‘Dat is de boom van mijn studievereniging.’
Ze draait zich om. ‘Sorry?’
Daar sta je dan op eerste kerstdag. Alleen in de Hortus Botanicus, te praten met een meid die ook in haar eentje staat te kijken naar de kale takken en het berijpte gras.
‘Deze plataan,’ leg ik uit. ‘Hij is geplant in 1923. In dat jaar werd ook mijn studievereniging opgericht.’
‘Oh ja? welke vereniging dan?’
Ik wijs naar het bordje: ‘De Leidse Biologen Club. Ergens in de jaren zestig heeft het bestuur deze boom geadopteerd. Nu worden hier elk jaar de nieuwe eerstejaarsleden geïnaugureerd.’
Ze glimlacht. ‘Wat een leuke traditie. Daar houdt mijn vereniging ook wel van.’
‘En welke vereniging is dat? Welke studie doe jij trouwens?’
‘Nou ik studeer rechten, maar ik zit bij Minerva.’
‘Aha, Minerva staat inderdaad bekend om hun tradities. Heb ik gehoord.’
Ze moet een beetje gniffelen, en steekt haar hand naar me uit. ‘Inderdaad, ik ben Rifka.’
‘Mats, aangenaam.’
‘Leuk je te ontmoeten Mats. Ben je hier ook in je eentje?’
Ik knik. ‘Zullen we samen een wandelingetje maken? Is toch wel gezelliger dan alleen.’ ‘Graag,’ zegt ze, ‘ik heb nog nooit met een echte bioloog door de Hortus gelopen. Misschien kun je zelfs een prangende vraag beantwoorden.’
‘Vraag maar raak,’ zeg ik, enthousiast als altijd wanneer ik de kans krijg om iemand te vertellen over biologie.
‘Je kent die kikkertjes wel hè, die in de tropische kas rondspringen?’
Ik knik bevestigend. ‘Zeker!’
‘Zijn die kikkertjes giftig?’
‘Ik geloof het wel ja, maar zolang je het gif niet binnenkrijgt zouden ze ongevaarlijk moeten zijn.’
‘Echt? Mijn huisgenoot zegt dat ze hun gif normaal halen uit wat ze eten, tropische insecten enzo. En dat ze daarom hier in de kas niet giftig zijn.’
‘Ik geloof dat er wel zulke gifkikkers zijn. Maar ik heb me door de beheerder van de kassen laten vertellen dat deze kleintjes wel degelijk giftig zijn.’
Ze knikt bedenkelijk. We lopen langs de Oude Sterrewacht. Het water van de Witte Singel reflecteert de helderblauwe lucht. Het is een prachtige winterse dag. Windstil en onbewolkt. de condenswolkjes van onze adem blijven boven het pad hangen.
‘Mag ik je een vraag terug stellen? Over iets juridisch.’
Ze trekt één wenkbrauw op.
‘Stel dat ik per ongeluk, tussen aanhalingstekens, zo’n kikkertje zou opeten en daar heel ziek van werd. Wil jij dan m’n advocaat zijn als ik de Hortus aanklaag?’
Ze moet hard lachen. Het is een heel helder klaterend geluid, dat weerkaatst tegen de stenen van de sterrenwacht.
‘Hoewel ik die mooie lach graag wil blijven horen, ben ik bloedserieus,’ zeg ik met een uitgestreken gezicht.
‘Ik weet niet of je echt heel ver zou komen met zo’n zaak.’ Rifka probeert de vraag te beantwoorden tussen het gelach door. ‘Vooral niet omdat je al hebt toegegeven dat je heel goed weet dat ze giftig zijn. Ik denk eerder dat jij een schadevergoeding aan de Hortus zou moeten betalen, omdat je een van hun kikkers hebt opgegeten.’
Quasiteleurgesteld laat ik mijn hoofd hangen. ‘Daar gaat mijn plan om snel rijk te worden.’
‘Oh, maar ik wil je wel helpen om een ander plan te bedenken! Als ik tenminste de helft van de winst mag opstrijken.’
‘Ik vind de helft nogal flink. Ik bied veertig procent.’
Ze wrijft met haar hand over haar kin, zogenaamd mijn voorstel diep aan het overdenkend.
‘Hmm. Bedenk wel dat we het hier hebben over een volkomen legaal plan om snel rijk te worden.’
‘Legaal misschien, maar op z’n minst wel onethisch,’ kaats ik de bal terug. ‘Niemand is ooit snel rijk geworden van een carrière in milieubehoud.’
‘Zegt de jongen die biologie is gaan studeren.’ Daar kan ik weinig tegenin brengen.
‘Ik weet het goed gemaakt,’ zeg ik. ‘Vanavond kook ik voor ons een driegangen-kerstdiner. Dan bedenk jij tijdens het eten hoe we zo snel en zo ethisch mogelijk rijk kunnen worden.’
Ze lijkt zich wel in mijn idee te kunnen vinden, maar als rechtenstudent wil ze natuurlijk de afspraken tot in detail vastzetten.
‘En het geld verdelen we fifty/fifty,’ stelt ze voor. ‘Want dan stel ik vanavond mijn keuken ter beschikking. Mijn huisgenoot is er niet, dus we kunnen zijn fancy servies gebruiken.’
‘Rifka, volgens mij hebben wij een deal.’ We schudden elkaar enthousiast de hand.
