Donderdag
‘Zenuwachtig zijn ze allemaal. De een gaat er hooguit wat beter mee om dan de ander’, zegt pedel Willem van Beelen, terwijl hij zijn zwarte toga aandoet en de ambtsketen van de rector pakt. Hij is een man van weinig woorden, maar toch de meest zichtbare persoon van de Universiteit Leiden. Hij was administratief medewerker aan de Stationsweg, toen er een plek vrij kwam op het bureau van de pedel. In 1981 werd hij assistent-pedel, en sinds 1989 zorgt hij als pedel dat academische plechtigheden juist verlopen. Volgende week wordt hij 64, en aan het eind van deze maand gaat hij met vervroegd pensioen.
Zoals elke dinsdag, woensdag en donderdag zorgt hij er vandaag voor dat de promotieplechtigheden goed verlopen. Goedbedoelde opmerkingen als: ‘Denk eraan, geniet ervan, het is jóuw dag’ en ‘Ben je al zenuwachtig?’ werken in zijn ervaring juist averechts. ‘Ik probeer altijd rustig en zakelijk uit te leggen wat er staat te gebeuren.’ Hij heeft de promovendus net naar een aparte kamer in het academiegebouw gebracht, samen met diens twee paranimfen. ‘Dat zijn een soort getuigen. Ze staan de promovendus bij door bijvoorbeeld dingen op te zoeken.’ In het kamertje wijdt Van Beelen de promovendus in in de juist omgangsvormen en aanspreektitels. ‘U spreekt de fungerend rector aan met "mijnheer de rector magnificus", óók als hij de plaatsvervangend rector is. Leden van de promotiecommissie spreekt u aan met "hooggeleerde opponens", of in het geval dat zij nog geen hoogleraar zijn met "zeergeleerde opponens".’
De zenuwen worden er doorgaans niet minder op. ‘Natuurlijk gaat het wel eens fout’, zegt Van Beelen. Hij herinnert zich een mevrouw die zó ontzettend zenuwachtig was, dat de vragen die haar gesteld werden eigenlijk niet aankwamen. ‘Totdat ze per ongeluk werd aangesproken met "mijnheer de kandidaat". Toen schrok ze wakker, en werd het toch nog een vlammend betoog.’
Hij geeft de ambtsketen aan de plaatsvervangend rector, en gaat de promotiecommissie voor naar de promotiekamer, waar zij de vragen doornemen. Hij ontvangt de familieleden van de promovendus in de senaatskamer, en leidt de promovendus en promotiecommissie binnen. Precies drie kwartier lang wordt de promovendus stevig aan de tand gevoeld over het proefschrift. Dan komt Van Beelen de zaal binnen, en spreekt luid en duidelijk de woorden hora est, waarop de verdediging onmiddellijk wordt afgebroken en de commissie in beraad gaat. Spoiler alert: volgens Van Beelen loopt het altijd goed af.
Toch begrijpt hij de zenuwen wel. ‘Ze hebben er jaren naar toegewerkt. Vaak zijn ze de knapste van de hele familie. En misschien zit hun toekomstige werkgever wel in de zaal.’ Maar er is eigenlijk geen reden voor zenuwen. ‘Als er al controverse is, dan wordt dat voor de ceremonie geregeld. Ik herinner me wel één promotie waarbij onenigheid ontstond over het cum laude promoveren. Dat is wel een probleem, want dan moet de bul opnieuw geschreven worden.’
Van Beelen gaat schuil achter een enorme stapel bullen. Hij schrijft ze met de hand. ‘Ik doe het altijd ’s ochtends, nooit ’s middags. ’s Ochtends ben je nog geconcentreerd.’ Het lijkt erop dat de functie van pedel om een mooi handschrift vraagt.
Maar Van Beelen opent een boekwerk uit de jaren ’80. ‘Dit was mijn handschrift toen ik begon. Zoals je ziet komt het met de jaren.’ Zijn eerdere handschrift was duidelijk leesbaar, maar toegegeven, de prachtige krullen en halen uit de latere jaren ontbreken. ‘Het is ook een kwestie van durven.’ Bij een klein foutje moet de hele bul opnieuw. ‘Daar moet je gewoon niet over nadenken.’ Hij klopt het af op tafel: ‘Dat is in al die jaren nog nooit gebeurd.’
