Is er wel of niet structureel sprake van seksisme en machtsmisbruik bij de faculteit archeologie? Die vraag is actueel nadat de universiteit vorige maand openbaarde dat hoogleraar Caribische archeologie Corinne Hofman en haar partner Menno Hoogland drieëndertig jaar wegkwamen met wangedrag, intimidatie, drankmisbruik en diefstal.
Hoewel het onderzoeksrapport benadrukt dat de twee ‘verantwoordelijk zijn voor hun eigen gedrag’ waren hun misdragingen ‘in belangrijke mate mogelijk gemaakt door de omgeving’. Volgens de onderzoekers is de ‘cultuur in de faculteit ongezond’.
Dat beeld werd begin juni beaamd door een opiniestuk in Mare van een anonieme archeoloog: ‘Het wangedrag bij archeologie is structureel en seksisme wijdverspreid’. In een reactie schreven acht vrouwelijke archeologen vervolgens dat beeld niet te herkennen. Volgens hen viel het allemaal wel mee met het seksisme: ‘Op onze faculteit lopen géén Andrew Tate-achtige vrouwonvriendelijke monsters rond, maar hardwerkende en gepassioneerde academici.’
Niet verbaasd
Mare sprak de afgelopen weken met zeven vrouwelijke medewerkers, oud-medewerkers en oud-studenten die de laatste tien jaar aan de universiteit studeerden, werkten of dat nog steeds doen. Uit angst voor repercussies of reputatieschade willen zij anoniem blijven. Meerdere van hen benoemen hierbij expliciet hoe klein het vakgebied is en hoe snel je als ‘probleemgeval’ buitengesloten kan raken.
Ze schetsen alle zeven een beeld van een machocultuur waar veel wordt gedronken en klagen moeilijk is. En over één ding zijn ze het allemaal eens: de klachten die tegen Hofman zijn ingediend, althans zoals die naar buiten zijn gekomen in het rapport, zijn geloofwaardig. ‘Ik ben niet verbaasd’, zegt een oud-medewerker. ‘Wat er in het rapport staat herken ik volledig.’
Het verbaast de archeologen wel dat Hofman de enige is die publiekelijk tot de orde is geroepen, terwijl de hoogleraar Caribische archeologie lang niet de enige zou zijn die zich schuldig zou maken aan allerlei vormen van wangedrag.
‘Toen er wel bekend was dat het om een archeoloog ging, maar Hofmans naam nog niet naar buiten was gekomen, waren mensen aan het speculeren wie het kon zijn’, zegt een medewerker van de faculteit.
‘Er waren meerdere promovendi die op basis van de inhoud van het rapport vermoedden dat het misschien om hun begeleider zou kunnen gaan, maar het niet zeker wisten. Naast Hofman gingen er namen rond van nog zeker vier andere hoogleraren waarvan het niemand zou verbazen als zij wegens hetzelfde soort pestkoppengedrag zouden worden ontslagen. Ik vond het heel kwalijk dat sommige van hen aanwezig waren bij de stafmeeting over het ontslag en daar zaten van “Goh, wat erg allemaal.” Ik kon alleen maar denken: jij doet precies hetzelfde.’
Structureel en wijdverspreid
Anderen omschrijven de houding van de faculteit als ‘hypocriet’, of noemen het ‘meten met twee maten’. Ze uiten ook hun zorgen dat het bestuur met het ontslag van Hofman wil doen alsof er nu definitief afgerekend is met wangedrag binnen de faculteit, terwijl dat volgens hen nog lang niet het geval is.
De archeologen onderschrijven veel van de klachten over alledaags seksisme die zijn beschreven in het opiniestuk ‘Het wangedrag bij archeologie is structureel en wijdverspreid’. Bijvoorbeeld dat vrouwen tijdens vergaderingen onderbroken worden, of als secretaresses worden gezien die de post kunnen aannemen.
Een promovendus zegt: ‘Dat opiniestuk werd gedeeld in een whatsappgroep met collega’s en het kreeg daar veel herkenning en hartjes.’
‘Mannen worden omschreven op basis van hun kunnen, vrouwen op basis van hun uiterlijk’, zo vat een van de archeologen het samen.
