I. Problemen met formulieren
Het is begin december 2018. De opleidingscommissie van de master Statistical Science for the Life and Behavioural Sciences is bezig vak-evaluaties te bespreken, als een student-lid van de commissie iets geks opvalt.
Volgens de samenvatting van de evaluaties heeft geen enkele student Marta Fiocco, docent van het vak Statistics & Probability, lager beoordeeld dan een zeven. Maar het student-lid weet zeker dat ze de docent zelf een krappe zes had gegeven.
Van haar studiegenoten weet ze dat er meer lagere cijfers zijn uitgedeeld. Ook opmerkingen die de studenten op hun evaluatieformulier hadden ingevuld zijn niet vermeld. Sterker nog, er staat bij Statistics & Probability geen enkel commentaar in de samenvatting. Bij alle andere vakken die de commissie bespreekt zijn die kritische kanttekeningen er wel.
Opvallend buitenbeentje
Voor de opleidingscommissie is dit genoeg om nader onderzoek in te stellen. De commissieleden vinden de originele formulieren in het archief. Die komen overeen met de samenvatting. Van de negatieve beoordelingen ontbreekt ieder spoor.
Statistici zouden geen statistici zijn als ze niet een analyse op de data zouden loslaten. Omdat het aantal commentaren bij Statistics & Probability zo opvallend veel lager is dan bij andere vakken, vergelijken twee docent-leden uit de commissie het aantal opmerkingen met voorgaande jaren en andere vakken.
Hun conclusie is duidelijk. Bij een gemiddeld vak laat een tot twee derde van de studenten een opmerking achter op een beoordelingsformulier, positief dan wel negatief. Met een totaal van nul opmerkingen op 35 formulieren is Statistics & Probability een opvallend buitenbeentje. Ook in evaluaties van voorgaande jaren is het aantal opmerkingen bijzonder laag.
Op dit moment besluiten de commissieleden de vakdocenten te benaderen om opheldering te vragen. Twee van hen zeggen nooit iets te maken te hebben gehad met de beoordelingen, en verwijzen door naar een derde docent die de formulieren afhandelde. Die derde docent is Marta Fiocco, precies degene wiens beoordeling het betrof.
Zoekgeraakt
Fiocco zegt niets af te weten van ontbrekende formulieren, maar heeft wel een eventuele verklaring. Het tentamen waarbij de evaluatie is afgenomen vond tegelijkertijd plaats in twee zalen. Volgens Fiocco is het mogelijk dat de formulieren uit een van de twee zalen zoek zijn geraakt.
Dat blijkt al snel niet te kloppen. Twee van de studenten van wie de beoordeling ontbreekt, zaten in verschillende zalen. Van beiden zijn de formulieren kwijt.
Op 18 december geeft de opleidingscommissie samen met opleidingsdirecteur Jacqueline Meulman de bevindingen door aan Aad van der Vaart, op dat moment wetenschappelijk directeur van het Mathematisch Instituut. Hij onderzoekt de zaak verder, en constateert dat op een paar van de formulieren de cijfers lijken te zijn veranderd.
Argwaan
Een kleine maand later organiseert de opleidingscommissie een nieuwe evaluatie van Statistics & Probability. Om geen argwaan te wekken bij de studenten krijgen die te horen dat er iets technisch is misgegaan en dat de beoordeling daarom opnieuw moet. Weliswaar zijn niet alle studenten opnieuw ondervraagd, maar toch beschouwt de commissie het als een valide evaluatie.
Een groot deel van de beoordeling is identiek aan de eerste evaluatie, afgezien van één punt: het cijfer dat de studenten aan docent Marta Fiocco geven, is compleet omgekeerd. In de eerste beoordeling is geen enkel cijfer lager dan 7, nu zijn er amper studenten die haar een voldoende geven. Daarnaast zijn er 15 opmerkingen geplaatst, waarvan een deel expliciet Fiocco’s onderwijsvaardigheden bekritiseert.