’s Middags vindt er een oratie plaats. Een nieuw benoemd hoogleraar houdt zijn of haar rede. Voor de plechtigheid begint, gaat Van Beelen snel langs de Hoppezak. Hij haalt zijn rokkostuum op voor de viering van de verjaardag van de universiteit, aanstaande maandag.
In het weekend gaat Van Beelen meestal naar zijn huisje op de Veluwe. ‘Ik werk in de tuin en hak hout voor de kachel.’ Als het mooi weer is gaat hij fietsen.
Volgens rector magnificus Carel Stolker, is er slechts één eigenschap waar het Van Beelen in vergelijking met andere pedellen aan ontbreekt: hij woont niet in Leiden, maar in Katwijk. ‘Daar zeggen we: "Zes dagen zult gij werken en alle arbeid verrichten. Maar de zevende dag doet gij dat niet." Hij grijnst. ‘Zo doe ik dat ook bij mijn huisje op de Veluwe. "Het is zondag, dus vandaag mag ik het gras niet maaien."’
In Katwijk woont hij op 150 meter van het strand. ‘Na het werk ga ik soms even uitwaaien, nog net voor het avondeten. Vroeger kwam ik dan de koningin tegen, met haar paard.’ Hij was erbij toen ze in 2010 het eredoctoraat ontving. Ook Nelson Mandela, Ban Ki-moon, presidenten en premiers zag hij komen en gaan. ‘Rutte, onze koning…’, somt hij op. ‘Ook Willem-Alexander was zenuwachtig bij zijn afstuderen.’
Na de zomer gaat hij ‘garnalen trekken’, stapvoets, met een sleepnet. ‘In september of oktober, anders zitten ze vol kuit. En ik trek de bolderkar. Kinderen eruit, garnalen erin. Pellen doe ik ook, maar dat kunnen we beter door mijn broer laten doen. Die lust ze niet, dus dan blijft er meer over.’ Gewoon vissen doet hij dan weer niet. ‘Dan moet je veel te lang wachten.’ Ook het in Katwijk zo geliefde voetbal doet hem weinig. ‘Ik praat er alleen over om een beetje te stoken onder de liefhebbers. "Ze bakken er weer niks van, hè?", zeg ik dan.’
Maandagochtend. In de Pieterskerk op de Kloksteeg wordt druk gerepeteerd voor de 441ste verjaardag van de universiteit. Van Beelen checkt buienradar.nl. Hij typt met zijn wijsvingers. Onder zijn computer ligt een blaadje met daarop de geel- en roodgekleurde lipjes van tientallen pakken krentenbollen. ‘Het waait hard, maar volgens buienradar blijft het droog.’
De Hokjesman komt langs. De programmamaker van de VPRO verdiept zich in verschillende subculturen, en na de Tuindorpers, mariniers, Volendammers en Katholieken, is nu ook de universitaire gemeenschap aan de beurt. Van Beelen: ‘Ik vind het altijd leuk als-ie langs komt, maar je moet oppassen met wat je zegt. Soms is het een beetje negatief.’
Onder het toeziend oog van een cameraman druppelen hoogleraren de togakamer in. Ze kleden zich om en nieuwe hoogleraren worden op de foto gezet. Terwijl Van Beelen regelmatig een blik op zijn zakhorloge werpt, krijgt het studentencortège het startsein om te gaan lopen.
Om drie minuten voor drie vertrekt ook het cortège van hoogleraren, met Van Beelen met zijn staf voorop. Voor de foto wil hij hem best even poetsen, maar eigenlijk doet hij dat maar twee keer per jaar. ‘Voor de opening van het academisch jaar en voor de diesviering. Ik doe het een tijdje van tevoren. Anders glimt hij zo erg. Dat vind ik niet mooi.’
