Columns & opinie
Waarom we niet meer maar juist minder terrassen nodig hebben
Met enige weemoed kijkt Olaf Leeuwis terug op de inmiddels verdwenen Pelibar. 'Dit was een bar waar juist iedereen heen kon en met zonder dat het verstoord werd door de tribale scheidslijnen van studentenverenigingen.'
Olaf Leeuwis
donderdag 16 februari 2023

Als je voor de Pelikaanhof staat, kan je niet anders concluderen hoe spuugmooi dit gebouw eigenlijk is. Spuugmooi, mooi van lelijkheid dus. Reve zou bij het aanzien het een ‘zelfmoordtempel gehuld in bakstenen’ noemen en dat zou op zich wel een mooie omschrijving zijn. Het is een compleet inspiratieloos gebouw, dat helemaal geen zak te maken heeft met de grachtenpanden waar het naast staat. De fietsenzee bij de ingang is ook niet echt uitnodigend. Een fantastisch pand dus, want in een tijd waar alles in de stad gestroomlijnd moet zijn, hebben we echt zoiets nodig als esthetische en sociale reuring.

Helemaal omdat hier vroeger ook de Pelibar huisde, een gemis waar ik laatste tijd met een nostalgisch gevoel op terugkijk. Lekker onder een systeemplafond versnotteren met een biertje in de hand dat iets meer dan een euro kostte, terwijl je omringd bent door een pooltafel, anarchistische stickers, beetje graffiti hier en daar en een vreemd geurtje dat waarschijnlijk te maken heeft met de pijpleidingen die nummer-tweetjes langs de afvoer laten stromen.

Het was een plek waar iedereen welkom was, of je nou in erboven woonde of niet, en waar een vlekje meer of minder niet uitmaakte. Helaas is dit anarchistisch-Berlijn-achtige tentje verdwenen en is er eigenlijk geen vervanger. Zonde, want dit was een bar waar juist iedereen heen kon en met iedereen kon praten zonder dat het verstoord werd door de tribale scheidslijnen van studentenverenigingen.

'Laten we wel wezen: hoe vaak heb je daar contact met wildvreemden?'

Des te meer ergerde ik me eraan dat blijkbaar de ‘coronaterrassen’ weer terugkomen. Niet op de schaal zoals tijdens de pandemie gelukkig, het gaat om zo’n twintig terrassen die zullen worden vergroot. Volgens D66 is dat ‘goed voor ondernemers en horecapersoneel, maar betekent het ook een boost voor de aantrekkelijkheid van Leiden voor bezoekers en inwoners!’

Is dat echt wat we als stad nodig hebben, nog meer plekken die de openbare ruimte koloniseren en die een zeer geatomiseerd karakter hebben? Laten we wel wezen, hoe vaak heb je contact met wildvreemden op een terras? De mate van gelukkig samenleven wordt gemeten aan hoe vreemden met elkaar omgaan meer terrassen in de stad plempen komt dat contact eigenlijk niet ten goede. Want een bruine kroeg blijft op een zonnige dag zo goed als leeg, terwijl de hele stoelenzee ervoor bemand is door keurig afgekaderde groepjes mensen.

Misschien klink ik nu als een zure man, maar het lijkt me wenselijk als partijen oog zouden hebben op hoe de inrichting van de openbare ruimte invloed heeft op de sociale welgesteldheid van Leidenaars. Een bankje in het park doet in die termen meer wonderen dan een terras.

Het Leidse studentenleven kent een te hoog tribaal karakter, waar mensen vaak alleen denken in termen van bij welke studentenvereniging of dispuut ze horen. Uiteindelijk zullen we als generatie verzwakken in termen van onze eigen veerkracht (wat juist nú existentieel is) als we steeds minder plekken in de stad hebben waar studenten los van hun verenigingen samenkomen.

Ik zeg niet dat er ooit een revolutie is gepland in de Pelibar, maar wel dat het eerder daar had kunnen gebeuren dan op een terras.


Olaf Leeuwis is student International Relations