Eigenlijk had het 3 oktober 1823 doodstil moeten zijn op de Leidse straten, zonder het gebruikelijke klokgelui dat normaal gesproken Leidens ontzet aankondigde. Al 249 jaar kwamen de stadsbewoners bijeen om deze dag te vieren en te herdenken, maar nu had het stadsbestuur besloten om daar een streep door te zetten. Die beslissing scheelde de stad immers een vrije dag in deze arme tijden, de veemarkt kon dan diezelfde dag doorgaan.
Toch wachtte Leidenaren een grote verrassing. De Nederlandse vlag hing tóch wijdverspreid door de stad: bij Universiteit Leiden tot het Rijksmuseum van Oudheden, en bij tal van studentenhuizen tot de Leidse Schouwburg.
Ook bij de studentensociëteit, de vermeende voorganger van Minerva, wapperde de vlag en kon de arme bevolking daar haring en wittebrood ophalen. Om zes uur ’s avonds was er een opvoering in de Schouwburg te zien. Een toneelgezelschap droeg daar een 3-oktobergedicht voor van Willem Bilderdijk. De avond werd feestelijk afgesloten met geïllumineerde ramen en muurgedichten bij de studentenwoningen. Met enthousiasme volgden de andere stadsbewoners, en zelfs het stadsbestuur, hun initiatief. De avond eindigde met een ingetogen borrel op de sociëteit, begeleid door een muziekkorps en vaderlandse liederen.
De onverwachtse viering was een groot succes: het feest was gered.
Volgens de geschiedschrijving kwamen studenten die derde oktober in opstand tegen het stadsbestuur door zelf het ontzet te organiseren. Zij zouden immers altijd wel een reden hebben om iets te vieren, en zeker op zo’n belangrijke feestdag. Sindsdien wordt nog elk jaar feestelijk Leidens Ontzet gevierd en is de betrokkenheid van studenten niet meer weg te denken.
Alleen: dat verhaal klopt niet helemaal, ontdekte Danielle van Goethem (26) tijdens het onderzoek voor haar masterscriptie geschiedenis. De studenten hadden namelijk een heel andere intentie, namelijk een politiek-religieus protest dat juist aandacht vroeg voor ingetogen herdenking.
Van Goethem werkte mee aan de tentoonstelling ‘Leiden viert feest – 450 jaar optochten’ in Museum De Lakenhal toen ze op haar scriptieonderwerp stuitte. ‘Het moet een logistieke uitdaging zijn geweest om zoiets te organiseren. Studenten hadden bijvoorbeeld de nacht van 2 op 3 oktober al dat eten moeten regelen. Diep in de nacht lieten ze die broden bakken en regelden alle tonnen met vis. Ze moesten echt flink hebben doorgepakt.’
Tijdens haar onderzoek kwam ze erachter dat het plan in feite een religieus en politiek protest was, geïnitieerd door religieus-conservatieve studenten. ‘Het leek alsof er te veel aan de hand was om te stellen dat studenten alleen een supergroot feest wilden organiseren.’ Ze stuitte op een boekje met kritische gedichten en overwegingen om de 3-oktoberviering te redden. ‘Daar stond een aantal bekende namen in, zoals Willem Bilderdijk en Nicolaas Schotsman, voormannen van het Réveil, een conservatieve geloofsbeweging die tegen de Verlichtingsidealen was. Zij hadden veel invloed op studenten.’
In het Leids archief vond ze nog drie extra gedichten: ‘Die waren nog feller.’ Op 3 oktober 1823 konden stadsbewoners op de hoek bij de Vliet, waar 249 jaar eerder de geuzen binnenvoeren, de volgende dichtregels lezen over de raadsbestuurders: “Schoon Lijdens Raad ja Lijdens Raad, Dien dag vertrapt in ’t stof”, een directe uithaal naar het stadsbestuur.’
Het waren subtiele steken onder water. ‘Bij een protest verwacht je dat ze met spandoeken en leuzen de straten op gaan. Alles was hier juist heel degelijk: een sneer was in de vorm van een gedicht. Het uitdelen van haring en wittebrood aan de arme bevolking van Leiden begon bijvoorbeeld voor het stadhuis, precies toen de bestuurders dat gebouw verlieten. Het zijn van die confronterende momenten waar de studenten zich nét niet aan de regels hielden, maar ook niet keihard tegen het stadsbestuur in gingen.’
De studenten wilden eigenlijk terug naar de vrome herdenking van het ontzet. Het feest diende als een excessief en seculier schrikbeeld van de toekomst, maar was ook een slimme zet om draagvlak te creëren onder de bevolking. De uitvoering was echter zo geslaagd dat het ontzet sindsdien juist met deze invulling is voortgezet.
Het studenteninitiatief had ook nog een ander gevolg. ‘Studenten werden daarna ook gevraagd voor de ontzetviering van 1824 en voor de dies van de universiteit in 1825. Sinds dit moment zijn studenten zo nauw betrokken bij de stad.’
Het is de vraag of de organisatoren zich kunnen vinden in het huidige ontzetfeest. Van Goethem: ‘Ik denk dat ze heel blij zouden zijn dat Leidens Ontzet nog steeds zo actief gevierd wordt, maar het is niet de manier die ze beoogden. Volgens hen moet je een heel vrome, gelovige dag hebben en alle tijd en ruimte nemen voor herdenken. In plaats daarvan is het nu gewoon een uitbundig feest. Bij veel mensen ligt de nadruk meer op vieren en minder op herdenken.’