‘Ik heb Kolonialisme! geschreven omdat ik mij zorgen maak over hoe wij omgaan met het koloniale verleden en de slavernij’, vertelt historicus Martin Bossenbroek (71). De voormalig docent aan de Universiteit Leiden en tweevoudig winnaar van de Libris Geschiedenis Prijs schreef een pamflet waarin hij waarschuwt dat zowel rechtse populisten als linkse activisten de geschiedenis proberen te kapen.
‘Je hebt enerzijds Wilders met zijn belachelijke vereenzelviging met nationale helden als Michiel de Ruyter, en daartegenover postkoloniale activisten die op dezelfde helden inzoomen, maar dan om ze te besmeuren’, legt hij uit.
‘Er zijn angstaanjagende voorbeelden van deze polarisatie. Trump is natuurlijk een horrorscenario. Maar bepaalde tendensen zie je in Nederland ook al. De verbinding valt weg, dat holt de democratie uit.’ Daar komt bij dat autocratische leiders als Xi Jinping en Poetin maar al te graag benadrukken dat het Westerse kolonialisme louter uit duistere bladzijden bestaat. Volgens Bossenbroek staart de huidige generatie historici zich blind op Nederlandse misdaden en is dat koren op de molen voor dictators.
In NRC voegde hij daar onlangs aan toe dat aan de universiteiten van Utrecht en Leiden ‘morele criteria worden verheven boven de professionele analytische waarneming’ en er ‘met oogkleppen op naar de geschiedenis wordt gekeken’. Hij vindt het ‘jammer en kwalijk’ dat de negatieve kijk op de koloniale geschiedenis dominant is geworden.
Dat schreeuwt natuurlijk om een debat. Wat klopt er van Bossenbroeks beweringen? En wat vindt een van de bekritiseerde historici van de aantijgingen? Mare organiseerde een discussie tussen de auteur en Karwan Fatah-Black (43), universitair docent en expert op het gebied van het Atlantische slavernijverleden en koloniale geschiedenis.
Hij schreef onder meer Slavernij en Beschaving: Geschiedenis van een paradox en is co-auteur van Ooggetuigen van de Nederlandse slavernij.
In een kamer in het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde zet Bossenbroek een tas vol boeken op tafel. Tijdens het debat grijpt hij meermaals naar de werken om een punt te benadrukken. Fatah-Black slaakt soms een aantal diepe zuchten of moppert: ‘Dit gaat nergens over.’
Ronde I. Polarisatie?
Fatah-Black: ‘Er is in Nederland geen sprake van enorme polarisatie over het koloniale verleden. De meningen zijn opgeschoven naar het midden. De VVD en het CDA hebben hun oude houding – niet praten over extreem geweld in Indië en het Nederlandse slavernijverleden – losgelaten.’
Bossenbroek: ‘Maar nu hebben we met Wilders te maken. Hij wil de excuses voor de slavernij terugdraaien.’
Fatah-Black: ‘Ik zie wat Wilders doet, maar de tegenpool van activistische “boetedoeners” die je in het boek benoemt, zie ik in de wetenschap niet terug. Ik vind het kwalijk dat je activisten en historici in één adem noemt. Ik word erg ongemakkelijk van dergelijke populistische opmerkingen.’
Bossenbroek: ‘Ik zie bij een aantal historici moralisering en juridisering van het verleden. Het is historisch onderzoek dat is gedompeld in verontwaardiging over hedendaagse misstanden.’
Fatah-Black: ‘Er is geen enkele publicatie van een collega waarin dat gebeurt.’
Bossenbroek: ‘In Kolonialisme! staat een aantal slavernijstudies geciteerd, waaronder het boek Staat & Slavernij. Daarin is het axioma wel degelijk: het hele kolonialisme was verdorven, het hele Westers koloniale project is eigenlijk één grote tragische episode geweest. Ik schrijf dat het absoluut – als je het afmeet naar de huidige normen – afkeurenswaardig was. Maar de hele wereldgeschiedenis is één lange aaneenschakeling van gewelddadige en massale gebieds- en vrijheidsberovingen. Het Westen maakt daar deel van uit. Ik heb geen behoefte om die duistere kant te verbloemen, maar het is óók niet verantwoord om alleen die duistere kant te belichten.’