Dat acht vrouwelijke archeologen vervolgens een weerwoord schreven in Mare waarin ze stellen dat seksisme niet bestaat, stuit dan ook op verwarring. ‘Als er vrouwelijke medewerkers zijn die dit soort dingen nog nooit hebben meegemaakt, ben ik blij voor ze, maar dat betekent niet dat er geen structurele problemen zijn’, zegt een promovendus.
Wat ook terugkomt in veel verhalen is dat veldwerk een perfect recept lijkt voor allerlei misstanden. Studenten en jonge medewerkers gaan weken- of maandenlang naar een − vaak geïsoleerde − opgraving, waar ze werken en slapen in nabijheid van docenten, van wie ze afhankelijk zijn voor het voltooien van hun studie en in hun latere carrière. In combinatie met de alcohol die ‘alom aanwezig’ is, lijkt het een recept voor misstanden.
‘Op veldwerk raken grenzen snel vervaagd, zeker als je jonge studenten hebt die ver van huis zijn, in een onbekende omgeving, en er alcohol in het spel is. Er is een machocultuur waarbinnen het genormaliseerd is dat staf daar gebruik, of misbruik van maakt’, aldus een promovendus. Een oud-student vertelt dat ze op haar eerste dag op een opgraving van de veldwerkleiding een pets op haar billen kreeg.
Een van de medewerkers die Mare sprak durfde een inschatting te maken van hoe wijdverbreid seksueel contact tussen studenten en docenten is: ‘Ik denk dat ongeveer de helft van de senior staf, inclusief de hoogleraren, ooit wel iets seksueels heeft gedaan met een student.’ Andere archeologen die Mare sprak beoordelen deze inschatting als grofweg accuraat. Een van hen voegt toe: ‘Het zijn er genoeg om een substantieel probleem te zijn. Een deel van de staf is ook getrouwd met oud-studenten.’
‘Ik heb een aantal jaar geleden gezien hoe een docent de ouders van een onervaren student geruststelde dat alles goed zou gaan op veldwerk. Die student was nog nooit lang alleen van huis geweest. Op de eerste avond lag ze bij de docent in de tent’, zegt een oud-student.
Gefluisterd advies
Meerdere archeologen vertellen over het bestaan van een informeel netwerk waarmee vrouwen en jonge archeologen elkaar proberen te behoeden voor bepaalde docenten. Een oud-student beschrijft het advies dat ze kreeg toen ze niet lang geleden een begeleider zocht: ‘Corinne Hofman werd me juist aangeraden, want zij zou je in ieder geval niet proberen te betasten zoals sommige andere docenten.’
Een andere archeoloog zegt dat studenten elkaar adviseren voor welke docenten je moest oppassen: ‘Bij deze docent moet je uitkijken als je een kort rokje draagt, die onderzoeker jat je data, en een derde gaat boos tegen je schreeuwen.’
Ook andere oud-studenten en medewerkers beschrijven dat ze stilletjes advies van anderen kregen om toch maar niet op veldwerk te gaan met sommige docenten, of om ten minste heel goed op te passen. Volgens een oud-medewerker die nog steeds in de archeologie werkt is het ‘nog steeds normaal om voordat je voor het eerst gaat samenwerken met iemand die je nog niet kent, eerst aan je collega’s te vragen of diegene wel koosjer is’.
‘Ik kwam recent van veldwerk terug, toen kwamen er drie collega’s naar me toe om te vragen of ik niks vervelends had meegemaakt, of ik misschien ergens over wilde praten’, vertelt een promovendus. ‘Er was gelukkig niks gebeurd, maar ze wisten dat ik op veldwerk was geweest met iemand die een slechte reputatie heeft en wilden checken of alles in orde was.’
Ook buiten veldwerk om vindt ongepast gedrag plaats. Zo bespreken stafleden publiekelijk of er aantrekkelijke studenten bij hun colleges zitten of meegaan op veldwerk, of pochen ze dat ze whatsappberichten van studenten krijgen. Volgens de archeologen worden zulke docenten tegenwoordig weliswaar vaker aangesproken op dit soort uitingen, maar nog lang niet altijd.
Nuchter blijven
Wel zeggen meerdere archeologen tegen Mare dat er de afgelopen jaren een verbetering gaande is: jongere generaties archeologen zijn zich meer bewust van grensoverschrijdend gedrag, durven collega’s daar eerder op aan te spreken of zijn bereid een klacht in dienen.
