Wijkagent Dennis Perdok (49) is een bekend gezicht in menig studentenhuis. Dat komt deels door de wijdverspreide koffiemokken met zijn foto erop. Hij verruilde onlangs de politie voor een baan bij de gemeente Alphen aan den Rijn, maar was zeven jaar lang als wijkagent hét aanspreekpunt voor studenten.
Hij nam het stokje over van Willem van Vliet, die 28 jaar geleden begon met het langzaam openwrikken van de gesloten verenigingscultuur in Leiden. ‘Iedereen deed toen zijn eigen ding. De verenigingen hielden de deuren dicht. Hij is letterlijk op de deuren gaan bonzen om contact te zoeken. Dat is gelukt, met bloed, zweet en tranen. Ik durf wel te zeggen dat ik er een 2.0-versie van heb gemaakt, zeker in het contact met studenten en het opzetten van projecten. Maar het begon met gewoon op deuren kloppen.’
Hoe hield je dat contact?
‘Ik stamp lekker naar binnen, gevraagd en ongevraagd. Dat kon alleen door het netwerk dat Willem al had opgezet. Ik ben trouwens de enige die dat deed – het is niet zo dat mijn collega’s gewoon binnenlopen.
‘Vroeger, en dan heb ik het over decennia geleden, was het anders. De politie vond studenten stom, want die zorgden voor overlast. Studenten vonden de politie stom, want ze werden aangesproken op hun gedrag. Op gegeven moment werd de politie dan een keer uitgedaagd en werd het vechten.
‘Dat soort beelden blijft lang hangen, bij studenten, maar ook bij de politie. Ook daar moest iets veranderen. Ik heb collega’s soms moeten corrigeren over hoe ze over studenten praatten. Dan vroeg ik: wat is er nou feitelijk gebeurd? Als je het afpelt, blijkt dat er gewoon twee studenten ruzie hebben gehad. Tsja, op veertigduizend studenten krijg je dat.
‘Excessen gebeurden natuurlijk ook, en die moeten op de juiste manier worden opgelost, en zeker niet intern bij verenigingen. Ik kreeg altijd binnen no-time een berichtje als er iets was. Als dan bleek dat het een heftige zaak was en er politieonderzoek zou komen, gebeurde er intern niets mee.’
Toch bestaat het beeld dat dat verenigingen dingen liever zelf oplossen.
‘Ik durf er mijn hand voor in het vuur te steken dat het veel transparanter is geworden. Een cultuuromslag duurt natuurlijk lang, de verenigingen zijn oud en mensen zijn gewoontedieren. Maar ik heb het in zeven jaar in positieve zin zien veranderen: alleen al het feit dat ik bij de KMT’s gewoon op elk willekeurig moment binnenliep. Het gaat ook niet altijd over de verenigingen, denk ik. Op studentenhuizen hebben we minder zicht.
‘Absoluut gebeurt er weleens wat. Logisch. Als je duizend man tussen de 18 en 25 jaar bij elkaar zet, ze drinken gezellig, misschien gebruiken een paar wat anders, dan kan ik je op een briefje geven dat er iets gaat gebeuren. Ongewenst gedrag, of een vechtpartijtje, wat dan ook. Ik bagatalliseer het niet, maar in die zin moeten we het ook niet groter maken dan het is. De andere kant van het verhaal is dat als er iets binnen de studentenwereld gebeurt, het in alle kranten staat.’
Waarom, denk je?
‘Kort door de bocht: het verkoopt. Je merkt dat er journalisten zijn die van alles wat in de studentenwereld gebeurt belangrijk vinden. Ik denk zelf: we zijn allemaal jong geweest. De vergelijking is soms scheef. Het is niet meer zoals het plaatje van vroeger. In Leiden, tenminste.’
Hoe is dat in andere studentensteden?
‘Wageningen kwam eens hier, en toen we over de Breestraat liepen, langs Minerva, zei ik: “Zullen we hier even naar binnen?” Ik liep zo door naar de bestuurskamer. Hun mond viel open. Als hij contact wilde, moest hij mailen en was hij blij als hij na twee weken werd teruggebeld.
‘Mensen roepen dan snel dingen over overlast, dronken mensen, maar dat hebben we kunnen omdraaien. Je moet proberen de groepen zoveel mogelijk te mengen. Er zijn nu zo veel initiatieven waarbij studenten met de stad bezig zijn.
‘Het blijft lastig. Op gegeven moment kreeg ik zelfs studentenverenigingen uit Den Haag aan de lijn. Dat is allemaal moeilijk te onderhouden. Letterlijk je gezicht laten zien helpt. Het zou me nooit lukken om alle studenten persoonlijk te leren kennen, maar ik vond het wel belangrijk dat ze míj wisten te vinden.
‘Een student die stage liep als studentambassadeur kwam op het prachtige idee om mijn foto op mokken te drukken en uit te delen. Ik dacht, wie zit er nou op zo’n oude vent te wachten? Maar het hielp. Anderhalf jaar nadat we de mokken hadden uitgedeeld moest ik een student vertellen dat zijn broer was overleden. Ik kende hem niet, maar hij deed de deur open, en zei: “Jij bent Dennis van de mok.” Later vertelde hij dat hij daardoor meteen een vertrouwd gevoel had.’