De opleidingscommissie rondt hiermee het onderzoek af en draagt het nemen van verdere stappen over aan wetenschappelijk directeur Van der Vaart, die zijn bevindingen vastlegt en doorstuurt aan toenmalig decaan Geert de Snoo. En hoewel het relaas van Van der Vaart de onregelmatigheden rond de evaluatieformulieren uitgebreid bespreekt, blijft de vraag hoe de negatieve evaluatieformulieren zijn verdwenen onbeantwoord.
II. Een ‘cowboyonderzoek’ wordt een splijtzwam
De kwestie van de evaluatieformulieren groeit in de maanden na het rapport uit tot een splijtzwam binnen het wiskunde-instituut. Hoewel de affaire in het begin van 2019 nog sluimert, komen zaken in versnelling als Aad van der Vaart zijn termijn als wetenschappelijk directeur afrondt en in september wordt opgevolgd door hoogleraar zuivere wiskunde Peter Stevenhagen.
Stevenhagen is voor zijn aantreden al betrokken geraakt bij het onderzoek naar de evaluatieformulieren. Tegen leden van de opleidingscommissie geeft hij zich in de nasleep van het onderzoek uit als vertrouwenspersoon.
Hoewel verschillende leden aanvankelijk met hem praten, ontdekken ze later dat hij die titel zichzelf heeft aangemeten. Hij handelt niet namens instituuts- of faculteitsbestuur en is ook niet onpartijdig. De informatie die hij inwint, speelt hij door aan Fiocco.
Leugens
Dat Stevenhagen partij kiest, wordt helemaal duidelijk als hij in oktober 2019, kort na zijn aantreden als wetenschappelijk directeur een brief stuurt naar de opleidingscommissie en het bestuur van de opleiding. In de brief, die in handen is van Mare, beticht hij de leden van de opleidingscommissie van partijdig handelen tegen Fiocco. Stevenhagen dringt aan op het vervangen van de student-leden in de opleidingscommissie en het aanstellen van ‘een nieuwe voorzitter die wel ons vertrouwen heeft’.
Een opmerkelijk verzoek, omdat de samenstelling van de opleidingscommissie niet onder de bevoegdheden van één wetenschappelijk directeur valt, maar gezamenlijk bij het faculteitsbestuur en alle instituten die de opleiding verzorgen. Een van de commissieleden zegt dat de brief ‘bol staat van leugens’.
Drie weken later trekt Stevenhagen de brief weer in, maar in een brief die hij voor zijn aantreden als wetenschappelijk directeur aan decaan Geert de Snoo schrijft, wijdt hij verder uit over waarom hij denkt dat de opleidingscommissie Fiocco onderzoekt. In die brief, ook in handen van Mare, beklaagt hij zich over een ‘cowboyonderzoek’.
Desinformatie
Stevenhagen schrijft dat studenten elkaar in WhatsApp-groepen ophitsen om Fiocco slecht te beoordelen, er zou een ‘kill Marta’-sfeer heersen. Dat is deels te wijten aan hun afkomst, zo schrijft hij aan de decaan.
Citaat: ’De studenten van Statistical Science in 2019 zijn niet meer de Hollandse jongens en meisjes die ik in 1990 algebra-enquêtes liet invullen, en die soms met hele redelijke opmerkingen kwamen waar ik wel wat aan had. We hebben nu ook Chinezen, die thuis helemaal geen kritiek op een docent mogen hebben, en hier denken dat je in een onderwijsevaluatie een docent kan verwijten dat hij als studieadviseur onvoldoende op zijn kamer te vinden is. Of Russen, die uit een maatschappij komen waar het geven van desinformatie bij het leven hoort en niet iets heel verwerpelijks is.’
Een van de studenten die de onregelmatigheden aankaartte in de opleidingscommissie is Russisch.
