Vol goede moed meldde student rechten en criminologie Dana Dingemans (24) zich begin vorig jaar aan voor een uitwisselingsprogramma in Vancouver, Canada. Voor de duur van vier maanden, met 6 januari 2025 als startpunt, wil ze gaan studeren aan de Peter A. Allard School of Law van The University of British Columbia.
Die maanden zouden de afsluiting moeten worden van een perfect verlopen studietijd, waarin ze haar Dubbele bachelor+ Programma binnen de termijn van vierenhalf jaar kan hebben afgerond en waarin ze bijna nooit een hertentamen heeft hoeven maken. Maar afgelopen zomer komt ze erachter dat het laatste tentamen dat ze nog moet doen voordat ze haar twee bachelors in Leiden kan afronden – bestuursprocesrecht – op 15 januari valt. Dat kon ze niet eerder weten, omdat de inschrijfperiode voor vakken en tentamens pas opende op 9 juli.
Maar op 15 januari is haar studie in Vancouver al ruim een week van start. Ze vraagt aan de Peter A. Allard School of Law of het mogelijk is na 15 januari te komen, maar dat staat de universiteit niet toe: ze mist dan te veel informatie.
Dat ze vervolgens maandenlang - en zonder resultaat - hemel en aarde zou moeten bewegen bij de examencommissie en het College van Beroep voor de Examens (CBE) in Leiden, kon ze toen nog niet bevroeden. Ook blijkt uit de correspondentie, die Mare heeft ingezien, dat de commissies niet altijd inhoudelijk zijn ingegaan op het verweer van Dingemans, onjuiste aannames doen of zelfs verkeerde informatie geven.
Bijzondere gevallen
Terug naar september, het moment dat de Peter A. Allard School of Law haar niet toestaat om pas na het tentamen in Leiden naar Vancouver te komen. ‘Toen besloot ik een verzoekschrift in te dienen bij de examencommissie in Leiden, om het tentamen online en op afstand af te leggen’, vertelt Dingemans. Dat doet ze op grond van artikel 4.3.4 van de Onderwijs- en examenregeling (OER), die stelt dat ‘de examencommissie in bijzondere gevallen kan toestaan dat een tentamen op een andere wijze wordt afgelegd dan in de Studiegids is vastgelegd’.
Dingemans voert als bijzondere omstandigheid aan dat het tentamen bestuursprocesrecht het laatste vak is dat ze moet afronden voor de bachelor rechten. Omdat ze het Dubbele Bachelor+ Programma doorloopt, dat voorschrijft dat ze beide bachelors in vierenhalf jaar tijd moet behalen om een certificaat te krijgen, kan ze geen studievertraging veroorloven. Bovendien is op en neer vliegen om het tentamen te maken geen optie, schrijft ze de examencommissie. ‘Dit zou namelijk betekenen dat ik ten minste vier dagen afwezig ben gedurende de eerste twee weken van het onderwijs, hetgeen zij juist niet toestaan. Ten tweede lijkt het mij gezien de klimaatverandering en de aandacht die de Universiteit Leiden besteedt aan duurzaamheid niet wenselijk een student terug te laten vliegen voor één tentamen. De kosten die met deze reis gemoeid zijn daargelaten.’
Haar verzoek wordt afgewezen, omdat ‘gezien de omvang van de studentenpopulatie van de faculteit slechts in zeer beperkte mate en uitsluitend indien daarvoor zwaarwegende of dwingende redenen zijn een individuele voorziening kan worden geboden’. Een verzoek om ‘een en ander af te stemmen op diens persoonlijke keuzes en wensen betreffende studieactiviteiten en studieplanning komt niet voor inwilliging in aanmerking’.
Daarnaast schrijft de commissie dat er een ‘groot risico is op fraude’ doordat het ‘organisatorisch nagenoeg onmogelijk is’ om haar het tentamen online op afstand te kunnen laten maken. De universiteit heeft het contract met surveillanceprogramma Proctorio namelijk beëindigd, en bovendien is het middernacht in Vancouver wanneer het tentamen in Leiden om 9 uur ’s ochtends wordt afgenomen. ‘Het is daarom niet mogelijk om te garanderen dat een docent van de universiteit in Vancouver dan kan surveilleren.’
Tot slot vreest de examencommissie voor ‘precedentwerking’: het inwilligen van Dingemans’ verzoek kan leiden tot verzoeken van veel andere studenten die in het buitenland verblijven en een tentamen op afstand willen maken.
Beroep
Omdat Dingemans per se naar Vancouver wil, maar niet een jaar onnodig studievertraging wil oplopen, gaat ze in beroep bij het CBE. Van het CBE moet er eerst een schikkingsgesprek plaatsvinden tussen Dingemans en de examencommissie. Dat gesprek komt er én biedt hoop: de examencommissie ziet aanleiding het besluit opnieuw in overweging te nemen.
Maar een week later, het is inmiddels eind oktober, verdwijnt die hoop weer. De examencommissie laat weten het besluit in stand te laten, omdat die in de veronderstelling is dat Dingemans inmiddels met een andere examencommissie, namelijk die van de Honours Academy, heeft afgesproken uitstel van het tentamen aan te vragen zonder dat dit ten koste gaat van haar certificaat voor het Dubbele bachelor+ Programma, én dat dit verzoek zal worden ingewilligd.