Fatah-Black: ‘Je zegt op een bijna dominee-achtige manier: “Hier heb je het licht en daar het duister.” Dat is geen goede manier om met geschiedenis om te gaan. Historici beschrijven hoe iets tot stand komt en misschien hoe dat doorwerkt in de samenleving van nu. De onderzoekers van Staat & Slavernij hebben geen moralistische oogkleppen op en richten zich ook niet alleen maar op Nederland. Ik ben zelf bezig met de internationale vergelijking voor het Oranje Nassau-onderzoek (een onafhankelijke studie naar de rol van de Oranjes in de koloniale geschiedenis, red.). We zitten bij geschiedenis enorm de kosmopoliet uit te hangen.’
Bossenbroek: ‘Maar wel selectief.’ Hij klopt op het boek Slavernij en beschaving (2021) van Fatah-Black. ‘Ik kijk in Kolonialisme! in ieder geval breder dan jij in dit boek.’
Fatah-Black: ‘Ho, pas op hè! Dit gaat over Nederland, maar ook over…’
Bossenbroek: ‘…de slavernij in de antieke wereld en heel kort over de islamitische slavernij. Je pretendeert breed te kijken, maar het is nog steeds heel selectief.’
Fatah-Black, na een korte stilte. ‘Ik vind jouw gevierde boek De Zanzibardriehoek het soort van geschiedenis dat we niet zouden moeten schrijven. Dat vertelt wéér alleen het verhaal van de grote Westerse mannen.’
Bossenbroek: ‘Maar wel vanuit een nieuwe invalshoek. Je hebt het clichébeeld van enerzijds abolitionisme, en anderzijds het moderne imperialisme. En ik analyseer juist de heel intrigerende correlatie tussen die twee zaken. Jij wil een heel nieuw verhaal vertellen, terwijl ik aan een bestaand verhaal een nieuw element toevoeg.’
Fatah-Black: ‘Ik kon dat nieuwe element niet vinden.’
Bossenbroek: ‘De 15.000 andere lezers gelukkig wel.’
Ronde II. Wel of geen herstelbetalingen?
Bossenboek: ‘Nederland heeft excuses gemaakt voor zowel het koloniale geweld in Indonesië als het slavernijverleden. Dat is een reuzestap als het gaat om verantwoordelijkheid nemen voor daden uit het verleden en recht doen aan de slachtoffers.’
Fatah-Black: ‘Is het een probleem dat Nederland internationaal vooraan staat?’
Bossenbroek: ‘Dat is prachtig. Maar het beleid heeft voor een tegenreactie gezorgd. Je moet de samenleving weer zien te helen. Ik heb bewondering voor het Zuid-Afrikaanse model. Daar hebben ze het Voortrekkermonument, het symbool van de misdadige Apartheid, laten staan. Het ANC had het ook kunnen opblazen. Ernaast is het Freedom Park aangelegd waar de slachtoffers van Apartheid worden herdacht. Zo’n verstandige aanpak is hier ook toepasbaar. Ik pleit er bijvoorbeeld voor om het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn niet omver te trekken, maar daarnaast een beeld van de Molukse verzetsstrijder Pattimura te plaatsen. Maar ik vind herstelbetalingen geen goed idee. De Indonesische regering wenst niet meer als slachtoffer te worden gezien. Ze hebben de Nederlanders eruit gekickt en hoeven daaraan niet meer te worden herinnerd.’
Fatah-Black: ‘In Nederland wordt de discussie over het proces van heling altijd graag gereduceerd tot: “Moet er geld komen?” Het gaat echter niet alleen over leed, het moet ook gaan over wat voor samenleving door slavernij en kolonialisme is gecreëerd en welke culturele sporen dat heeft nagelaten. Maar ik vind het niet raar dat herstelbetalingen een deel van de uitkomst kunnen zijn in een proces van heling.’
Ronde III. Wie is de activist?
Bossenbroek: ‘De manier waarop in China en Rusland de geschiedenis totaal wordt vertekend, is buitengewoon schokkend. In hun verhaal is het Westen de oorzaak van alle kwaad in de wereld.’
Fatah-Black: ‘Dragen Nederlandse historici daaraan bij?’
Bossenbroek: ‘Ja, onbedoeld en onbewust.’
Fatah-Black: ‘Ik denk dat ons onderzoek juist aan landen, bijvoorbeeld in Afrika, laat zien: oh, deze nieuwe imperialisten komen naar ons toe met een lening zodat we een haven kunnen bouwen, maar vervolgens raken we die haven kwijt aan deze autocraten, dat lijkt wel erg op hoe het in het kolonialisme ging.’
Bossenbroek: ‘Maar het tegenovergestelde gebeurt, want landen willen niet meer bij het Westen horen.’
