De buitenkant van het denksportcentrum aan de Robijnstraat in de Hoge Mors heeft de allure van een vervallen basisschool: een gevel van bakstenen die ooit wit zijn geweest, muren betimmerd met spaanplaat en kozijnen in primaire kleuren.
Je verwacht het niet, maar hier speelt iedere woensdagavond de beste bridger van de wereld.
Althans: de beste bridger van de wereld onder de 26 jaar. Want de categorie ‘junior’ is bij bridge nogal breed, zegt wereldkampioen junioren Sibrand van Oosten (23). Twee jaar geleden stopte hij met zijn studie international studies om een carrière als prof na te jagen.
Met succes dus: in augustus won hij het wereldkampioenschap in Italië.
‘Ik ben begonnen toen ik een jaar of zes was’, vertelt Van Oosten voor aanvang van de ‘speelavond’ onder het felle tl-licht van het denksportcentrum. ‘Het zit in de familie. Mijn ouders zijn fanatieke bridgers, mijn zus was toen zeven of acht en deed het ook graag. We konden allebei nét dertien kaarten vasthouden (het aantal kaarten waarmee je bridge speelt, red.).’
Bedompt
‘Mijn eerste toernooi speelde ik toen ik acht was. Terwijl mijn vriendjes aan het voetballen waren, zat ik te kaarten met mensen van zeventig jaar en ouder in een bedompte kamer zonder zonlicht. Heel raar misschien, maar ik vond het zó leuk.’
Dat bridge het imago van een seniorensport heeft, zal Van Oosten niet ontkennen. ‘Maar ik ben er heel gepassioneerd over. Ieder potje is een nieuwe puzzel die je moet oplossen. Je moet samenwerken en allerlei kennis combineren. Welke kaarten hebben de tegenstanders gespeeld? En waarom deden ze A, en niet B? Je moet ontzettend veel onthouden. Het schijnt ook dat bridgen dementie met jaren kan vertragen.’
Van Oosten groeide op in Duitsland en kwam op zijn achttiende naar Leiden. Voor zijn studie, maar eigenlijk vooral voor bridge, zegt hij. ‘Op mijn zestiende bedacht ik dat het misschien wel eens mijn werk zou kunnen worden, en in Nederland is die wereld veel groter. Hier wordt er op een hoop plekken op hoog niveau gebridget, in Duitsland moet je daar echt naar zoeken.
‘Na tweeënhalf jaar studeren besloot ik in 2019 om te stoppen en er vol voor te gaan. Die keuze was niet moeilijk. Mijn ouders maakten zich eerst zorgen, maar sinds ik wereldkampioen ben geworden hebben ze er wel meer vertrouwen in.’
Normaal gesproken speelt Van Oosten met Stefan Thorpe, maar vanavond is Tim van de Paverd (22) zijn partner. Ook hij timmert hard aan de weg om professioneel bridgespeler te worden, en ook hij stopte om die reden met zijn studie.
Te veel lezen
‘Ik begon met rechten in Leiden’, vertelt hij. ‘Daar ben ik snel mee gestopt: te veel lezen. Daarna ben ik economie gaan doen, dat vond ik ook niet echt wat. Toen dacht ik: het is mooi geweest, ik ga lekker bridgen.’
Hij speelt normaal gesproken bij De Lombard, een Rotterdamse bridgeclub, maar doet soms ook mee bij Crash, waar Van Oosten lid is. Iedere woensdag heeft Crash een bridgeavond in het denksportcentrum. Deze keer zijn er zo’n veertig mensen, die van acht tot elf komen kaarten.
Omdat Van Oosten en Van de Paverd geen vaste partners zijn, moeten ze nog wat dingen afstemmen voor de eerste ronde begint. Een potje bridge begint namelijk met het vastleggen van de voorwaarden van het spel, legt Van Oosten uit. ‘Een spel bestaat uit twee delen. Het eerste deel is de biedfase, waarin je samen met je maat beslist op welke manier je gaat spelen. Je voorspelt bijvoorbeeld hoeveel slagen je gaat halen, en je probeert zo dicht mogelijk bij dat aantal te zitten. Met je vaste partner heb je vaste afspraken. Met Tim heb ik die niet, dus die moeten we nog even snel bespreken.’
Dat zijn niet zomaar een paar regeltjes. Van de Paverd heeft de afspraken met zijn bridgemaat vastgelegd in een document dat maar liefst negentig pagina’s telt. ‘Dat moet je helemaal kennen, en wordt ook nog eens regelmatig bijgewerkt. Omdat ik bridge zo leuk vind, vind ik het in dat geval gelukkig níet erg om te studeren.
'Met iemand anders dan je vaste maat, zoals Sibrand, doen we wat we van elkaar denken dat we doen, op basis van common sense. Als je nooit samen speelt, ga je niet te moeilijke afspraken maken en houd je het heel simpel.’
Non-verbaal
In de zaal staat een grote digitale klok op 34 minuten. Zodra alle viertallen aan een tafel hebben plaatsgenomen en de klok begint met aftellen, komt er een plastic kaartenhouder op tafel en worden de kaarten gedeeld. Aan sommige tafels wordt wat gepraat, maar aan de tafel waar Van Oosten en Van de Paverd en hun twee tegenstanders zitten, is het nagenoeg stil. Wat er zich op tafel afspeelt, is voor leken onnavolgbaar. Met nog ruim een kwartier op de klok zijn ze als eerste van alle tafels klaar en staat het viertal op.
