Het halloweenfeest van studentenvereniging Minerva, op 5 november 2022, had een feestelijke avond moeten worden. Maar voor Minervalid K. werd het dat geenszins. Nadat hij in de sociëteit van Minerva een plastic glas toewierp naar verdachte D., werd K. ernstig door D. mishandeld.

‘De verdachte heeft de keel van het slachtoffer dichtgeknepen en dichtgehouden’, sprak de rechter donderdagmiddag in de rechtbank Den Haag. ‘Dit heeft hij met zodanige kracht gedaan dat het slachtoffer het bewustzijn heeft verloren. Twee leden hebben gezien dat hij stopte met tegenstribbelen, slap werd en wegviel.’

Het slachtoffer was in ademnood geraakt, concludeert de rechter. ‘Door zo te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen.’

Klappen

Twee andere leden zagen het gebeuren. Een van hen was een bestuurslid en gaf D. klappen om ervoor te zorgen dat hij het slachtoffer los zou laten. In een eerdere zitting verklaarde D. echter dat hij het slachtoffer uit zichzelf had losgelaten. De rechter achtte die verklaring ‘ongeloofwaardig, gelet op de verklaringen van de twee leden over de intensiteit van de focus van de verdachte terwijl hij de keel van het slachtoffer dichtkneep’. Volgens de rechter ‘reageerde D. nergens meer op’.

De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich, terwijl sprake was van een onbeduidende aanleiding, ‘schuldig heeft gemaakt aan een disproportionele reactie, waardoor het slachtoffer tijdens wat een gezellige avond had moeten zijn, werd geconfronteerd met een grove schendig van zijn lichamelijke integriteit’.

Volgens de rechter is echter uitsluitend sprake van ‘een poging tot opzettelijke zware mishandeling’, omdat ‘de handelingen niet daadwerkelijk tot zwaar lichamelijk letsel hebben geleid’.

Alcoholgebruik

Na het geweldsincident heeft D. naar eigen zeggen zijn alcoholgebruik teruggeschroefd en zijn sociale netwerk veranderd. Hij is verhuisd en heeft verklaard ‘serieus bezig te zijn met zijn toekomst en studie’. Desondanks twijfelt de rechter of het daadwerkelijk beter met hem gaat. ‘Het lijkt het hem te ontbreken aan vaardigheden hoe hij in de toekomst om kan gaan met vergelijkbare situaties. Het verband tussen zijn alcoholgebruik en de mogelijk ontremmende werking op zijn handelen ziet de verdachte in beperkte mate in.’

Daarom legt de rechter D. een taakstraf op van 240 uur. Daarnaast krijgt hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, om zo ‘de ernst van het feit mede tot uitdrukking te brengen en de verdachte ervan te weerhouden’ in de toekomst weer de fout in te gaan.

Daarmee volgt de rechter de eis van de officier van justitie. Bovendien moet D. 120 dagen de gevangenis in als hij de taakstraf niet (naar behoren) uitvoert. Wel werd de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag. ‘Dat is niet wettelijk en overtuigend bewezen.’