Niet openbaar
In het najaar van 2019 voltooit de faculteit haar eigen onderzoek naar de evaluatieformulieren. Een HR-medewerker en een externe jurist hebben de stukken bekeken en een aantal studenten in vertrouwen gehoord. De faculteit maakt het resultaat van het onderzoek niet openbaar en deelt het ook niet met de opleidingscommissie, tot grote frustratie van de leden, die het gebrek aan transparantie hekelen.
In een gezamenlijke mail aan het faculteitsbestuur verzoekt de opleidingscommissie om de resultaten: ‘Met het uitblijven van een harde conclusie op [de schuldvraag] vervalt het belang van [de vraag of er fraude is gepleegd] voor ons niet. In analogie, als de identiteit van de inbreker niet vastgesteld kan worden, betekent dat niet dat de inbraak niet heeft plaatsgevonden.’
Commissie klokkenluiders
Het vergt uiteindelijk de stap naar een klokkenluiderscommissie om het faculteitsbestuur enige informatie te laten delen. Vice-decaan Bart de Smit stuurt de opleidingscommissie een brief met de conclusies van het onderzoek, details over betrokken personen blijven vertrouwelijk.
Hij schrijft dat het faculteitsbestuur drie conclusies trekt. Rond de eerste evaluatie zijn inderdaad onregelmatigheden vastgesteld waardoor deze als ongeldig wordt beschouwd. Maar omdat er ook ‘gegronde twijfels’ bestaan over de tweede, door de opleidingscommissie georganiseerde evaluatie, wordt die eveneens ongeldig verklaard. Verder acht het faculteitsbestuur het nodig de procedure aan te scherpen en begint het daarom een proef met digitale evaluaties. En tot slot laat hij weten dat ‘het onderzoek niet met zekerheid een eenduidige oorzaak van de onregelmatigheden heeft kunnen vaststellen’. Verdere stappen worden niet ondernomen.
Onder het bewind van Stevenhagen verzuren ondertussen de banden tussen het managementteam en enkele hoogleraren van het Mathematisch Instituut en de statistiekgroep. Als wetenschappelijk directeur bekritiseert Stevenhagen openlijk een aantal aanstellingen en promoties van zijn voorganger, en houdt hij een reeds beloofde aanstelling tegen.
Aad van der Vaart had met verschillende statistici afspraken gemaakt over nieuwe aanstellingen. Binnen het instituut waren dat soort informele akkoorden over posities gebruikelijk. Details van een aanstelling konden later formeel nog worden uitgewerkt, maar aan de afspraak werd wel voldaan.
Onevenredig harde klappen
Een aantal medewerkers had recent Veni- en Vidi-beurzen gekregen. De verwachting was dat zij op basis van die toegekende beurs een vaste aanstelling of promotie tot universitair docent of universitair hoofddocent zouden krijgen, omdat concurrerende statistiekgroepen vergelijkbare aanstellingen hadden aangeboden.
Met Stevenhagen aan het hoofd blijken de gewekte verwachtingen niet te worden waargemaakt. Contracten voor nieuwe aanstellingen blijven liggen zonder handtekening. Beloofde promoties worden op de lange baan geschoven.
Een wetenschappelijk directeur moet soms impopulaire beslissingen nemen, maar de statistici vinden dat de klappen onevenredig hard bij hun onderzoeksgroep vallen. Sommigen noemen het een vergelding voor het onderzoek naar de evaluatieformulieren. Zij beginnen te twijfelen of Leiden nog wel de juiste plek voor hen is.
III. Diepe verdeeldheid en de onvermijdelijke leegloop
Wat begon als een onderzoek naar verdachte evaluaties is in het voorjaar van 2020 uitgegroeid tot een diepe kloof die het Mathematisch Instituut in tweeën splijt. De statistiekgroep heeft het laatste vertrouwen in het managementteam verloren en de verhoudingen binnen het instituut zijn zo verziekt dat de faculteit zich gedwongen voelt een mediator aan te stellen om tussen de verschillende medewerkers te bemiddelen.
