Het archeologenkoppel wordt beschuldigd van decennialang wangedrag en schending van de wetenschappelijke integriteit, bleek in mei uit een vernietigend onderzoeksrapport. Het duo zou zich jarenlang schuldig hebben gemaakt aan onder meer intimidatie, discriminatie en manipulatie van medewerkers, promovendi en studenten. De onderzoekscommissie baseert het rapport op verklaringen van in totaal 37 informanten, onder wie negentien melders, elf vakgenoten en drie (voormalig) bestuurders.
De universiteit besloot daarop een ontslagprocedure tegen Hofman te starten. Woensdag besloot de kantonrechter dat er meer informatie nodig is om tot een uitspraak te kunnen komen.
Maar er speelt meer: Hofman en Hoogland vinden dat het onderzoek onzorgvuldig en onjuist is uitgevoerd en er te weinig met hun wederhoor is gedaan. Daarom willen ze – naast het onderzoeksrapport en alle meldersverklaringen – ook alle verklaringen rondom het onderzoek, verslaglegging van de gesprekken op basis van audio-opnames en nagezonden correspondentie inzien. Toen ze die informatie niet kregen, dienden ze een Woo-verzoek in bij de universiteit.
Publieke informatie
De universiteit nam dat in eerste instantie in behandeling, tot er een brief van het college van bestuur volgde waarin collegevoorzitter Annetje Ottow het verzoek afwees op grond van de zogeheten antimisbruikbepaling. Het college heeft ‘de stellige overtuiging gekregen dat het Woo-verzoek uitsluitend is ingediend met als doel om informatie te verkrijgen die noodzakelijk is ten behoeve van het voeren van verweer’ en dus ‘een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie’.
Het college baseert zich daarbij onder meer op een brief van Charbon aan de rechtbank in Amsterdam. Daarin verzocht de advocaat de rechtbank om de zitting over de ontbindingsprocedure uit te stellen tot ze de gevraagde informatie wél heeft, omdat die ‘van groot belang is voor het voeren van verweer’. De rechtbank sloeg dat verzoek overigens in de wind.
Maar twee onafhankelijke Woo-experts zeiden tegen Mare dat de afwijzing van het Woo-verzoek ‘onvoldoende is gemotiveerd’, dat de ‘lat om van misbruik te kunnen spreken erg hoog ligt’ en de reden waarom de indiener informatie wil ‘niet relevant’ is. ‘Het moet gewoon in behandeling worden genomen’, oordeelden zij.
Charbon tekende bezwaar aan tegen het besluit van het college. Maandagochtend was de zitting bij de Commissie voor Beroep en Bezwaar van de Universiteit Leiden. Die was niet op universiteitsterrein maar in een zaal van het Leidse Golden Tulip Hotel, omdat Hofman en Hoogland niet meer op de universiteit mogen komen. Alleen Hoogland was aanwezig. Hofman zit ziek thuis en verscheen vorige maand ook niet op de zitting over haar ontslag.
‘Mijn cliënten hebben simpelweg recht op toegang tot de onderliggende stukken’, zei advocaat Max Garschagen, die ook namens zijn collega Charbon het woord voerde. Het argument van het college dat Hofman en Hoogland die uitsluitend willen voor verweer in de ontslagprocedure, is onjuist en gebaseerd op aannames, stelde Garschagen. De ontslagprocedure gaat namelijk alleen over Hofman.
Hoogland is al met pensioen en ‘heeft persoonlijk belang bij openbaarmaking, want ook tegen hem zijn na het onderzoek vergaande maatregelen opgelegd die zijn reputatie raken en zijn vrijheid beperken’.
Volgens de advocaat is ‘openbaarheid wel degelijk het doel’ en zal ‘alleen dán publiekelijk duidelijk kunnen worden of het onderzoek zo zorgvuldig is geweest als de universiteit meent’. Dat is ook in het belang van andere werknemers van de universiteit, betoogde hij.
Hij verzocht de commissie om de universiteit te adviseren de gevraagde informatie alsnog te verstrekken en vroeg een onkostenvergoeding van 4500 euro voor de bezwaarprocedure die ‘achterwege had kunnen blijven als de universiteit eerst aan ons had gevraagd wat de beweegredenen waren: dan hadden we hier vandaag niet hoeven zitten’.
Misbruik
Advocaat van de universiteit Anne-Marieke Huizinga erkende geen navraag bij Charbon te hebben gedaan. Desondanks bleef ze erbij dat de indieners misbruik maken van de Woo. Dat is het geval ‘als een Woo-verzoek wordt ingediend met een ander doel dan iedereen kennis te laten nemen van overheidsinformatie’, stelde zij. ‘Daarvan is in deze zaak sprake, en dat is in het besluit van het college duidelijk gemotiveerd.’
