Ik zie mezelf nauwelijks als een traditionele Leidense student. Aan verenigingsleven doe ik niet. Mijn moedertaal laat ik bij mijn studie achterwege. Hell, mijn campusgebouw staat niet eens in Leiden. De meerderheid van mijn studiegenoten staat zelfs nog verder af van Leiden. Zij komen uit andere landen en veel van hen zijn überhaupt nog nooit in Leidse universiteitsgebouwen geweest.
Het beeld dat ik heb van vroegere studenten is dat van verenigingsknakkers met bretels en bakkebaarden. Daar herken ik me absoluut niet in. Afgezien van feministen als Aletta Jacobs kan ik eigenlijk geen beeld voor me zien van negentiende-eeuwse vrouwelijke studenten. Toch waren die er zeker wel.
Wat waren de verschillen en overeenkomsten met mijn studentenleven? Leefden ze op zichzelf? Fietsten ze naar campus? Of namen ze uit luiheid ook liever de (paarden)tram? Maakten zij zich evenveel zorgen over hun capaciteiten en hun toekomst?
Zoals het een bachelor of arts in wording betaamt, ben ik naar de UB geracet om erover te lezen. Zo vond ik dat Leiden in 1873 de eerste vrouwelijke student mocht verwelkomen. Of nou ja, écht verwelkomend was dat niet. Eerder een schoorvoetend openen van de deur omdat de buren (Groningen) ook vrouwen binnenlieten.
De eerste studentes waren ook helemaal niet van mijn leeftijd. De meeste waren beroepsvrouwen, die alle cursussen tot vakdocent hadden uitgespeeld. Vaak waren ze dan ook ver in de twintig of dertig, al getrouwd, of gekluisterd aan een leven als gouvernante. De eerste vrouw die een hele opleiding volgde, was Anna van de Ven Sauveur, in 1891. Pas later kwamen steeds meer meisjes rechtstreeks van het gymnasium naar de universiteit, zoals nu de norm is.
Blijkbaar waren vrouwen dus pas volwaardige studenten vanaf begin vorige eeuw. Toch bestond er nog steeds enorm veel tegenstand. Met name na het verschijnen van een roman uit 1907, geschreven door een Leidse alumna: Meisje studentje.
Waar ik een studentje was dat naar Den Haag trok, verhuisden deze studentjes van Den Haag naar Leiden. Toen ik begon te lezen, stak er een gevoel van herkenning de kop op. Ik herkende de eenzaamheid van het op kamers gaan wonen, maar zeker ook de vrijheid die studeren de dames bracht. ‘Maar dien middag, geanimeerd door ’t uitgelaten spel, tintelend van levenslust en jeugd, proefden ze de zoetheid van het helemaal vrij-zijn…’ zou net zo goed kunnen gaan over een middag van mijn introductieweek.
Sommige ervaringen als student zijn universeel en tijdloos. We zouden ons allemaal kunnen vinden in vele van de verhalen uit dit boek van een eeuw geleden. Helaas is het recht van minderheden en vrouwen om te studeren niet van alle tijden. Zeker deze dies natalis moeten we daar bij stil staan. Er studeren meer vrouwen dan ooit, maar tegelijkertijd worden de vakgebieden waar zij van oudsher naartoe trekken minder gewaardeerd, en gaat er minder geld naartoe.
Ook staat het lot van mijn internationale medestudenten op het spel. Al 450 jaar lang bestaat de Universiteit Leiden, nu met meer diversiteit dan ooit tevoren. Laten we dat bewaren, we zijn immers allemaal Leiden.
Zahra Menguellati is student International Studies