In totaal worden negen medewerkers uitgenodigd voor een vrijwillig en vertrouwelijk gesprek met een externe mediator. Decaan Michiel Kreutzer gaat op 12 maart speciaal naar het Snellius toe om de vaste stafleden van het instituut toe te spreken en ze te verzekeren dat het faculteitsbestuur de zaak serieus neemt.
Mediation mislukt
Het traject verloopt niet zoals gehoopt. Het opnieuw bevriezen van alle nieuwe aanstellingen door Kreutzer, waardoor een jonge statisticus die al ingeroosterd was om onderwijs te geven haar aanstelling zou verliezen, is de laatste druppel. Uit protest trekken de statistici zich terug uit de mediation.
Een maand na zijn toespraak op het Snellius stuurt de decaan een mail rond waarin hij zegt dat de ‘gesprekken tot de gezamenlijke conclusie hebben geleid dat het niet op alle punten is gelukt om een voor alle betrokkenen passende oplossing te vinden’.
Op 26 mei 2020 heef Kreutzer een laatste gesprek met hoofdrolspelers Stevenhagen en Van der Vaart waarin hij de hoogleraren een voorstel doet: beiden moeten terugtreden naar een niet-leidinggevende positie. Op 1 juni maakt Stevenhagen per mail bekend dat hij stopt als wetenschappelijk directeur. Van der Vaart en Stevenhagen worden verboden het Mathematisch Instituut te betreden of contact te hebben met collega’s.
Het faculteitsbestuur stelt Frank van der Duijn Schouten aan als tijdelijk wetenschappelijk directeur. De voormalig rector van de Vrije Universiteit geldt als een doorgewinterde bestuurder die sinds zijn emeritaat her en der als ad-interim optreedt.
Het kan een leegloop niet meer voorkomen. Steeds meer statistici vertrekken. Vanwege de onzekerheid over uitgestelde aanstellingen en het vijandige werkklimaat is hun Mathematisch Instituut niet langer een veilige haven. Een nieuwe plek zoeken kost weinig moeite, goede statistici zijn gewild.
Zeker zes medewerkers vertrekken als gevolg van de affaire, wat grofweg neerkomt op driekwart van de basisstaf (emeriti, postdocs en PhD's niet meegerekend). Een enkeling verhuist naar een andere faculteit, maar de meesten gaan naar andere universiteiten. Promovendi verhuizen mee.
Deze maand is Aad van der Vaart als laatste vertrokken. Zes jaar geleden won hij de Spinozapremie, de hoogste Nederlandse wetenschappelijke onderscheiding. Destijds zei hij in Mare over het prijzengeld van 2,5 miljoen euro: ‘Wat ik wel met het geld ga doen? Dat gaat in personeel zitten. We ontwikkelen hier wiskunde, en daar heb je mensen voor nodig.’ Nu krijgt hij aan de TU Delft een nieuwe positie als hoogleraar.
De statistici vermoeden dat ook het onverwachte vertrek van Kreutzer een gevolg is van de affaire. Eind maart werd plotseling bekend dat hij per 1 mei zou stoppen, zonder dat duidelijk was wie hem ging opvolgen. De universiteit ontkent dit echter.
Eeuwig zonde
Wat achterblijft, is een schim van wat de Leidse statistiek ooit was. Volgens emeritus-hoogleraar Richard Gill is het ‘eeuwig zonde dat zo’n goede statistiekgroep, een van de beste van Europa, nu helemaal uit elkaar is gevallen. Ik denk dat men niet doorheeft wat voor schade dit allemaal gedaan heeft aan de reputatie van de universiteit in binnen- en buitenland.’
Ook hoogleraar Johannes Schmidt-Hieber betreurt de gang van zaken. ‘Het was met afstand de beste groep theoretische statistici in Nederland. Er waren veel onderzoekers die beurzen en prijzen binnenhaalden, je mag het een ramp voor het instituut noemen dat al die mensen vertrokken zijn.’
