Toen Daan Donkers vier jaar geleden in Utrecht studeerde, kreeg hij tijdens de derde week van zijn masteropleiding een mail van de studiecoördinator. ‘Of we allemaal rond wilden kijken en vragen voor kamers, want er waren internationale studenten die in hotels moesten slapen. Als ze niet op tijd een kamer vonden, zouden ze weer terug moeten. Daardoor zag ik hoe heftig de woningnood voor buitenlandse studenten is – dat je om die reden zo’n avontuur zou moeten afbreken.’
Toen hij daarna zelf naar Colombia ging en bij een host verbleef, viel het kwartje. ‘Ik dacht: dit is een goed woonconcept. Ik vond het zelf heel leuk en merkte dat het haar ook goed deed. We hadden een goede klik en hebben nu, jaren later, nog steeds contact.’
In Utrecht zijn vast ook genoeg mensen die alleen wonen in een te groot huis, redeneerde Donkers. En zo begon hij samen met twee studievrienden in 2019 een pilot: Hospi Housing.
Inmiddels is Hospi Housing in verschillende studentensteden actief, waaronder in Leiden. Het idee is simpel: je meldt je aan als woningzoekende of als host, en met mogelijke matches kun je videobellen. Klikt het, dan kun je afspraken maken over de huurprijs en de duur van het verblijf.
In Leiden ontving Hospi Housing dit jaar zelfs een subsidie van de gemeente. ‘Wat we belangrijk vinden, is dat het voor de student betaalbaar is’, legt Donkers uit. ‘We vragen wel een fee, maar alleen voor matching. Aanmelding, gebruik maken van ons platform en chatten met hosts is gratis. Pas zodra je een kamer vindt, betaal je eenmalig.’
In ruil voor de subsidie die ze ontvangen van de gemeente Leiden zetten ze een netwerk op van hosts en gastgezinnen in de regio. Het doel is om in twee jaar honderd studenten aan een kamer te helpen. Met wat meer naamsbekendheid gaat dat wel lukken, vermoedt Donkers. ‘We krijgen veel positieve reacties van zowel studenten als hosts. Er gaat eigenlijk weinig fout.’
'Het voelde als een teken van God'
Susana de la Garza (25, cognitieve psychologie) en Mélina Colbaut (20, filosofie) wonen in het centrum van Leiden bij econoom Alexandra Rosian (41). Ze slapen in het achterhuis, dat gescheiden is van de rest van het huis door een binnenplaatsje.
Alexandra Rosian: ‘Een vriend uit mijn geboorteland Roemenië had een dochter die in Nederland studeerde en geen kamer kon vinden. Ze was samen met een vriendin. Ik had nog plek over, dus ik kon niet anders dan helpen. Ik heb twee bedden neergezet en ze zijn gebleven tot december. Toen vond ik een flyer van Hospi Housing in de bus. Er is hier ruimte genoeg en ik ben hier toch alleen, soms met mijn twee kinderen. Ik wilde nog wel eens studenten in huis.’
Susana de la Garza: ‘Vanuit Mexico heb ik drie maanden gezocht naar een kamer. Ik heb allerlei sites geprobeerd, maar het lukte niet.’
Mélina Colbaut: ‘Ik kon alleen kamers in Den Haag vinden. Ik heb me op zoveel plekken ingeschreven dat ik niet eens meer wist dat ik ook op de website van Hospi Housing stond. Toen ik een mail kreeg over dit huis, voelde dat als een soort teken van God. Ik wil hier graag blijven tot het einde van mijn bachelor. Hopelijk kan dat, anders eindig ik op straat, vrees ik.’
De la Garza: ‘Ik woon hier nu een paar maanden, net iets langer dan Mélina.’
Colbaut: ‘Omdat het best een kleine ruimte is en ik langs Susana’s bed moet als ik vertrek of thuiskom, ben ik blij dat we hetzelfde schema hebben. We doen niet heel veel met zijn drieën, maar we maken altijd een praatje als we elkaar tegenkomen. Met Susana ben ik een paar keer uit geweest.’
De la Garza: ‘Ik heb ook eens met Alexandra en haar kinderen Mexicaans gegeten.’
Colbaut: ‘Ik voelde me meteen thuis, terwijl ik dat niet zo snel heb.’
De la Garza: ‘Het voelt als een familie, zeker als de kinderen er zijn.’
Colbaut: ‘Ik vind het fijner dan een studentenhuis omdat het zo rustig is. Hier kan ik daadwerkelijk slapen.’
Rosian: ‘Als mijn kinderen er niet zijn, ben ik vaak weg. Dan is het goed als het huis wordt gebruikt. Als we elkaar zo kunnen helpen, waarom niet? En de kinderen vinden het ook heel leuk, eentje leert zelfs Spaans van Susana.’
