Columns & opinie
Waarom geen enkele student mij kan beledigen
Er hoeft geen protocol te komen om botte mails van studenten tegen te gaan, betoogt Hendrik Kaptein. Professioneel, onpersoonlijk respect en goede manieren hebben meer zin.
Gastschrijver
donderdag 12 mei 2022
Illustratie Chuan Ming Ong

‘Rechten wil protocol tegen botte mails’, kopte de Mare van 21 april jl. Nog meer regels? Het beste protocol tegen elke botte bejegening is de docent zelf. Die moet met die botte bejegening helemaal niets doen. Het gaat niet om de persoon van de docent, het gaat om de oplossing van het probleem van de klagende student (als dat er al is).

Waarom? Al bijna een eeuw geleden maakte Plessner een onderscheid tussen Gesellschaft en Gemeinschaft, tussen de maatschappij als publieke en neutrale samenleving en de gemeenschap van families, geloven, verenigingen, vriendenkringen en nog veel meer.
‘Vreemden behandel je anders dan vrienden’: tegen de conducteur van de vertraagde trein moet je niet boos worden, de vriend die te laat komt heeft recht op je verontwaardiging.

Een goede docent trekt zich persoonlijk niets aan van boze studenten. De universiteit is een geheel (universitas) van docenten en studenten (en van steeds meer administratief personeel, voor die protocollen en nog veel meer), maar is juist géén gemeenschap, laat staan ‘één grote familie’, met alle gekwetste gevoelens van dien. Het gaat om de zaken zelf, bijvoorbeeld om de vraag of een student verkeerd is behandeld, niet om de persoon van de docent.

‘Doe gewoon je werk als docent, dan krijg je ook minder klachten’

Sterker nog: boze studenten worden nogal eens tot rust gebracht door docenten die zich van onaangename bejegening niets aantrekken en zo beleefd en aardig mogelijk een oplossing proberen te vinden voor het eigenlijke probleem.

Zo geven docenten goede voorbeelden aan studenten die zelf nog niet allemaal zo ver zijn, maar later ook docent, advocaat, ambtenaar, arts en nog veel meer worden. Dan hebben zij op hun beurt te maken met boosheid die zij niet persoonlijk moeten opvatten, willen zij de mensen met wie zij te maken hebben werkelijk van dienst zijn.

Professioneel, onpersoonlijk respect voor alle betrokkenen en de ‘smeerolie’ van goede manieren hebben meer zin dan nog meer regels, protocollen en andere dode letters. (En begin bij het begin: doe gewoon je werk als docent, dan krijg je ook minder klachten én heb je meer tijd over voor Plessner: echt de moeite waard!)

Hendrik Kaptein, rechtsgeleerdheid