Fatah-Black: ‘Maar moet de geschiedschrijver dan het debat stopzetten?’
Bossenbroek: ‘De geschiedschrijver niet. Maar de activist, degene die wat doet met de uitkomst van historisch onderzoek, moet zich bewust zijn van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Je ontkent het onderscheid dat ik maak tussen onderzoek en activistische politiek.’
Fatah-Black: ‘In NRC maak jij dat onderscheid niet.’
Bossenbroek: ‘Jazeker wel. Ik zei: “Er mogen diverse verhalen zijn over de geschiedenis en die kunnen neerslaan in boeken, musea of monumenten. Maar eis niet het alleenrecht op het verleden op en leg dat niet dwingend op aan de rest van de samenleving.” Ik ben bang dat jij je ogen sluit voor die autocratische dreiging.’
Fatah-Black: ‘Ik heb geen activistische missie, jij wel.’
Bossenbroek: ‘Een democratische missie.’
Fatah-Black: ‘Om Poetin en Xi en de aanhangers van de PVV te bekeren?’
Bossenbroek: ‘Wat wil jij dan?’
Fatah-Black: ‘Ik probeer zaken te begrijpen. Jij zegt telkens: die en die moeten anders denken. Ik wil gewoon onderzoek doen, ook naar pijnlijke vraagstukken.’
Bossenbroek: ‘Ik heb een bredere missie die gericht is om de democratie te versterken tegen de autocratie.’
Fatah-Black: ‘Dat doe je niet door wetenschappers in de hoek te zetten. Wat jij doet is juist de essentie van activisme. Een pamflet is toch ook een activistisch middel? Noem je jezelf een activistisch historicus?’
Bossenbroek: ‘Nee.’
Fatah-Black: ‘Maar andere historici krijgen dat label wel.’
Bossenbroek: ‘Je mag me een activistische democraat noemen. Er zijn collega’s die het verleden willen repareren. Dat kan niet. Ze zijn bezig om de geschiedenis alsnog naar hedendaagse normen bij te stellen.’
Fatah-Black: ‘Hè, hoe dan? Volgens mij zijn de historici alleen maar bezig met het schrijven van verhalen of perspectieven die nog niet bekend waren. Ik ben eerder bang voor gemak waarin er wordt meegegaan in een narratief dat lijkt op een Amerikaanse politieke campagne: universiteiten zijn woke en moeten allemaal gedisrupt worden. Als we daarin meegaan, dan zijn we juist bezig met het uithollen van de democratie. En je interventies in het publieke debat voelen voor mij als participeren in dat verhaal.’
Bossenbroek: ‘Dat is een volkomen misplaatste aantijging. Zoals ik zowel in Kolonialisme! als in alle interviews heb verklaard is Trump natuurlijk het grootste gevaar. Ik begrijp niet dat jij je meer druk maak over Nederlandse historici dan over wat er in Amerika gebeurt.’
Fatah-Black, zuchtend: ‘Dat is gewoon niet waar. Dit is precies het probleem, dat we inhoudelijke discussies platslaan door te wijzen naar het buitenland.’
Bossenbroek: ‘Ik ben er bang voor dat we hier Amerikaanse toestanden krijgen. Jij lacht daarom.’
Fatah-Black: ‘Helemaal niet. Alles afmeten aan welke kant van het politieke spectrum een wetenschapper zit, is juist een gevaar. Je moet kunnen onderzoeken zonder moralistisch juk op je schouders. En jij vraagt steeds: ben je voor de democratie?’
Bossenbroek: ‘Vind je dat een onheuse vraag?’
Fatah-Black: ‘Absoluut. Als ik tegen mijn studenten zou zeggen: jullie onderzoeken een ingewikkelde kwestie, maar ben je wel voor de democratie? Dan is dat problematisch. Historici lossen geen problemen op, maar proberen ze te begrijpen.’
Bossenbroek pakt het boek The World of Sugar van Ulbe Bosma van de stapel op tafel. ‘Dit is een goed voorbeeld van een boek dat het Nederlandse verhaal over suikerproductie en -handel incorporeert in de wereldgeschiedenis. Ik ga niet vragen of je het mooi vindt.’
Fatah-Black: ‘Ik ben het met je eens hoor.’
Bossenbroek: ‘Op dit soort punten vinden we elkaar.’
Fatah-Black: ‘Ik denk echt niet dat we zover uit elkaar liggen.’
Martin Bossenbroek, Kolonialisme! De vloek van de geschiedenis. Atheneum, 192 pgs. €22,50