aan Leiden geschonken hebben. Maar wat heeft een lijdende bevolking in godsnaam gehad aan een verzameling Zeer Geleerde Heren en stoffige boeken? Tegenwoordig zal het vast zijn voordelen hebben voor de stad, maar dat is na eeuwen ontwikkeling. Wat veel mensen zich vergeten af te vragen is welk nut het de stadhouder destijds diende.
What’s in it for Willem?
En daar begint de schoen te wringen voor het officiële verhaal. Want wat had de prins van Oranje aan een zooitje medici en theologen? Veel meer was de academie destijds niet. Had hij zelf soms geen lijfartsen? En werd hij soms niet bijgestaan door raadgevers die bekwaam waren in de theologie? Voor alle gangbare doeleinden had het geen enkele zin een universiteit op te richten. En dat kan maar één ding betekenen: het diende een ander soort doel dat geheim moest blijven. Maar het ding met geheimen is dat ze bijna nooit voor eeuwig geheim blijven.
Ik zie dat er meer mensen zijn aangeschoven. Ook oud studiegenoten. Waarschijnlijk studeren ze nog samen.
De nuance is wel dat het er tegenwoordig heel anders aan toe gaat dan vroeger. De tunnels worden nu gebruikt om het netwerk en beeldarchief aan te sluiten op de zendmast van de Pieterskerk. De werkelijke extractie vindt nu plaats op andere plekken in de wereld, met alle gevolgen van dien. De militaire steun aan Oekraïne zal dan ook nog zo lang duren als er tijd nodig is om de faciliteiten naar een ander land te verplaatsen. Maar vroeger vond het allemaal hier plaats, het gehele proces. Te beginnen bij de Pieterskerk. Het is bijna onvoorstelbaar. De kinderen werden via de tunnels naar het Academiegebouw gebracht. Daar vond de extractie plaats. “Extractie” is een wat klinisch woord voor wat er werkelijk plaatsvond.
Andrenochroom valt niet zomaar te “oogsten”. Dat moet eerst geproduceerd worden. En tussen de productie en extractie mag ook niet te veel tijd zitten omdat het een stof is die snel afbreekt in het lichaam. Idealiter vindt de extractie plaats tijdens de productie. Dat was het tweede doel van de tunnels: de geestelijken moesten aanwezig zijn bij de extractie om het proces zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Maar nu vindt hier geen extractie meer plaats. Het netwerk is er alleen ter ondersteuning van de productie op andere plekken. Daarnaast zal het ook gebruikt worden voor het persoonlijke genot van sommigen die er toegang toe hebben. Dat ik die een spaak tussen de wielen zal steken is echter slechts bijvangst. Het gaat me om de levens die ik kan redden.
Misschien heb ik wat extra moed nodig voor straks. Een biertje zal me niet veel kwaad doen. Zo ingewikkeld is het ook niet. Ik moet vooral even lef hebben en niet twijfelen.
Nog een kwartier. Dan is de gids pauze aan het houden en heb ik vrij spel. Een vriendelijke oude man die me, zonder dat hij het zelf doorhad, heeft geholpen met het lokaliseren van de ingang van de tunnels. De belangrijkste informatie, die overigens ook moeilijk terug te vinden valt in de boeken, is dat het origineel van Het Laatste Oordeel vroeger op een andere plek heeft gehangen dan de reproductie nu doet. En dat schilderij bevat alle hints die nodig zijn. Want wat zien we op het rechterpaneel? Een slangachtig beest met open mond waar de duivels mensen met geweld naar binnen duwen: de tunnels. Maar de achterkant van het paneel is nog veel onthullender. Daar vinden we een afbeelding van Paulus, de decadente Romein die de leer van Christus gecorrumpeerd heeft tot een instrument van macht en onderdrukking.
Bij Paulus is het allemaal begonnen. “Waar hij behoefte aan had was macht: met Paulus deed andermaal de priester een greep naar de macht – hij kon begrippen, leren en symbolen slechts gebruiken in zoverre je er massa’s mee kon tiranniseren en kudden vormen.” – Nietzsche. Het is dan ook het rechterpaneel, die van de Hel en Paulus, die wees naar de ingang van de tunnels. Het Laatste Oordeel hing namelijk bij het hoofdaltaar. En het is rechts van het hoofdaltaar dat we een geheimzinnig klein deurtje vinden. De “Kamer College van Kerkvoogden”, zo doet het opschrift ons geloven. Of het op slot zit weet ik niet, daar gaan we achter komen. Maar gezien de deur van hout is zou ik er hoe dan ook binnen moeten kunnen komen, desnoods met het breekijzer.
Ze hebben me gezien. Moet ik dan toch maar een praatje gaan maken? Ze zwaaien naar me…’
Door Eric Faassen
Dit verhaal werd tweede bij de Mare-Kooyker-kerstverhalenwedstrijd 2024. Het juryrapport en de andere winnaars staan hier.