Dat Hofman en Hoogland wél willen dat de informatie voor iedereen toegankelijk is, noemde ze ‘ongeloofwaardig’. Uit correspondentie tussen hun advocaat en de universiteit wordt ‘nergens gerept over het belang van openbaarmaking van informatie aan eenieder’. Volgens Huizinga is dat ‘nooit de bedoeling geweest’. Daarnaast ‘kan en mag de universiteit alle gegevens helemaal niet openbaar maken wanneer het gaat om personele gegevens die betrekking hebben op werknemers’.
Ze verzocht de commissie het bezwaar van Hofman en Hoogland ongegrond te verklaren óf niet-ontvankelijk (als de commissie concludeert dat er geen sprake is van misbruik van recht). ‘Er kan namelijk ook worden gesteld dat geen openbaarmaking is beoogd en er dus helemaal geen sprake is van een Woo-verzoek.’
De commissie had na de pleidooien van beide partijen een aantal vragen. Voorzitter Olaf van Loon vroeg zich af of Hofman en Hoogland zich realiseren wat de mogelijke gevolgen zijn van volledige openbaarmaking. ‘Daar kunnen ook ongefundeerde beschuldigingen tussen zitten die op eenzelfde potentieel schadelijke manier de openbaarheid in komen als het onderzoeksrapport’, zei hij.
‘Dat begrijpen we en het lijkt ons goed dat dat gebeurt’, reageerde Garschagen. ‘U gaat dus voor rücksichtslose openbaarmaking?’ vroeg Van Loon. ‘Ja’, antwoordden Garschagen en Charbon stellig.
Van Huizinga wilde de voorzitter weten waarom de universiteit het als een probleem ziet dat Charbon de gevraagde informatie wilde gebruiken voor haar verweer in de rechtbank. ‘Je mag toch informatie opvragen en die inbrengen in een procedure? Sterker nog, de indiener hoeft helemaal niet te zeggen waarom die bepaalde informatie wil hebben. Dat maakt het toch niet ineens geen Woo-verzoek meer?’
‘Wel als niet de bedoeling is om die informatie openbaar te maken’, verweerde Huizinga zich. ‘Daarin ligt de kern van de zaak.’
‘Kunt u uitsluitend op basis van het Woo-verzoek zoals dat is ingediend de conclusie trekken dat het eigenlijk geen Woo-verzoek is?’ vroeg Van Loon. ‘Dat is gewoon een ja/nee-vraag.’
‘Mij dwingen tot ja of nee is voor een jurist ingewikkeld’, reageerde Huizinga. ‘Maar het punt van de universiteit is dat het verzoek niet het doel heeft om eenieder kennis te laten nemen van de stukken, zoals later ook bleek op basis van uitlatingen van mevrouw Charbon.’
Van Loon: ‘Ik geloof dat we zo niet veel verder komen.’
Publieke middelen
De commissie vroeg zich ook af waarom op basis van de antimisbruikbepaling is gestopt met het behandelen van het Woo-verzoek. ‘Wat is daar het belang bij?’ vroeg Van Loon. ‘Als iemand anders morgen hetzelfde verzoek indient zult u het gewoon inhoudelijk moeten beoordelen en behandelen.’
Huizinga: ‘Dat klopt, maar er ligt voor bestuursorganen ook een verplichting om te bewaken dat de Woo wordt gebruikt waarvoor die is bedoeld. En dat is in dit geval niet zo. Daar komt bij dat het afhandelen van Woo-verzoeken enorm veel publieke middelen kost.’
‘De universiteiten bevinden zich in zwaar weer’, voegde jurist van de universiteit Marc den Besten toe. ‘Er moet ernstig worden bezuinigd, zie de faculteit Geesteswetenschappen. We moeten waken voor het inzetten van publiek geld voor de afhandeling van verzoeken die niet primair het doel hebben om informatie openbaar te krijgen.’
Aan het eind van de zitting kwam de universiteit met een opvallende opmerking: Den Besten zei dat Hofman en Hoogland de gewenste informatie waarschijnlijk nooit zullen krijgen. ‘De universiteit heeft de stukken niet en de onderzoekscommissie wenst die stukken ook niet met de universiteit te delen. Wij zullen die informatie, ook in het kader van de Woo, dus nooit openbaar kunnen maken.’
Charbon reageerde verbijsterd. ‘Niemand geeft mijn cliënten informatie, maar zij willen duidelijkheid over hoe het onderzoek is gedaan. Deze mensen slapen niet meer.’
Ook Menno Hoogland wilde het belang van openbaarmaking benadrukken. ‘We hebben heel veel vragen: er is ons veel onduidelijk en er is weinig transparantie. Ik hoop dat wanneer de stukken achter dit proces openbaar worden en de feiten bekend zijn, eenieder die aan de universiteit verbonden is een dergelijke nachtmerrie bespaard blijft.’
De Commissie voor Beroep en Bezwaar geeft over een aantal weken een advies aan het college van bestuur. Op basis van dat advies beslist het college of het Woo-verzoek alsnog wordt behandeld.