Als het op klimaatverandering aankomt zijn er twee manieren om naar de toekomst te kijken. Aan de ene kant heb je de apocalyptische blik. ‘Dat is kortgezegd het idee dat als we niks met het klimaat doen, er vreselijke dingen gaan gebeuren’, vertelt politicoloog Joost de Moor. ‘Ergens in de toekomst vindt de apocalyps plaats, maar die is nog wel af te wenden.’ Dit is het standpunt dat mainstream klimaatbewegingen al jaren uitdragen.
Tegenover het idee dat het einde der tijden nog moet aanbreken, staat het post-apocalyptische denken. Dit gaat er vanuit dat klimaatverandering al niet meer te stoppen is en dat de gevolgen nu al merkbaar zijn. Logische conclusie uit dit wereldbeeld is dat we ons niet meer moeten richten op voorkomen van verandering, maar op klimaatadaptatie: het zo goed mogelijk aan proberen te passen aan een warmer wordende wereld.
‘Adaptatie werd in activistenkringen vaak afgedaan als een excuus van de Shells van deze wereld om niks te hoeven doen’, vertelt De Moor. ‘Daarom heeft de klimaatbeweging adaptatie lange tijd van zich weggehouden. Het lijken op het eerste gezicht tegengestelde denkbeelden, maar veel mensen zitten er ergens tussenin. Je kan bijvoorbeeld denken dat bepaalde aspecten van klimaatverandering nog kunnen worden voorkomen, maar andere niet. Of dat de gevolgen niet overal even voelbaar zijn.’
Hoewel de gevolgen wereldwijd steeds zichtbaarder worden en de kans om deze af te wenden steeds kleiner lijkt, blijven bewegingen als Extinction Rebellion (XR) en Fridays For Future (FFF) nog steeds pleiten voor het voorkomen van verandering. Dat is begrijpelijk, maar het is opvallend dat ze nagenoeg geen boodschap hebben rond adaptatie.
Dat was voor de politicoloog reden om met individuele activisten uit vijf verschillende Europese steden (Antwerpen, Bristol, Hamburg, Malmö, Manchester) te praten over hun denkbeelden. Hij publiceerde zijn bevindingen in Environmental Politics.
In de gesprekken ontdekte De Moor dat de ideeën die de betogers er zelf op nahouden behoorlijk verschillen van de officiële boodschap die ze uitdragen. Volgens velen was klimaatverandering niet meer te stoppen. En hoewel ze het belang van adaptatie inzagen, gingen ze desondanks door met hun acties om het noodlot af te wenden.
‘Het is voor hen heel helder wat je moet doen om te klimaatverandering te voorkomen: de uitstoot van CO² en andere broeikasgassen tegenhouden. Bij klimaatadaptatie is het een stuk onzekerder wat er moet gebeuren. Klimaatbewegingen vinden het moeilijk om daar een concreet plan bij te bedenken. Het post-apocalyptische denken biedt geen alternatief voor hun acties. Sterker nog, ze hebben het idee dat te veel nadenken over onafwendbare gevolgen en adaptatie hun acties om klimaatverandering te voorkomen ondermijnt.’
Ook al geloven ze er achter de schermen vaak niet meer zo in, de gevolgtrekking van het post-apocalyptische wereldbeeld is voor veel klimaatactivisten onacceptabel. Actievoeren wordt dan een manier om met het naderende onheil om te gaan. Volgens De Moor krijgt het een bijna therapeutische functie, en zodra ze toegeven dat het eigenlijk te laat is, valt die functie weg. Een Zweedse activist verwoordde het zo: ‘If you’re active, if you’re doing something, and you’re into it, then you’re not sitting looking at the figures, the bad, the black horizon.’
De Moor ziet wel verschillen tussen verschillende generaties activisten. ‘Bij recente bewegingen zoals FFF en XR zie je dat er veel nieuwkomers zijn die de teleurstelling nog niet hebben opgebouwd. Voor hen is het misschien makkelijker om “nu of nooit” te zeggen, zonder dat ze eraan herinnerd worden dat de klimaatbeweging dat al zeker vijftien jaar roept. Ik zie wel dat adaptatie bij de ervaren klimaatactivisten belangrijker wordt, bijvoorbeeld bij het opzetten van lokale voedselvoorziening. Vroeger ging dat over duurzame en biologische voedselsystemen opbouwen. Tegenwoordig zien mensen het als manier om zichzelf te beschermen tegen voedselschaarste door klimaatverandering.’
Toch heeft De Moor begrip voor de vasthoudendheid van de activisten: ‘Ik snap dat mensen niet makkelijk willen opgeven. Het is misschien ook naïef om te denken dat aanpassing mogelijk is, gezien de schaal van de catastrofe die op ons afkomt. En misschien hebben we het mis en is er nog wel wat te doen. Maar vanuit een rechtvaardigheidsperspectief denk ik dat de bewegingen meer over adaptatie zouden moeten nadenken. Het zijn de mensen die het nu al het zwaarst hebben die de grootste gevolgen van klimaatverandering zullen moeten dragen.’