Eerst een raadsel. Vader en zoon rijden in de auto, en krijgen een ongeluk. De vader is op slag dood, de zoon gaat per ambulance naar ’t ziekenhuis. De chirurg buigt zich over het slachtoffer, maar zegt niet te kunnen opereren: ‘Het is mijn zoon.’ Rara, hoe kan dat?
Een onderzoekje van Boston University wijst uit dat een verrassend grote meerderheid grote moeite heeft met de oplossing. Een groep ondervraagde kinderen kwam met mooie verklaringen: de chirurg is een robot, of een spook, of ‘het was allemaal een droom’. Slechts een achtste kwam op het juiste antwoord. Studenten scoorden al net zo beroerd: zelfs van de studentes die zichzelf als ‘feministisch’ omschreven kwam 78 procent niet op het antwoord. Als je het raadseltje omdraait (moeder en zoon dood, verpleegkundige wil niet helpen), zijn de uitkomsten al net zo beroerd.
De vooringenomenheid over welke rol mannen en vrouwen hebben, zit er nog grondig in, blijkbaar. Hoe goed Nederlandse kinderen en studenten zijn in het raadsel, is nooit onderzocht. De Verenigde Staten scoren in elk geval hoger dan Nederland op de indices voor opleidings- en economische gelijkheid van het World Economic Forum. Waarschijnlijk is het hier nog moeilijker voor te stellen dat een moeder chirurg kan zijn.
Vooroordelen over vrouwen en mannen zijn een probleem van de hele samenleving, maar ook van de wetenschap. Je krijgt er namelijk slechtere wetenschap van. Vrijdag organiseert de Universiteit Leiden daar een symposium over. Hoofdspreker is de feministische wetenschapshistorica Londa Schiebinger van Stanford University.
Het woord ‘feminisme’ heeft tegenwoordig een nare bijklank. Het idee dat mannen en vrouwen gelijke rechten moeten hebben, is in het Westen inmiddels algemeen aanvaard. De vraag wat er nog meer zou moeten gebeuren, zorgde voor kerksplitsing na kerksplitsing binnen de beweging. De buitenstaander ziet discussies over of minirokjes nou onderdrukkend of juist vrouwversterkend zijn, en voor je het weet grappen de toeschouwers over okselhaar. Vervolgens is niemand verder gekomen.
Terwijl wat meer bewustzijn van je vooringenomenheden je tot een betere wetenschapper maakt. De ideeën over de eerste mensen gingen tot de jaren zeventig bijvoorbeeld sterk uit van een beeld waarin mannen dominant waren en streden om de macht, terwijl de vrouwen een afwachtende en volgende rol hadden. In een oneliner: Man the Hunter.
Dat beeld was gebaseerd op (niet bijster grondige) studies naar mantelbavianen. Bij andere apensoorten liggen de man-vrouwverhoudingen anders: bij chimpansees liggen die een stuk losser, bijvoorbeeld. Onderzoekster Sarah Hrdy (spreek uit “hurdie”) liet zien dat bij allerlei apensoorten de vrouwtjes strategische allianties aangingen. De apenonderzoekers van de jaren zestig en de feministische Hrdy keken allebei naar apen, maar ze zagen heel andere dingen.
Ook in de archeologie werden vondsten net iets te vaak geïnterpreteerd vanuit de eigen cultuur. Soms gaat het nog steeds mis: in september vorig jaar vonden Italiaanse archeologen een Etruskisch skelet. Vazen en waardevolle spullen erbij, en een speer. Het skelet werd onmiddellijk uitgeroepen tot een prins, want tsja, een speer is een wapen en nog een fallusvormig wapen ook. Alleen bleek bij nadere bestudering dat het skelet afkomstig was van een vrouw. Oeps. Wij associëren dan misschien wapens met mannen en juwelen met vrouwen, maar dat hoefde voor die Etrusken natuurlijk niet zo te zijn. Het idee dat er ook machtige vrouwen in die samenleving hadden kunnen zijn, was anno 2013 blijkbaar nog steeds tegenintuïtief voor de onderzoekers.
Nog meer voorbeelden zijn te vinden in Schiebingers werk. Wat het zo interessant maakt, is dat ze de haarkloverij en de zuiver theoretische discussies omzeilt, en met overzichtelijke casusbeschrijvingen de vinger op de zere plek legt. Gênant zeer, soms.