Colbaut: ‘Vinden ze het leuk dat wij er zijn? Grappig, ik had dat als kind juist vervelend gevonden.’
Rosian: ‘Regels hebben we niet echt. Als we mensen uitnodigen en de keuken nodig hebben, appen we elkaar. Maar we hebben nooit gehad dat we tegelijk willen douchen ofzo. Ik heb wel een document gemaakt voor het schoonmaken, maar nog geen goed schema.’
Colbaut: ‘Dat is ook een kwestie van gezond verstand.’
Rosian: ‘Het zou mooi zijn als meer mensen dit doen. Koppels van wie de kinderen uit huis gaan, mensen die alleen zijn en ruimte over hebben. Alleen al voor de cultuuruitwisseling.’
Susana: ‘Als international zag ik heel vaak “no internationals” bij hospiteeradvertenties staan. Daardoor waardeer ik het extra dat Alexandra juist verschillende culturen bij elkaar wil brengen.’
‘Het is fijn om iemand in huis te hebben’
Biologiestudent Chanou van den Broek (21) woont sinds een paar maanden op de bovenste verdieping bij Nathalie de Moyer (59, docent) en haar hond in Wassenaar.
Chanou van den Broek: ‘Ik was op zoek naar een kamer en het lukte maar niet. Al sinds juni vorig jaar zat ik in allerlei Facebookgroepen. In november zag ik een berichtje op Facebook: kijk eens bij Hospi Housing.’
Nathalie de Moyer: ‘Een vriendin wees me erop. Het leek me fijn om iemand in huis te hebben.’
Van den Broek: ‘Het huis van Nathalie was het tweede mailtje dat ik kreeg, en ik werd het meteen.’
De Moyer: ‘Ik heb eigenlijk nooit last van haar.’
Van den Broek: ‘Ik andersom ook niet. Er is altijd ruimte om te koken, en het is ook leuk om thuis te komen en een gesprekje te voeren. En de hond is er altijd. Ik heb een eigen douche, wc en koelkast, de hele zolder eigenlijk.’
De Moyer: ‘Behalve één hoekje. Daar ligt de zooi. Heel veel mensen vragen me: hoe doe je dat, een vreemde in huis? Iemand heeft de sleutels, loopt langs mijn slaapkamer. Maar tot nu toe gaat dat altijd goed.’
Van den Broek: ‘Toen haar kinderen langskwamen, vroeg ze of ik wilde mee-eten. Verder doen we niet echt veel samen.’
De Moyer: ‘We zien elkaar best weinig, eigenlijk. We zwaaien af en toe en vragen hoe het gaat, maar we zijn allebei veel weg. We hebben ook niks afgesproken aan regels ofzo, dat gaat vanzelf. Ik vind het niet echt nodig. Ik zie het ook niet echt voor me, heel veel samen doen: de hele avond naast elkaar op de bank zitten lijkt me raar. Doen mensen dat?’
Van den Broek: ‘Je hoort het soms van mensen in het buitenland, dat je elke dag samen eet, maar dan is het meer een soort gastgezin.’
De Moyer: ‘Ik heb één slechte ervaring gehad met een Bulgaars meisje dat ik uiteindelijk heb gevraagd om weg te gaan. Het ging echt de verkeerde kant op. Er kwamen rare mensen langs, dat vond ik niet fijn. Maar over het algemeen gaat het goed. Ik heb de ruimte, het is gezellig en het brengt wat op.’
Van den Broek: ‘Ik voel me hier thuis en op mijn gemak. Ik ken iemand uit Friesland die het eerste half jaar bij iemand op de bank sliep. Daardoor lukte het helemaal niet meer om te studeren. Ik had dat aan het begin van het jaar ook een beetje, toen ik drie keer per week twee uur heen en terug moest reizen. Dan houd je weinig tijd over. Het is een andere woonsituatie dan ik voor ogen had, maar ik ben heel blij. En ondertussen kan ik rustig een kamer in Leiden zoeken.’
De Moyer: ‘Van mij mag ze zo lang blijven als ze wil, maar ik vind ook dat iemand op den duur echt naar de stad moet: ga feesten! Is het makkelijker zoeken, nu je wat mensen kent?’
Van den Broek: ‘Er zijn er wel die voor me in de gaten houden waar kamers vrijkomen. Het is hier prima wonen en lekker rustig, maar ik moet elke keer wel een half uur fietsen, ook als ik ’s avonds nog wat heb. Wonen in de stad zou makkelijker zijn.’
De Moyer: ‘Als ze nu een kamer vindt, vind ik het ook prima als ze eerder weggaat dan afgesproken.’