Er zijn drie dingen die Claudia Dictus (24) graag had willen weten toen ze achttien was.
Eén: ‘Als je bent verkracht: niet douchen, niet naar het toilet, geen schone kleren aantrekken, en direct naar de politie.’
Twee: ‘Het nummer van het Centrum Seksueel Geweld.’
Drie: ‘Als slachtoffer heb je bij de politie recht op advies van een advocaat die gespecialiseerd is in zedenzaken. De politie vertelde mij dat ik maar beter geen aangifte kon doen – het was mijn woord tegen het zijne. Zo’n advocaat kan advies geven over wat er wel mogelijk is. Dit hoorde ik pas jaren later.’
En toen vroeg ze zich af: ‘Waarom is dit geen algemene kennis?’
Eén op de negen
Dictus werd tijdens haar studententijd verkracht, net als elf procent van haar vrouwelijke medestudenten. De dader was geen onbekende, maar iemand die ze op een feestje had ontmoet (net als bij 26 procent van de slachtoffers). Terwijl het gebeurde, ‘bevroor’ ze (70 procent). Ze vertelde wat er was gebeurd aan goede vrienden (61), zocht externe hulp (17), en stapte ook naar de universiteit en de politie (2 en 1). Aangifte doen werd ontmoedigd, vertelt ze. Het duurde jaren voordat ze het een verkrachting kon noemen (60).
De cijfers komen uit een recent rapport van Amnesty International over verkrachtingen in het studentenleven. Vooral de cijfers over ‘penetratie zonder instemming’, zoals de onderzoekers het verwoorden, lokten geschokte reacties uit: bijna een op de negen studenten maakt dit mee.
Met haar stichting Our Bodies Our Voice geeft Dictus workshops aan organisaties – waaronder de Universiteit Leiden – over hoe ze beter om kunnen gaan met meldingen van seksueel geweld. Want de reacties die ze zelf kreeg na haar ervaring, of het gebrek aan kennis, maakte haar trauma erger. ‘Uiteindelijk heeft het een jaar geduurd voordat ik de zorg kreeg die ik nodig had.’
Het gebeurde op haar achttiende verjaardagsfeestje. Een vriend belde haar van tevoren op: ‘Of hij iemand mee mocht nemen. Ik dacht: als hij een kratje bier meeneemt, prima.’
Paniekaanvallen
‘Uiteindelijk gingen mensen naar huis. Die vriend lag knock-out in mijn bed, en ik was opeens alleen met deze...tja, vreemdeling. Ik zei dat ik bij een vriendin zou slapen, maar niemand deed meer open. Hij volgde me en begon me aan te raken. Het voelde niet goed. Hij overtuigde me uiteindelijk door te zeggen dat hij me met rust zou laten, en op de grond ging slapen. Maar dat is niet wat gebeurde.’
De nasleep was heftig, vertelt ze. ‘Ik kreeg complexe PTSS, en heb jarenlang paniekaanvallen gehad. Ik kon niet uitgaan. Ik ben eigenlijk mijn hele studentenleven kwijtgeraakt. Ik heb nog weleens geprobeerd om naar een feestje te gaan. Onderweg werd ik door iemand gegrepen. Dus nee, dat werd ‘m niet.’
Familie en vrienden wisten niet hoe ze haar konden helpen. De huisarts schrok, en stuurde haar naar de politie. Die ontmoedigde haar om aangifte te doen. ‘Het was mijn woord tegen het zijne.’ Ze stapte ook naar de universiteit. ‘Zij schrokken zich wild, maar er was geen enkel protocol.’
Geen reactie
Nu weet ze dat er wel degelijk mogelijkheden waren. ‘Daarom ben ik deze workshops gaan geven: veel mensen wilden wel helpen, maar wisten niet wat ze moesten doen.’