Op de vraag of er net als bij klaverjassen non-verbaal wordt gecommuniceerd met medespelers, draait Van de Paverd, al onderweg naar de bar, zich om. Het geluid in de zaal lijkt even te verstommen. ‘Klaverjassen’, reageert hij, ‘dat zeggen we hier niet.’
Hoewel het bij het leren van bridge kan helpen om wat ervaring te hebben met andere kaartspellen zoals klaverjassen en boerenbridge, is het grote verschil dat bridge (als enige kaartspel naast poker) een officiële denksport is. Toeval speelt eigenlijk amper een rol, in tegenstelling tot bij andere kaartspellen, waar de kans op winst in meerdere of mindere mate afhangt van de kaarten die je krijgt toebedeeld.
Met bridge kun je daarnaast aardig wat geld verdienen als prof. Niet zozeer door het prijzengeld, dat zijn bescheiden bedragen, maar doordat je als speler kan worden ingehuurd.
Dat gebeurt voornamelijk in Amerika, legt Van de Paverd uit. ‘Daar zijn drie nationals per jaar, waar heel rijke mensen graag aan mee willen doen en verder in willen komen. Omdat ze zelf niet zo goed zijn, huren ze professionele spelers in om in hun team te spelen. Ze doen daar niet aan prijzengeld, dus het gaat voor een sponsor puur om het prestige. Voor een beginnend professioneel bridgespeler is het bedrag dat je ervoor krijgt 750 euro per dag, en een toernooi duurt zo’n tien dagen. Als je wat meer ingevoerd bent, is 1250 euro het minimum.’
Aardig doen
Van Oosten: ‘De reis erheen betaal je in eerste instantie zelf. Uiteindelijk is natuurlijk het doel om er geld mee te verdienen, in plaats van aan te verliezen. Voorheen was het moeilijk om deals te vinden, maar zo’n wereldkampioenschap helpt natuurlijk wel. Het is ook veel netwerken, dat vind ik lastig: om aardig tegen mensen te doen omdat ik op hun geld uit ben. Maar dat hoort er nou eenmaal bij.’
Dat je vervolgens als professioneel bridgespeler op allerlei plekken in de wereld komt, is een mooie bijkomstigheid, vervolgt hij. ‘Ik ben op een toernooi in Noorwegen geweest, in Kroatië, maar ook in China en Amerika. Plekken waar je normaal gesproken niet snel heen zou gaan.’
In november spelen de twee in Phoenix. Voor Van de Paverd wordt het zijn derde toernooi in Amerika in een jaar tijd. ‘En we zijn ook nog in Colombia geweest. Je reist nogal wat af.’
Een ander groot voordeel: afgezien van de speelavonden en de toernooien, hebben de profs extreem veel vrije tijd. ‘Ik heb soms hele dagen niks te doen. Met mijn huisgenoot, die wacht tot zijn coschappen kunnen beginnen volgend jaar, maak ik elke dag een wandeling van anderhalf uur.’
Goed geheugen
Maar wie na het lezen van al deze voordelen ook een carrière als professioneel bridgespeler overweegt, heeft nog een lange weg te gaan. Er is meer voor nodig dan de regels kennen en wat oefenen, waarschuwt Van de Paverd.
‘Je moet er wel gevoel voor hebben, of heel goed zijn in wiskunde en een goed geheugen hebben. Ik zie die kaarten op tafel en ik onthoud ze, maar samen met mijn teamgenoot geef ik nu een cursus aan studenten in Rotterdam, en dan blijkt dat het toch moeilijker is om die kaarten te onthouden dan ik denk. Zij focussen zoveel op de slagen, dat ze vergeten om ook nog op te letten welke kaarten uit het spel zijn.’
Bij de bar van het denksportcentrum verzamelen zich ondertussen steeds meer bridgespelers, in afwachting van de volgende ronde. Van Oosten met een flesje water, Van de Paverd met bier. Want kampioen of niet, bridge blijft tenslotte ook een gezelligheidssport.
Crash is een bridgeclub die op vrij hoog niveau speelt, maar er zijn ook bridgeclubs voor studenten, die zich meer richten op gezelligheid. Malou Sprinkhuizen (25, computational science), ook aanwezig bij de speelavond van Crash, is bijvoorbeeld lid van Amsterdamse studentenbridgeclub US Uil.
‘Mijn broer bridget heel serieus, daardoor dacht ik eerst dat het niks voor mij was. Ik ben meer van rustig een spelletje doen met een biertje erbij, en dacht dat bridge veel te ingewikkeld zou zijn, veel te veel opletten. Ik had niet echt zin om een avond per week superserieus te gaan zitten nadenken.
‘Tijdens corona heb ik het toch eens opgepakt, en ontdekte ik dat je het ook gewoon voor de lol kan doen. Eigenlijk is bridge een heel leuk spel, juist voor jonge mensen. Je moet wel veel nadenken, maar het is totaal niet saai. En het is ook nog eens hartstikke gezellig. Je speelt met iemand samen, dus daar moet je wel een soort van sociaal voor zijn.’
Ook in Leiden is er een studentenbridgeclub: Pelikaanhof All Stars (PAS). Ze spelen op maandagavond in Gebr. de Nobel en bieden ook beginnerscursussen aan.
Wereldkampioen Sibrand van Oosten is van plan om binnenkort campagne te voeren bij studentenverenigingen om daar leden te enthousiasmeren voor een snelcursus en een toernooi – met prijzengeld. ‘Dat zal misschien voor wat extra motivatie zorgen’, hoopt hij.