Judith Frishman (67) schudt haar hoofd. ‘De wereld staat in brand, onder andere door religieuze controverses’, zegt de hoogleraar Jodendom. ‘En nu zeggen anderen dat we niet relevant zijn. Ik snap het niet.’
Frishman gaat met emeritaat, en krijgt geen opvolger. Daarmee verdwijnt de eerste en enige leerstoel Jodendom in Nederland. Het Centrum voor Religiestudies, (LUCSoR) slinkt daardoor steeds verder: vorig jaar vertrok Ernestine van der Wall, hoogleraar Christendom. Ook zij is niet opgevolgd.
Uw vakgebied wordt steeds kleiner, dat moet pijn doen.
‘Wat ik vooral moeilijk vind, is dat iedereen zo zijn mond vol heeft over diversiteit, terwijl dit gebeurt. Ik heb net het nieuwe diversiteitsbeleid gelezen van de universiteit. Wat een bureaucratisch stuk: er staat volgens mij niets concreets in.
‘Hester Bijl, onze toekomstige rector, zei in een interview in de nieuwsbrief dat zij en andere leden van het bestuur naar bijeenkomsten zijn geweest over diversiteit. Als voorbeeld gaf ze dat ze daar hadden geleerd dat de term “wit” positief is beladen, en het woord “donker” negatief. Ik dacht: in welke eeuw leven wij, dat dit nieuws is?
‘Ik ben mijn hele leven met dit soort kwesties bezig. Nu lijkt iedereen wakker, maar diversiteit is een buzzword. Hoe gebeurt het echt? Of is het alleen maar voor de vorm, zonder echt iets te doen?
‘Wij zijn drie jaar bezig geweest om belangrijke feestdagen van verschillende religieuze groeperingen op de agenda van de universiteit te krijgen, maar het is nog steeds niet gelukt. Veel belangrijke evenementen worden gepland op de Grote Verzoendag (de Joodse feestdag Jom Kippoer, red.). De nieuwe diversity officer gaf toen haar openingsspeech. Kom op, zeg.
‘Ik zeg het eerlijk: ik word er niet goed van. Ik moet zien wat er van die solidariteit terechtkomt. Of het verder gaat dan performance.’
Tijdens uw afscheidsrede bepleitte u vurig het belang om, juist in een tijd van Black Lives Matter, diversiteitsdiscussies en anti-islam-uitingen, het Jodendom te blijven bestuderen en doceren. Waarom is het zo belangrijk?
‘Het Jodendom is een sleutel tot het begrijpen van Europa, en hoe wij kijken naar anderen. Naar slavenhouders. En ook naar moslims. Ik was verrast dat mensen verbaasd zijn hoe diep de impact is van slavernij op nabestaanden. Terwijl ik me dat echt kan voorstellen. Dat verdwijnt niet zomaar.
‘Ik vind het ook shockerend als mensen zeggen: “Waar heb je het over? Er is hier geen discriminatie!” Er is een voorzichtige manier ontstaan om dit te benaderen. Dan zegt men, om het een beetje in te pakken: U bent geen racist, maar er is wel racisme, en ik voel me gediscrimineerd.’
‘Om terug te komen op het diversiteitsplan: natuurlijk is het belangrijk om meer mensen van verschillende achtergronden te benoemen. Maar gaan we tellen of we genoeg Aziaten hebben, of zwarte mensen? Dat is een pleister plakken, maar dan los je niet op wat er echt aan de hand is. De echte problemen liggen dieper, en er is een grote omslag nodig aan de universiteit en in de maatschappij. Misschien moeten mensen juist wel een keer zeggen: “Ik ben een racist” of toegeven dat ze misschien toch niet veel ophebben met Joden, of moslims.’
Ervaart u discriminatie?
‘Ik ben eeuwig buitenlander. Ik woon hier het overgrote deel van mijn leven, 42 jaar, twee keer zo lang als mijn studenten. Omdat ik een accent heb, word ik gezien als buitenstaander: “Jij begrijpt het niet.” Nederlanders zijn nog steeds niet gewend om met “anderen” om te gaan.
‘Toen ik voor het eerst naar Nederland kwam, dacht ik: wat is het hier christelijk. Vaak reageerde men daarop met onbegrip: dit is toch een van de meest seculiere landen ter wereld! Maar secularisme zegt niets over waar mensen vandaan komen en de normen en waarden waarmee zij zich identificeren; het betekent dat ze los staan van instituties, dat ze niet naar de kerk gaan. Dat ze andere groepen niet acceptabel vinden, komt doordat ze bepaalde ideeën hebben van wat oké is. Die ideeën leunen op het christendom.