Slechts twee procent van de slachtoffers weet waar ze om hulp kunnen vragen. ‘De student life officer van mijn campus heeft een mail gestuurd naar de universiteit van de dader. Maar ook zij wist niet hoe dit in Nederland gaat, en ze kreeg geen reactie. Daar is het bij gebleven. Je hebt Leiden University College, en daarboven de rest van de universiteit, maar dan moet je wel weten dat je daar ook heen kan. Dat weten veel studenten niet.’
‘Het Centrum voor Seksueel Geweld bestond al. Als iemand mij toen dat nummer had gegeven, had dat al heel veel gescheeld.’
College met de dader
De universiteit hielp haar wel met verhuizen, maar ze mocht niet naar een ander gebouw. Haar nieuwe kamer zag er dus precies hetzelfde uit, waardoor het ‘bleef spoken’. Na een jaar is ze gestopt in Leiden en naar Amsterdam verhuisd. ‘Er zijn studenten die een vak laten vallen of helemaal stoppen omdat ze niet met de dader in een zaal kunnen zitten. Dan zijn de consequenties weer voor het slachtoffer, in plaats van dat de dader eens van vak of studie moet veranderen.’
Het Amnesty-rapport noemt verkrachtingen ‘penetratie zonder instemming’. De reden: zestig procent van de studenten die dit hebben meegemaakt, noemen het geen verkrachting. Als de onderzoekers die term hadden gebruikt, hadden de respondenten dus waarschijnlijk ‘nee’ aangekruist.
Herkenbaar, zegt Dictus: ‘Het duurde bij mij jaren voor ik het een verkrachting kon noemen. We hebben allerlei stereotypen in ons hoofd: de vreemde man in de bosjes, helemaal tegen je wil, op een vreemde plek. Dus je ziet dat mensen het moeilijk vinden om te benoemen als het bijvoorbeeld op een feestje gebeurde. Door iemand die je kende. Misschien vond je die persoon zelfs leuk.’
‘Mensen willen het vaak ook niet benoemen omdat het tijdens een date was, waar je wel met instemming op ging. Maar wat er daarna gebeurde, klopte niet.’
‘Ik kan er boos over worden. Ik heb met studenten gesproken die bij iemand waren die de deur op slot deed en zei: “Jij blijft hier vannacht.” En in plaats van te benoemen wat het is, zeggen ze: “Ik ben er maar in meegegaan, want dat leek me fijner dan het erger te laten worden.”’
‘Mensen gaan erin mee, om een slechtere ervaring te voorkomen. Dat beeld van kapotgetrokken rokjes en blauwe plekken op de armen klopt meestal niet. Juist niet, omdat mensen kiezen voor de andere optie om dat geweld juist te voorkomen.’
Dictus stuitte op weerstand bij universiteiten om die zorgplicht aan te pakken. ‘Ze zijn bang voor de juridische consequenties en willen vaak geen verantwoordelijkheid nemen. Als zij als eerste het probleem erkennen en erover beginnen, hebben ze opeens een slechte naam.’
Maar instellingen hebben wel degelijk een rol, vindt ze. ‘Het hele studentenleven is een product van de universiteiten en de verenigingen. Ze zijn onderdeel van een cultuur met jonge mensen die grenzen moeten ontdekken.
Veilige omgeving
‘Daarnaast hebben ze de verantwoordelijkheid een veilige leeromgeving te creëren. Als iemand iets vervelends meemaakt, moet daar ondersteuning voor zijn: het aanpassen van studie omdat je naar therapie moet, maar ook omdat niet je samen in de les wil zitten met een dader. Er moet duidelijk beleid komen. Zelfs als je mensen niet wil schorsen – wat in mijn ogen wel degelijk een mogelijkheid is als iemand vaker is gerapporteerd - moet er een protocol zijn om slachtoffers te steunen.’
Het gaat er haar niet om het criminaliseren van de pleger, maar om het probleem bespreekbaar te maken en sociale verantwoording te nemen, zodat de slachtoffers niet alleen staan. Dat betekent: praten, óók met de daders.