De vorig jaar vernieuwde facultaire gedragscode vinden ze een stap in de juiste richting. Zo stelt de code dat er altijd iemand van de veldwerkleiding nuchter moet blijven en is er een verbod op seksuele relaties tussen stafleden en studenten. Ook is de faculteit bezig met active bystander-cursussen, waardoor medewerkers aangespoord worden zich uit te spreken als ze misstanden zien.
‘Door de jaren heen zijn dingen niet altijd gelopen zoals je zou willen’, zei vice-decaan Alex Geurds in 2023 tegen de faculteitsraad. ‘En alcohol speelt daarin een rol.’
Toch blijft het volgens de archeologen lastig om een klacht in te dienen. Zowel de faculteit als het vakgebied zijn kleine werelden: de kans dat je later in je studie of carrière nog met een beklaagde te maken krijgt, is erg groot. ‘Wat als degene tegen wie je een klacht in wilt dienen de enige is die actief is in het onderwerp dat je interesseert?’ Je moet dan ‘afwegen of je een klacht indient of gewoon even doorbijt’.
‘De machtsverhoudingen binnen archeologie zijn erg scheef’, zegt een promovendus. ‘Als je klaagt, krijg je de reputatie van probleemgeval en dan word je makkelijk buitengesloten. Daarom zijn mensen bang om te klagen en daarom zie je nu ook dat iemand als Corinne Hofman tientallen jaren met wangedrag kan wegkomen.’
Dat archeologie in Leiden een eigen faculteit vormt, en niet zoals in sommige andere steden is ingebed in een grotere faculteit als Sociale Wetenschappen, maakt het extra beklemmend. ‘Degene bij wie je de klacht vertrouwelijk moet indienen kan een naaste collega, kamergenoot of goede vriend zijn van degene over wie je klaagt. Dat maakt het, zeker voor studenten, moeilijk om in te schatten of en het vertrouwen te hebben dat je klacht goed wordt afgehandeld, en jij als klager wordt beschermd.’
Een oud-promovendus zegt dat ze zich wel heeft durven uitspreken. ‘Maar dat was omdat ik het geluk had dat ik een fantastische begeleider had die mij beschermde. Dat was mijn voordeel, maar ook toeval.’
‘De faculteit wordt diverser, op meerdere manieren’, zegt een promovendus. ‘Dat vind ik erg mooi en ik denk dat dat mensen ook helpt in te leven in de ervaringen van mensen met een ander perspectief. Daar ontbrak het nogal aan in de brief van acht archeologen vorige week. Ik zou het erg jammer vinden als mensen door die brief nu niet naar voren durven te komen als ze iets hebben meegemaakt.
‘Over het algemeen ben ik blij dat ik aan deze faculteit werk. Er zijn zeker veilige eilandjes waarbinnen ik prettig kan werken, maar aan de organisatie ligt een structuur ten grondslag waardoor allerlei wangedrag kan blijven voortduren.’
Mare heeft het faculteitsbestuur van de Faculteit Archeologie om een reactie gevraagd en vroeg onder meer of het bestuur bekend is met klachten tegen andere stafleden.
Ook werd aan het faculteitsbestuur gevraagd of het als een probleem wordt gezien dat studenten en stafleden een grote drempel ervaren om een klacht in te dienen en zo ja, wat het bestuur hieraan wil doen.
Daarnaast vroeg Mare of het bestuur de schatting dat de helft van de senior staf seksueel contact heeft gehad met studenten accuraat vindt.
Het faculteitsbestuur wilde niet direct ingaan op de vragen, maar kwam wel met een algemeen statement:
‘We betreuren het zeer dat (oud-)medewerkers en (oud-)studenten nare en ontoelaatbare zaken hebben meegemaakt aan onze faculteit. De ingezonden brieven aan Mare van de afgelopen twee weken, net zoals de personeelsmonitor, de promovendimonitor en de rondgang van Mare, laten zien dat de ervaringen heel divers zijn.
‘Om deze reden heeft het college van bestuur opdracht gegeven tot een cultuurveranderingstraject. Er wordt nu hard gewerkt aan de selectie van de bureaus die onze faculteit hierbij gaan begeleiden. We hebben er vertrouwen in dat daarin ruimte is voor elk geluid, voor heling van eenieder en voor (organisatie)verbeteringen die onze faculteit weer gezond zullen maken. Het faculteitsbestuur kiest ervoor de komende tijd de volle aandacht te geven aan dit traject en om gesprekken hierover niet via de media te voeren.’