De buitenpromovendus bij de faculteit Geesteswetenschappen leverde in 2020 een derde versie van zijn proefschrift in, na twee afgekeurde versies in 2018 en 2019. De laatste versie werd goedgekeurd, maar toen de promotiecommissie vervolgens het manuscript door de scanner haalde, bleken verschillende passages te zijn geplagieerd.
De commissie wetenschappelijke integriteit (CWI) van de Universiteit Leiden onderzocht de zaak, en concludeerde in 2021 dat de integriteitsregels waren geschonden: de bronvermelding ontbrak of schoot tekort, er stonden geen aanhalingstekens om letterlijk overgenomen stukken tekst, en ook naar zijn eigen werk verwees hij niet voldoende – al geldt dat laatste volgens het CWI niet als plagiaat maar wel als onzorgvuldig brongebruik.
Herseninfarct
De zaak kwam voor het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI), waarvan de geanonimiseerde uitspraak onlangs is gepubliceerd. Die kwam tot dezelfde conclusie: plagiaat en onzorgvuldige omgang met bronnen. ‘Het Bestuur ziet geen reden om, hoe verdrietig dit voor Verzoeker ook is, af te wijken van het CWI-advies waarin alle relevante omstandigheden zijn meegewogen.’
De man kreeg tijdens zijn promotietraject een herseninfarct, maar beide commissies wijzen dit af als verzachtende omstandigheid. Een aantal geplagieerde passages stond namelijk ook in eerdere versies, uit de tijd voordat hij ziek werd.
De promovendus stelt dat hij juist door het infarct vergat wijzigingen aan te brengen in zijn laatste versie: ‘Volgens Verzoeker zijn de geplagieerde passages ingevoerd vóór het moment waarop hij een herseninfarct kreeg, maar heeft hij als gevolg van dat herseninfarct vervolgens vergeten om de bronvermelding in orde te maken alvorens het manuscript toe te sturen aan de promotiecommissie.’
Ook stelt hij dat het maar om drie passages gaat in een omvangrijk proefschrift, maar dat is volgens de commissie onjuist. ‘Het LOWI twijfelt er niet aan dat Verzoeker heel hard en gedurende een lange periode heeft gewerkt aan zijn proefschrift, maar dat doet aan het plagiaat niet af.’
De promovendus had zijn medische toestand niet gedeeld met zijn promotoren, omdat hij zich schaamde en omdat hij het een privé-aangelegenheid achtte, staat in een samenvatting van de casus die de universiteit binnenkort publiceert. De promotoren verklaarden niet door te hebben gehad dat er iets gaande was: ‘Het contact verliep in die periode niet anders dan in de jaren ervoor.’
Promotor
De commissie vindt dat de promotor ook steken heeft laten vallen. ‘Het LOWI heeft in deze zaak zorgen over de invulling die de promotor aan zijn rol heeft gegeven.’
Het voorkomen van plagiaat is ‘in eerste plaats de verantwoordelijkheid van de promovendus’, maar ‘tegelijkertijd is het een van de taken van de promotoren om er alert op te zijn dat het proefschrift vrij is van plagiaat voordat zij het goedkeuren en het wordt doorgezonden aan de promotiecommissie’.
‘Als het manuscript al eerder (door de promotor) door de plagiaatscanner was gehaald, dan was het niet zover gekomen dat Verzoeker op de drempel van zijn promotie met een wetenschappelijke integriteitsprocedure met potentieel verstrekkende gevolgen wordt geconfronteerd. De promotor heeft zijn promovendus hier niet voor behoed’, schrijft het LOWI.
Gevolgen
Het college van bestuur nam dit besluit begin oktober over. De vraag is nog wat de gevolgen zijn voor de promovendus en of dit betekent dat hij helemaal niet kan promoveren. In 2019 gaf de Leidse CWI namelijk advies in een vergelijkbare zaak, waarin vlak voor de verdediging plagiaat werd gevonden. Die klacht werd toen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het proefschrift nog niet was gepubliceerd en het plagiaat dus geen schade had berokkend aan de wetenschap.
Universiteitswoordvoerder Caroline van Overbeeke benadrukt dat in de huidige zaak geen klacht was ingediend, maar een onderzoeksopdracht was gegeven. ‘Die eerdere casus was een gewone klacht’, mailt ze.
De gevolgen voor de promovendus zijn nog niet duidelijk. ‘Het is aan het College voor Promoties (CvP) dat uiteindelijke een beslissing zal nemen over de voortzetting van het promotietraject’, aldus Van Overbeeke.