Op de brug waait het zo hard, dat de hoogleraren stuk voor stuk naar hun baretten grijpen. Buienradar krijgt gelijk. Het blijft droog. In de kerk zorgt de pedel dat de dies in goede banen verloopt.
’s Ochtends gaat Van Beelen op de foto met de nieuwe pedel: Erick van Zuylen. Aan het eind van de maand neemt hij namelijk afscheid van de Universiteit Leiden. Tijdens de diesviering, heeft hij daarom alvast het steelpannetje waarin hij jarenlang de universitaire zegels maakte, aan de rector overhandigd.
Van Beelen haalt een boekje uit 1943 tevoorschijn, waarin een van zijn voorgangers de taken van de pedel beschreef. "De pedel heeft het twijfelachtige genoegen het lakken der bullen thuis te mogen verrichten. Dus in zijn vrije tijd. Hij betaalt dus het gas en krijgt voor dit lakken geen vergoeding. Voor 2 lakken is één pijp lak nodig. De lak wordt gesmolten in een pannetje, voor het vervaardigen van 2 lakken is 40 minuten nodig. Men moet dit eenige malen hebben gedaan voor men den slag te pakken heeft."
Van Beelen: ‘Dit boekje is mijn redding geweest. Er staat ook: "De lak moet gesmolten worden op een kachel of op een gasvuur. Met een elektrisch toestel gaat dit niet." Maar ik heb alleen een elektrisch toestel, daarom gebruik ik een straattegel om de warmte te geleiden.’
Hij maakt de rode zegels thuis op zolder, met de ramen open tegen de walmen. ‘Je moet geconcentreerd zijn. Dat werkt hier niet. Stel je voor dat de telefoon gaat... De zegellak mag niet overkoken. Ik maak zo’n twintig zegels per keer, dan heb ik een voorraadje.’ Ook de cappa, de schoudermantel die de eredoctoren dragen, strijkt en stijft Van Beelen thuis.
Hoe het precies verder moet met het maken van de zegels als Van Beelen straks met pensioen gaat, is nog niet helemaal duidelijk. ‘Waarschijnlijk zijn wij de sigaar’, zegt Rob Vervark, medewerker van het bureau van de pedel. ‘Maar je denkt toch niet dat wij hier met een pannetje rond gaan lopen. Dat mag Arbo-technisch gezien niet eens.’ Er is een soort pistool besteld, waarin de lak automatisch gesmolten wordt. ‘Dat moeten we volgende week maar eens testen.’
Woensdag
Ook vandaag staat de agenda vol promoties. Het afgelopen jaar waren het er 411. ‘Een record’, zegt Van Beelen. ‘Hoewel niemand daar aandacht aan besteed heeft. Toen ik in 1981 als assistent-pedel aan het werk ging, waren het er 141.’
‘Soms lees ik er wel eens een’, zegt Van Beelen, terwijl alle proefschriften, bullen en protocollen weer worden klaargelegd. ‘Of de samenvatting. Daardoor weet ik van veel onderwerpen een beetje af. Vooral geschiedenis en klassieke talen vind ik interessant.’
Het contact met de mensen gaat hij missen. ‘En het academiegebouw. Ik herinner me nog goed dat we eruit moesten voor de verbouwing. Het kantoor was op Rapenburg 32. Promoties waren in de Lokhorstkerk. Oraties in het Poortgebouw. Toen we na de verbouwing terugkwamen was dat echt een verademing. Toen besefte ik hoe fijn het hier is. Hier ben ik gegroeid.’
In de afgelopen jaren heeft hij alles wel eens gezien. ‘Soms komen ze een dag te vroeg. Vorige week toevallig nog. En dan geloven ze je niet, hè. Ik moest het proefschrift erbij pakken. Beter dan een dag te laat natuurlijk. We hadden er ook eens een van de verkeerde universiteit. Die moest bij de Universiteit Utrecht zijn. Die man in paniek natuurlijk. Het is verplicht om zeven mensen in de promotiecommissie te hebben. Wij zeggen dan altijd: "Neem er acht". Eenmaal was een promovendus voor de promotieplechtigheid gestorven. Toen hebben we geregeld dat hij postuum zijn bul heeft gekregen.’