Zo werden botsproeven voor auto’s decennialang uitgevoerd met enkel geslachtsloze crash test dummies, gemodelleerd naar de gemiddelde Amerikaanse man. Dat klinkt op het eerste gezicht niet onredelijk, want als je met honderdtwintig kilometer per uur op een tegenligger knalt is de inhoud van je onderbroek niet zo belangrijk. Alleen kunnen poppen zonder geslachtsdelen niet zwanger worden, en mensen wel. Dat botst net even anders, en als je wil dat de ongeboren baby de crash overleeft moeten stoel en gordel net even anders staan. Toch duurde het tot 1996 voordat er een zwangere botspop op de markt kwam. Het gebruik daarvan is nog steeds niet verplicht voor autofabrikanten.
Gedragsbiologen duiden een groep vrouwtjes met één dominant mannetje vaak aan als een ‘harem’. De fout die dan al snel op de loer ligt, is dat je gaat denken dat zo’n groep net zo werkt als een menselijke harem. Dat de vrouwtjes ook van groep tot groep kunnen trekken, en dat bij wilde paarden slechts een derde van de veulentjes daadwerkelijk is verwekt door het oppermannetje, dat klopt toch niet helemaal met wat het woord suggereert.
Vertaalsoftware, zoals Google Translate, komt vaak uit op ‘hij’ en ‘hem’, zelfs als de tekst duidelijk over een vrouw gaat. Onderzoek naar de gevolgen van giftige stoffen in het milieu op vruchtbaarheid wordt voornamelijk uitgevoerd op mannen, omdat je bij hen lekker makkelijk kan kijken of de spermacelletjes nog een beetje zwemmen. Omdat hart- en vaatziekten meer bestudeerd worden bij mannen, zien artsen soms over het hoofd dat het ziektebeeld en –verloop bij vrouwen anders is, en missen ze diagnoses. De vraag of je een vrouwelijke historicus nou wel of niet ‘historica’ mag noemen, valt nog weg te wuiven als scherpslijperij, maar dit soort kwesties niet meer.
Overigens is het niet zo dat alleen vrouwen het slachtoffer worden van de ingebakken patronen in ons denken over mannen en vrouwen. Osteoporose of botontkalking geldt bijvoorbeeld als een vrouwenziekte. In werkelijkheid krijgen ook mannen osteoporose (zij het minder vaak dan vrouwen), ze krijgen het alleen later. De mannelijke botontkalking valt ook minder op, omdat in alle leeftijdscategoriën mannen minder snel een botbreuk oplopen dan vrouwen. De medicijnen tegen botontkalking werden pas in 2007 getest op mannen, terwijl een zevende van de mannen er mee te kampen krijgt.
Het probleem in de wetenschap is niet dat mannen dingen fout doen en vrouwen daarom zielig zijn – al is dat maar al te vaak óók een probleem. Het probleem is dat wetenschappers mensen zijn, en dus gemakkelijk menselijke denkfouten maken over mannen en vrouwen. Dan is iedereen een beetje zielig.
Campus Den Haag
Vrijdag 28 maart, 13:00 – 17:00
De wetenschappelijke hiërarchie
Hoe hoger in de universitaire hiërarchie je kijkt, hoe lager het percentage vrouwen. Het feit dat sollicitatiecommissies onbewust de voorkeur geven aan mannen speelt daarbij een rol: wetenschappers beoordelen een sollicitatiebrief beter als er een jongensnaam boven staat dan dezelfde brief met een meisjesnaam erboven.
Vrouwelijke wetenschappers maakten zich overigens net zo schuldig aan de verschillende beoordeling. Ook kwamen in de beoordeling geen seksistische argumenten voor. Niemand zei: ‘Vrouwen zijn slechte wetenschappers’ of ‘Als ze straks een contract heeft, is ze onmiddellijk zwanger en moeten we een vervanger aannemen.’ Het vrouwen-cv oogt gewoon minder competent, blijkbaar.
In een vergelijkbaar onderzoek van Ohio State University moesten studenten wetenschappelijke artikelen beoordelen. Wat bleek: als er een mannennaam boven stond dichtten ze het stuk een hogere ‘wetenschappelijke kwaliteit’ toe.