‘Vraag ook aan hem hoe dit gebeurde, waar dacht hij aan? Dan wordt het een gesprek van beide kanten. Ik denk dat niet iedereen goed begrijpt wat consent echt inhoudt, en dat je dus over de grenzen van een ander kunt gaan zonder te begrijpen wat daar mis mee is.’
Honkbalknuppels
Heeft ze zelf de dader nog gesproken? Ja, vertelt ze. De dag na de verkrachting stuurde ze hem een bericht ‘dat het niet oké was’. ‘Ik was niet zo hard als ik had kunnen zijn’, zegt ze nu. ‘Ik was al dichtgeklapt.’
De gezamenlijke vriend reageerde verrast. ‘Want ik lag niet halfdood in foetushouding op de bank, maar rechtop in een stoel en keek hem gewoon aan. Ik voldeed dus niet aan het beeld van een slachtoffer. Hij zei: “Moeten we hem iets aandoen? Ik haal wel wat vrienden en wat honkbalknuppels.” Maar dat wil je natuurlijk ook niet.’
Welke maatregelen gaat de Leidse universiteit treffen naar aanleiding van het Amnesty-rapport?
Die vraag stelden studentenpartijen DSP en LVS aan het college van bestuur. ‘Ik heb met vertegenwoordigers van Amnesty gesproken over het onderzoek’, reageerde rector Hester Bijl tijdens de universiteitsraad. ‘Het ging over het ontwikkelen van preventieve maatregelen. De nadruk ligt dan op instemming, dat is cruciaal. De komende introductieweken komt hier meer aandacht voor. We geven ook trainingen aan studie- en studentenverenigingen.’
Verder is het helpen van slachtoffers van groot belang, aldus Bijl. ‘Er komt op de site van de universiteit meer aandacht voor waar en welke hulp er beschikbaar is. Studieadviseurs en studentpsychologen gaan actiever informeren. Na de zomer hebben we een nieuwe afspraak met Amnesty waarin we een update van onze plannen geven.’
Slechts twee procent van de slachtoffers meldt zich bij de universiteit, blijkt uit het rapport. ‘Een schrikbarend laag percentage’, zei Katherine Willey van studentenpartij DSP. ‘Het is van groot belang dat de universiteit heel goed alle relevante informatie beschikbaar maakt. Zodat slachtoffers meteen weten wat ze kunnen doen en waar ze moeten zijn.’ (VB)
Binnen het studentenleven moet het taboe over het vragen van toestemming verdwijnen. ‘Mannen zeggen vaak: “Ik snap echt niet hoe iemand zoiets kan doen, wat een psychopaat.” Maar als het echt alleen maar een bad egg is, zou het niet zo ontzettend vaak voorkomen. Ik ken geen slechte mannen. Dat betekent alleen niet dat ik geen mannen ken die weleens over de grens van een ander heen zijn gegaan.’
Expliciete instemming
Lichaamstaal kan verwarrend zijn, en het is juist belangrijk om die instemming expliciet te maken. ‘Daar hebben we het in de workshops ook over. Iemand uit Spanje is gewend aan een kleinere afstand tussen mensen tijdens gesprekken dan iemand uit Canada. Dus wat voor de Spanjaard normaal is, kan voor de Canadees heel intiem voelen’, geeft ze als voorbeeld.
‘Het was ooit ook ondenkbaar om iemand te vragen een condoom om te doen’, zegt ze. ‘Maar toen de aidsepidemie kwam, werd er ontzettend veel energie in voorlichting gestoken. Zelfs met kinderen werd er over anticonceptie gepraat. Nu is dat helemaal niet raar meer. Dat kan met het vragen om instemming ook.’
Hulp nodig? Het nummer van Centrum Seksueel Geweld is 0800-0188, of zoek online contact.