‘Er wordt heel veel gepraat’, vertelt Lotte Scheeren. ‘Maar bij het daadwerkelijk toepassen van inclusief onderwijs zijn nog veel kanttekeningen te plaatsen.’
Samen met Marit Schreurs, Minne Bakker en Famke de Boer schreef zij het rapport De Staat van Inclusief Onderwijs 2024.
Nederland ondertekende in 2016 het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een handicap, waardoor het verplicht is om werk te maken van inclusief onderwijs. Het is de tweede keer dat het Expertisecentrum Inclusief Onderwijs onderzocht hoe toegankelijk onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs daadwerkelijk zijn, dus een echte trend kunnen de onderzoekers nog niet vaststellen. ‘Het grootste verschil met vorig jaar is dat meer onderwijsinstellingen actief bezig zijn om te voldoen aan het VN-verdrag’, aldus Scheeren.
In het rapport staat dat er bij 57 procent van de studenten sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat gaat van studenten met een functiebeperking - zoals concentratieproblemen, een lichamelijke handicap of psychische problemen - tot studenten die behoefte hebben aan ondersteuning vanwege bijzondere persoonlijke of familieomstandigheden.
Schrokken jullie van dat percentage?
Scheeren: ‘Het is heel breed, want iedereen kan te maken krijgen met bijzondere omstandigheden. Je hebt een ouder die ziek is voor wie je moet zorgen, je hebt zelf persoonlijke problemen of psychische klachten. Er zijn zoveel redenen waardoor iemand een ondersteuningsbehoefte kan hebben.’
Schreurs: ‘We zien dit cijfer ook al meerdere jaren terug, er zit geen stijgende lijn in. Niet iedereen van die 57 procent heeft uiteindelijk ondersteuning nodig.’
Jullie schrijven dat het welzijn van docenten essentieel is voor inclusief onderwijs. Waarom?
Schreurs: ‘Uit onderzoek blijkt dat de werkdruk onder docenten erg hoog ligt. Docenten zien inclusief onderwijs vaak als iets extra’s.’
Scheeren: ‘Schijnbaar is inclusief onderwijs afhankelijk van of docenten er tijd voor hebben, terwijl je volgens de wet inclusief toegankelijk onderwijs moet bieden. Dus ja, lullig dat je tijd tekort hebt, maar het is onderdeel van wat je moet doen. Daarmee wil ik wel voorkomen dat docenten alles moeten doen, ik denk dat we ze vooral moeten helpen.’
Hoe?
Scheeren: ‘Soms ligt het aan hun kennis: als een student vraagt om ondertiteling bij filmpjes of in Teams, dan kun je daar makkelijk ondertiteling onder knallen. Het is een kwestie van een knopje aanklikken, dat is nul extra werk. Als onderwijsinstelling kun je meer handvatten aan docenten bieden om inclusief onderwijs te geven. Het is maar hoe belangrijk je het vindt.
‘Er wordt nu veel gekeken naar wat we allemaal “moeten” om studenten mee te kunnen laten doen, maar wat willen we? Ik denk dat je als onderwijsinstelling de persoonlijke, professionele en sociale ontwikkeling van je student wil bevorderen. Heel vaak worden studentenpsychologen ingezet om uitval te voorkomen en zo geen geld mis te lopen. In plaats van dat je zegt: “Wij willen dat onze studenten bij ons vertrekken als sterke, professionele en sociale individuen die kunnen bijdragen aan de samenleving.” Dát is je doel en rol als onderwijsinstelling. Dat mogen we meer omarmen.’
Schreurs: ‘Vaak ligt de verantwoordelijkheid nog bij de studenten. Bijvoorbeeld bij toetsen: je kunt extra voorzieningen aanvragen. Eigenlijk wil je dat die toets van zichzelf toegankelijk is voor iedereen.’
Scheeren: ‘Als jij er als student niet zelf achteraan gaat, dan zal - heel hard gezegd - niemand het doen. Studenten zijn ook vaak afhankelijk van toevalligheden. De ene keer heb je een docent die toevallig een zus heeft met een gehoorbeperking, waardoor ze heel goed weet wat dat inhoudt en jou goed kan helpen. De andere keer heb je een docent die het niet binnen het eigen takenpakket vindt vallen. Het kan per les verschillen hoe goed jij in staat bent om deel te nemen.’
Wat moet er veranderen?
Schreurs: ‘De overheid moet met een duidelijke definitie komen van wat er onder inclusief onderwijs wordt verstaan. Het is nu vaak een grijs gebied: hoe ver gaat de zorgplicht van instellingen? Ook willen we uitgebreider onderzoek, want we zijn nu sterk afhankelijk van wat instellingen zelf rapporteren.’
Scheeren: ‘Nu wordt er veel gekeken naar extra voorzieningen – meer toetstijd of iemand die de deur voor je openhoudt – in plaats van de omgeving zelf inclusiever te maken: drempels weg, openstaande deuren en een groter lettertype bij toetsen. Verandering kost heel veel tijd, maar ik hoop dat we snel meer die kant op gaan. Dat zal een licht naïeve hoop zijn.’