‘Dat is niet juist’, zegt Dingemans. ‘Ik had alleen geïnformeerd naar deze mogelijkheid en mij was verteld dat ik hiervoor een verzoekschrift moest indienen. De examencommissie heeft het besluit dus op grond van onjuiste feiten en inlichtingen in stand gehouden.’
Bovendien wil ze pas van die optie gebruikmaken als alle andere mogelijkheden stranden. Dingemans zou dan namelijk uitsluitend het hertentamen mogen doen, waarmee ze de kans op afstuderen verkleint. En dus besluit Dingemans haar beroep bij het CBE voort te zetten. De zitting die volgt ervaart ze als onprettig. ‘De leden waren uiterst kritisch richting mij’, vertelt Dingemans. ‘Ze vroegen of ik het eerlijk vind dat het CBE het probleem voor me moeten oplossen en waarom ik in Leiden een proces was gestart en niet in Vancouver.’
Onjuiste feiten
Bovendien stelt het CBE dat Dingemans überhaupt niet al in januari kan afstuderen, ook al zou ze het tentamen op 15 januari maken en halen. Dat blijkt doorslaggevend om haar verzoek ongegrond te verklaren, is te lezen in de uitspraak van 5 december: ‘Zolang appellant (Dingemans, red.) elders studeert, is het vereist dat zij ook als student ingeschreven is aan de Universiteit Leiden. Als zij afstudeert in januari en dus ook een datum in januari als diplomadatum heeft, kan haar inschrijving bij de Universiteit Leiden niet worden gehandhaafd. (…) Hierdoor kan het doel dat appellant heeft bij het maken van het tentamen op afstand, namelijk dat zij in januari 2025 kan afstuderen, feitelijk niet bereikt worden.’
Dingemans was daar niet van op de hoogte en besloot uit te zoeken of dat klopt. ‘Ik heb het aan het Onderwijs Informatie Centrum en Front Office Studentenzaken voorgelegd. Allen stelden dat de redenering van het CBE onjuist is.’ Mare heeft bewijs daarvan ingezien. Dingemans: ‘Je afstuderen aanvragen is iets anders dan je uitschrijven. Je kan dus nog gewoon op uitwisseling na het aanvragen van je afstuderen. Ik betaal dan nog gewoon collegegeld. Ook het CBE heeft dus een uitspraak gedaan op basis van onjuiste feiten.’
Ze mailt het CBE haar bevindingen, met het verzoek de motivering aan te passen. ‘Daarop kreeg ik enkel de reactie dat ik in hoger beroep zou kunnen gaan bij de Raad van State.’
Maar die tijd heeft ze niet meer. ‘Ik dacht: wat ga ik nu doen?’ In een wanhopige laatste poging om haar uitwisseling te redden, besluit ze nogmaals naar Vancouver te mailen en toe te lichten dat ze in Leiden alles heeft geprobeerd om een oplossing te vinden. ‘Daar gingen ze op het laatste moment mee akkoord. Zij zijn dus uiteindelijk flexibeler geweest. Maar ik begin in Vancouver wel met een achterstand.’ Ook heeft ze extra kosten gemaakt voor huur van een woning in Vancouver en het omboeken van het vliegticket. ‘Bij elkaar zo’n duizend euro.’
Dingemans is teleurgesteld door de gang van zaken en de stress die het haar heeft opgeleverd. ‘Het gaat me er niet om dat de uitspraak in mijn nadeel valt. Als daar goede redenen voor zijn, is dat zo. Maar de examencommissie en het CBE gaan nauwelijks in op mijn argumentatie waarom ik denk dat ik een bijzonder geval ben, er lijkt geen belangenafweging te zijn gemaakt. Hun doel is vooral voorkomen dat de examinatoren extra werk hebben. Ik voel me daarin tegengewerkt en onredelijk bejegend.’
Woensdagochtend heeft Dingemans het tentamen bestuursprocesrecht gemaakt. ‘Het ging wel goed, ik denk dat ik het heb gehaald’, laat ze woensdagmiddag weten. Zaterdag vertrekt ze alsnog naar Vancouver.
Universiteitswoordvoerder Caroline van Overbeeke laat namens de examencommissie van de faculteit Rechten weten dat een student pas een ‘bijzonder geval is wanneer de situatie van de student zich onderscheidt van die van diens medestudenten’. Van Overbeeke: ‘Iedereen wil tijdig afstuderen, en veel studenten kiezen voor een verblijf in het buitenland, dat is dus niet bijzonder.’
Concrete voorbeelden van wanneer wel sprake is van een bijzonder geval, worden niet gegeven.
Ook moet ‘het belang van die student bij inwilliging van het verzoek evident zwaarder wegen dan de belangen die zich daartegen verzetten, waaronder het belang van het voorkomen van fraude’.
De examencommissie heeft wel de bevoegdheid om een student een extra tentamengelegenheid te bieden, veelal wordt dat tentamen dan mondeling afgenomen. ‘Hiervoor geldt een verplichting ten opzichte van studenten met een functiebeperking of chronische ziekte’, aldus Van Overbeeke. ‘Die laatsten komen soms, vanwege die functiebeperking of ziekte, in aanmerking voor een mondeling in plaats van een schriftelijk tentamen.’
Het CBE reageerde niet op vragen van Mare.