‘Nou keukenprins, laten we dan maar gelijk boodschappen gaan doen! Wat ga je me allemaal voorschotelen vanavond?’
‘Als voorgerecht hebben we een frisse salade met geitenkaas en walnoten. Dan als hoofdgerecht een romige ovenschotel met gnocchi en kastanjechampignons. En als dessert een Irish coffee met Stracciatella-roomijs.’
Ik bied haar mijn arm, en we begeven ons richting de uitgang. We lopen over het Rapenburg, in de richting van het Van der Werffpark. Voor het standbeeld van de burgemeester staat een groepje mensen kerstliederen te zingen. Ze hebben een flink publiek verzameld, dat vrolijk mee staat te deinen op de muziek. Rifka en ik besluiten even te blijven luisteren.
‘Wat deed je eigenlijk in je eentje in de Hortus?’ vraagt Rifka.
Ik kijk haar aan. ‘Dat kan ik jou ook vragen. Ik was er al een tijdje niet geweest. Ik zit nu in m’n eentje in het huis van m'n ouders, terwijl zij een weekje in Brugge zijn.’
De muziek van de kerstzangers zwelt aan, en het publiek brult het laatste refrein mee. Na afloop wordt er uitbundig gejuicht en geapplaudisseerd. Op het gras een paar meter verder zetten een paar mensen grote kannen glühwein en stapels papieren bekertjes op een tafeltje. De mensenmassa valt in groepjes uiteen. Sommige mensen vervolgen hun weg alweer, maar de meesten blijven nog even staan kletsen, of sluiten aan in de rij voor een bekertje glühwein.
Even later staan we op de markt aan de Nieuwe Rijn. Ik zoek groentes uit voor door de gnocchischotel, terwijl zij haar handen warmt aan twee bekertjes.
‘Hoezo ben jij niet mee naar Brugge?’ vraagt ze.
Ik kijk op van de prei die ik in mijn hand heb. Ik moet even nadenken, dus het blijft stil. Terwijl de cassière alles weegt komt Rifka naast me staan en geeft me mijn glühwein terug. Ik reken af en neem de tas met groentes aan.
‘Ik heb ondertussen vaak genoeg met mijn ouders kerst gevierd. Ik had er behoefte aan om mijn eigen plan te trekken.’ Ik kijk Rifka glimlachend aan. ‘En daar heb ik zeker geen spijt van.’
Ze knipoogt.
‘Bij mij thuis vieren we eigenlijk nooit kerst. Maar ik houd er wel van om hier in de binnenstad de versieringen te bekijken. Daarnaast moet ik sowieso leren voor een herkansing, dus het is wel chill dat ik deze hele week nog in Leiden kan blijven. Met Oud en Nieuw ga ik wel weer naar m’n ouders.’
We lopen verder over de markt. Verderop drijft de jaarlijkse ijsbaan op het water.
‘Kun je een beetje schaatsen?’ vraag ik.
‘Een klein beetje. Maar ik wil het graag beter leren, als je me toevallig bijles wilt geven.’
Ik grijns. ‘Misschien had ik dat inderdaad wel in gedachten. Tenzij je te druk bent met leren.’
‘Rifka haalt haar schouders op. ‘Wat beweging is juist goed als je moet studeren.’
Via de Burgsteeg en de Nieuwstraat lopen we richting de Hooglandse kerk. De etalageruiten zijn prachtig versierd, en samen met de kerstlampjes die tussen de huizen zijn gespannen ademt de stad bourgondische gezelligheid. Op het plein voor de kerk staat een gigantische spar in vol ornaat, opgetuigd met ballen, slingers en nepsneeuw. De piek heeft de vorm van twee gekruiste sleutels. Het contrast met de bladloze plataan in de Hortus van eerder vandaag kan haast niet groter zijn.
‘Hier is het, bij de maretak.’ We houden halt voor een deur. Ik zie dat er inderdaad een tak met witte besjes boven de deur hangt.
Rifka draait de sleutel om en duwt met haar schouder de deur open. De vloer binnen ligt iets hoger dan de straat. Ze stapt de drempel over terwijl ik op de stoep blijf staan. Het gevolg is dat onze gezichten nu op gelijke hoogte zijn.
Ik kijk even naar de maretak. ‘Heeft je huisgenoot die opgehangen?’.
Ze schudt nee.
‘Ik vier misschien geen kerst, maar ik zit bij Minerva,’ zegt ze met een ondeugende grijns, ‘en wij houden van tradities.’
Ze pakt mijn kraag en trekt me zachtjes naar haar toe. Haar lippen zijn warm, en ik proef glühwein. We hebben geen van beiden haast, en een paar tellen blijven we zo staan. Tot Rifka een paar millimeter ruimte laat vallen.
‘Ik begin wel honger te krijgen,’ fluistert ze.
‘Laat ik dan maar snel gaan koken,’ antwoord ik op dezelfde fluistertoon. Rifka doet een stap naar achter en laat me naar binnen. Met één hand duw ik de deur dicht, voordat onze lippen elkaar weer raken.
‘Hier hangt geen maretak,’ weet ik uit te brengen.
Rifka haalt haar schouders op. ‘Ik heb vaak genoeg tradities gevolgd, nu trek ik mijn eigen plan.’
Met dit verhaal won Floris Krieger de derde prijs (en €50 aan boekenbonnen) in de Mare-Kooyker Kerstverhalenwedstrijd 2024. Het juryrapport en de andere winnaars staan hier.