Schmidt-Hieber bekleedde vanaf november 2020 een leerstoel aan het Mathematisch Instituut, maar besloot snel weer terug te keren naar de Universiteit Twente. Met de komst van interim-wetenschappelijk directeur Van der Duijn Schouten hoopte hij nog dat het onveilige werkklimaat zou verdwijnen. Die hoop bleek vals.
Ongewenst
‘Toen de statistici aangaven weg te willen gaan uit Leiden, deed hij bijna niets’, vertelt Schmidt-Hieber. ‘Dat paste blijkbaar in het plan om het instituut opnieuw in te richten. Toen ik hem had ingelicht dat ik in onderhandeling was om weer volledig naar de Universiteit Twente terug te keren heeft hij het vertrek al in de nieuwsbrief aangekondigd voordat het definitief vaststond. Hij noemde het vertrek van de statistici later “ongewenst, maar onvermijdelijk”.’
Deze maand heeft de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen contact opgenomen met de opgestapte medewerkers. Het doel is om een ‘exitgesprek’ te houden. In de uitnodiging wordt niet uitgelegd waarom deze gesprekken pas nu zijn ingepland, terwijl veel van de onderzoekers al een jaar geleden zijn vertrokken.
Van de statistiekgroep van begin 2019 zijn er nog slechts twee onderzoekers werkzaam op het instituut. Een van hen is Marta Fiocco. Zij is per 1 april benoemd tot hoogleraar toegepaste wiskunde.
Dit artikel is tot stand gekomen op basis van vele gesprekken met betrokkenen, medewerkers en oud-medewerkers van het Mathematisch Instituut (MI) en inzage in relevante documenten en correspondentie. Alle betrokkenen zijn benaderd voor wederhoor, maar tot onze spijt wensten ze niet te reageren, ook als ze dat eerder hadden toegezegd.
Marta Fiocco zei aanvankelijk vragen per mail te willen beantwoorden, maar stuurde vervolgens de volgende reactie: ‘I have been advised by (universitair woordvoerder, red.) Caroline van Overbeeke to not answer your questions, and I have decided to follow her advice.’
Van Overbeeke laat weten niet op persoonlijke gevallen te kunnen ingaan. Over de evaluaties van Fiocco zegt ze dat ‘de universiteit dit dossier beschouwt als gesloten’. De exitgesprekken dienen volgens haar om ‘het faculteitsbestuur te informeren en het functioneren van het instituut te verbeteren.’ Op de vraag waarom die pas zo laat na het vertrek van onderzoekers zijn gepland, zegt ze dat dit ‘afhankelijk is van de verschillende agenda’s van betrokkenen’.
Oud-decanen Geert de Snoo en Michiel Kreutzer onthielden zich van commentaar en verwezen door naar het faculteitsbestuur.
Peter Stevenhagen wilde aanvankelijk afspreken, maar schrijft na een mailwisseling: ‘Ik heb besloten niet op jullie vragen in te gaan omdat de vragen die mijn persoon betreffen mij nogal tendentieus voorkomen. Wat betreft de ontwikkeling binnen het MI lijkt het mij beter de berichtgeving af te wachten rond de rapportage van de interim-wetenschappelijk directeur die naar ik begrepen heb nog deze maand zal verschijnen.’
Interim-wetenschappelijk directeur Frank van der Duijn Schouten wilde telefonisch antwoord geven op vragen, maar koos uiteindelijk om dat niet te doen. ‘Bij nader inzien lijkt het mij zuiverder eerst mijn [eindrapportage over mijn interim-opdracht als wetenschappelijk directeur] aan het faculteitsbestuur aan te bieden en dan pas de pers te woord te staan’, zo laat hij per mail weten.
Naar aanleiding van het verschijnen van dit artikel heeft hij een bijeenkomst gehouden voor medewerkers van het Mathematisch Instituut om hen in te lichten over de gang van zaken.