Onder druk van actiegroepen als Casual Leiden en WOinActie maar ook nadrukkelijk op verzoek van de universiteitsraad besloot het college van bestuur vorig jaar het aantal tijdelijke en zeer kortlopende contracten terug te dringen. De universiteitsraad vindt echter dat dat proces niet snel en goed genoeg verloopt, blijkt uit een boze brief aan het college. Al jaren spreekt de raad met het college over het ‘voorkomen en terugdringen van tijdelijke contracten in geval van structureel werk, korte opeenvolgende contracten, draaideurconstructies, een ontoereikende contractomvang en allerlei gelijksoortige onwenselijke situaties omtrent aanstellingen van medewerkers’, staat in de brief. ‘We kunnen met zekerheid zeggen dat ieders geduld in dit dossier op de proef is gesteld.’
Vorig jaar was daar dan ‘eindelijk een doorbraak’. In het nieuwe strategisch plan van de universiteit staat dat onderdeel van goed werkgeverschap is: ‘Het bieden van vaste contracten voor structureel werk; langdurige contracten bij tijdelijke dienstverbanden en het duidelijker zijn over ontwikkelmogelijkheden en carrièrepaden.’
Onvoldoende
De universiteitsraad moet er vervolgens vertrouwen in kunnen hebben dat het beleid wordt uitgevoerd zoals overeengekomen, maar dat is ‘er in dit geval onvoldoende’. De raad ontving namelijk ‘meerdere signalen over casussen die niet eens in de buurt komen van hetgeen is afgesproken’. Verder stuurde Casual Leiden op 8 maart een brief naar het college van bestuur en de raad waarin ook nog de nodige voorbeelden worden gegeven van zaken die fout gaan.
In die signalen en voorbeelden zit een trend. Misverstanden over de uitvoering van de cao en de plannen van het college zijn alom aanwezig. Het probleem dat vervolgens ontstaat komt op het bord van de medewerker. ‘Bestuurders, leidinggevenden en P&O-adviseurs zeggen niet in staat te zijn om bepaalde problemen op te lossen’, schrijft de raad. Het is echter de werkgever die de werknemer ‘transparant en behulpzaam moet inlichten over contracten’ en ook ‘het juiste beleid dient toe te passen’. Weliswaar zijn de ‘eerste stappen gezet’ naar beter werkgeverschap, maar het is nog onvoldoende.
'Er lijkt geen controle te zijn'
Het gaat vooral fout bij de faculteiten. Dat komt door de ‘sterke nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de faculteiten. Sommige bestuurders, leidinggevenden en P&O-adviseurs lijken gewoonweg niet te willen handelen in de geest van de gemaakte afspraken.’
De raad is er ook niet gerust op dat er snel verbetering komt. ‘Een gesprek met de directeur van HRM heeft de zorgen niet weggenomen, integendeel: er lijkt geen controle te zijn. Verantwoordelijkheid ten aanzien van deze kwestie lijkt nergens in de organisatie te landen; managementlagen schuiven dit af of wijzen naar elkaar. Betreffende medewerkers kunnen nergens terecht, tenzij ze zich openlijk melden en daardoor hun (toekomstige) positie riskeren.’ De brief is een ‘laatste poging om het college op te roepen de gemaakte afspraken na te komen’.