‘Ik zie het ook bij mijn leerstoel. We hebben een reorganisatie gehad in 2013-2014. Wetenschappers die niet werden ontslagen, kregen nieuwe contracten. In mijn contract stond de verplichting om mij in te zetten voor fondsenwerving. Tijdens een van de extra evaluatierondes zei een van de reviewers dat dit onethisch is: een hoogleraar vragen haar eigen leerstoel te financieren, die anders opgedoekt zou worden bij haar pensionering.
‘Maar er is vaker gevraagd of ik niet de Joden om geld kon vragen. “Judith, je moet ze benaderen: er zijn vast Joden die hier geld voor overhebben.” Ten eerste: er zijn niet veel Joden met geld in Nederland. Ten tweede: waarom moeten zij geld geven voor een leerstoel? Hebben we christenen om geld gevraagd? Boeddhisten? Moslims?’
U ziet overeenkomsten in de retoriek tegen Joden en die tegen moslims.
‘Mijn specialisatie is de negentiende eeuw. Alle grote filosofen gebruikten toen Joden als negatief voorbeeld bij kritiek op de maatschappij. Karl Marx, bijvoorbeeld, noemde de Joden egoïsten. Ze dienden als voorbeeld van de bourgeoisie, het materialisme en de uitbuiting van de arbeiders. Dat heb ik altijd moeilijk gevonden om te lezen.
‘Maar het negatieve beeld van de Joden, ook al stonden zij voor de maatschappij in z’n geheel, had veel grotere uitwerking. Het had ook effect op hoe men naar de Joden keek in het dagelijks leven. Alsof ze materialistischer zijn dan anderen, niet spiritueel zijn, niet over dingen nadenken, en geen moreel kompas hebben. Bij moslims gebeurt dat ook: ze worden gezien alsof ze geen beschaving hebben.
‘Het heeft te maken met appropriation van de Holocaust. “Wij uit West-Europa zijn tolerant: en kijk eens hoe wij tegen antisemitisme zijn.” Alsof de verantwoordelijken voor de Holocaust niet zelf uit Europa afkomstig waren. Toch is dat waar iedereen zich achter verschuilt, en het wordt gebruikt tegen de moslims. Want die zijn onbeschaafd, immoreel, en zeggen vervelende dingen over Joden – alsof de moslims het antisemitisme uitgevonden hebben.’
Wat vindt u van de discussie rondom 4 en 5 mei, die niet meer specifiek over de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog zouden moeten gaan, maar over algemeen leed en geweld in de wereld?
‘Je moet nooit vergeten om welke groepen het gaat. Ik denk dat wordt onderschat hoe lang wonden open blijven. De koning heeft dit jaar voor het eerst gezegd dat de manier waarop zijn overgrootmoeder vanuit Canada omging met de Jodenvervolging geen schoonheidsprijs verdiende. Ik kan je vertellen: voor de oudere generatie Joden, maar ook voor de huidige generatie betekende dat echt, echt heel veel.
‘Ik bewonder Cleveringa die het publiekelijk opnam voor zijn Joodse collega’s toen zij ontslagen werden aan het begin van WOII. Want wat zou ik hebben gedaan? Maar Cleveringa en een paar anderen waren de uitzondering. De meerderheid heeft niets gedaan. We moeten hem dus geen symbool maken van Westerse tolerantie. We moeten het hebben over de moed van de enkelen, de uitzonderlijke individuen, die op durven te staan. We moeten niet vergeten waarom hij protesteerde, en voor wie.’
‘Hoe kan je een programma voor religiestudies hebben zonder het christendom te doceren?’ zegt Judith Frishman, van wie de leerstoel Jodendom nu ook niet wordt opgevolgd.
‘Er zijn twee universitair docenten aangesteld’, zegt ze. ‘Maghiel Van Crevel en Erik-Jan Zürcher, de wetenschappelijk directeuren van LIAS, het instituut waar wij onder vallen, hebben zich enorm voor ons ingezet. Na heel veel discussie en onderhandelingen heeft de faculteit uiteindelijk ingestemd met deze aanstellingen.’
‘Ik weet niet of die aanstelling voor het jodendom zal worden verlengd. Men zegt: al naar gelang behoefte en financiering. Maar wie bepaalt of er ergens behoefte aan is? Moeten er dan zo- of zoveel studenten voor zijn? Moet er een petitie komen? Stakingen?’
‘De studentenaantallen zijn op en neer gegaan, afhankelijk van hoeveel promotie we deden. We moesten minstens 25 voltijds studenten hebben om de opleiding rendabel te maken, maar dit aantal stelt niet veel voor vergeleken met programma’s die veel studenten trekken, en daardoor meer inkomsten genereren. Reclame maken voor bijvoorbeeld International Studies loont, want die opleiding trekt honderden studenten. Voor religiestudies is het een grote investering voor een weinig extra opbrengst, maar voor ons een kwestie van overleven of ondergaan.’