‘De sjamaan liep rond terwijl hij afwisselend zachtjes floot en zong. Ik zag andere deelnemers naar voren gaan om een tweede kopje thee te halen. Zelf twijfelde ik of ik een tweede keer zou gaan, omdat ik nog steeds niet zoveel merkte van het middel. Maar toen begon de thee te werken. Die nacht maakte ik een reis. Na visioenen vol kleuren, architectuur, mozaïeken en geometrische patronen steeg ik op en begon ik te vliegen.’
Dat schrijft Michiel van Elk (1980) over de keer dat hij ayahuasca nam, een plantenextract uit het Amazonegebied dat een sterk hallucinerend effect heeft. In zijn net verschenen boek Een nuchtere kijk op psychedelica probeert de universitair hoofddocent cognitieve psychologie nauwkeurig uit te leggen wat hij tijdens die trip (en vele andere) ervoer.
‘Eindeloze reizen maakte ik. Ik bevond mij boven Barcelona, vloog naar Rome, landde even in Santa Barbara in Californië. Ik kende deze plekken: elke locatie riep emoties op over wat geweest is en er niet meer was. Relaties die voorbijgingen. Kinderen die groot werden. Vrienden die ik uit het oog verloor. Ik voelde een diepe compassie voor al die mensen die ik zag gaan en komen in mijn leven.’
De duivel
En dan krijgt hij gezelschap. ‘Op den duur merkte ik dat er een vogel naast me zweefde - een zwarte raaf. Telkens als we langs een nieuwe plek zweefden, wilde ik even landen of op zijn minst blijven hangen. Er was zoveel te vertellen. Er waren zoveel herinneringen. Er moest nog zoveel uitgezocht en uitgediept worden. Maar de vogel nam me alweer mee naar de volgende plek en we zweefden verder. “De tijd om na te denken komt wel”, zei de vogel. “Kijk nu eerst alleen maar eens naar wat er is. Laat het mij maar zien.”’
Een jaar of vijf geleden was het voor Van Elk nog volstrekt ondenkbaar dat hij geestverruimende middelen zou gebruiken – laat staan er een boek over te schrijven en wetenschappelijk onderzoek naar te doen. Hij groeide op in een Pinkstergemeente in de buurt van Amsterdam. ‘Drugs waren van de duivel’, vertelt hij over zijn religieuze opvoeding.
Maar ook toen hij studeerde en daarna verder ging in de wetenschap had hij nog niet de behoefte om te experimenteren. ‘Ik verachtte naar wierook geurende smartshops’, schrijft hij in Een nuchtere kijk op psychedelica. ‘Collega’s die enthousiast vertelden over hun ervaringen met psychedelica konden mij niet boeien.’
Onbekende bestemming
Langzaam veranderde dat. Hij gaf colleges over de effecten van drugs. ‘Ik had het gevoel dat ik doceerde over een reisbestemming waar ik nooit was geweest. Je snapt pas wat een trip is als je er zelf een maakt. Het laat zich eigenlijk niet in woorden uitdrukken – dat is een centraal kenmerk van de mystieke ervaring. Het is net als bij de liefde: als je moet uitleggen wat verliefdheid is, dan lukt dat eigenlijk niet. Je moet het ervaren. Al poog ik in mijn boek natuurlijk wel onder woorden te brengen hoe het is om onder invloed van truffels, lsd of ayahuasca te zijn. Vandaar de verhalen over een pratende vogel en het zien van allerlei geometrische patronen.’
Persoonlijke problemen gaven hem het laatste duwtje om te gaan experimenteren. ‘Ik kwam in een relatiecrisis, ging scheiden, en besloot toen de daad bij het woord te voegen.’ Al zou hij nooit adviseren om te gaan trippen als je emotioneel wat uit het lood geslagen bent.
Middelen als psilocybine (de werkzame stof in truffels en paddo’s) en lsd zijn relatief veilig, zegt hij. ‘Als je psychedelica in de juiste setting gebruikt, zijn ze niet gevaarlijk. De kans op een overdosis is nihil. Van psychologische en lichamelijke afhankelijkheid is geen sprake. De enige contra-indicatie is of er psychose of schizofrenie in de familie voorkomt. Dan is het geen goed idee om psychedelica te gebruiken.’
Maar hoewel het niet gevaarlijk is, zijn veel mensen er niet aan toe om te trippen. ‘Het kan een heel overweldigende en verwarrende ervaring zijn. Dus je moet voorzichtig zijn. Het vereist een bepaalde emotionele stabiliteit. Als je slecht in je vel zit, is het onverstandig om te doen.’
In wetenschappelijk onderzoek naar psychedelica vindt er dan ook altijd een zorgvuldige screening plaats van de deelnemers, om het risico op een bad trip of psychose te minimaliseren. De effecten kunnen namelijk heel heftig zijn. ‘Tijdens een ayahuasca-trip merkte ik dat ik het bewustzijn begon te verliezen. “Shit, misschien heb ik te veel genomen en ga ik eraan. Dit is het einde”, was mijn gedachte. Mijn hart sloeg op hol. Ik verdween in een zwart gat. Een paar seconden voordat ik daadwerkelijk onderuit ging, kreeg ik het gevoel: “Laat alles maar los. Klamp je niet meer vast aan het leven. Geef je helemaal over.”’
Louterend
Na een tijdje kwam hij weer bij. ‘Ik was blij dat ik nog leefde. Het was best een duistere, maar ook louterende ervaring.’ Uiteindelijk was het een oefening in loslaten, vindt hij. ‘Een voorwaarde voor een prettige trip is niet krampachtig proberen de controle te houden. Je er helemaal in onderdompelen is het beste. Uiteindelijk kunnen ook bad trips toch heilzaam zijn – zo laat wetenschappelijk onderzoek zien. Juist de confrontatie met moeilijke thema’s en inzichten kan mensen helpen die bijvoorbeeld vastzitten in een depressie of een angststoornis.’
Zelf is hij door schade en schande wijs geworden. ‘Ik heb wel eens na een lange werkdag in mijn eentje magische truffels genomen. Dat was niet prettig. Je gaat dan focussen op allerlei details: “Ik had die student nog moeten mailen, of ik had aardiger moeten reageren op die collega.” Dat blaas je dan helemaal buiten proporties op. Pas achteraf lukt het dan weer om dingen in perspectief te zien.’
Zijn boek is zeker geen pamflet om drugsgebruik te promoten. De psycholoog is realistisch en kritisch over het gebruik van psychedelica bij behandelingen in een therapeutische context. ‘Het overtuigende bewijs ontbreekt nog dat ze écht effectief zijn bij het behandelen van depressies, verslavingen of angst voor de dood. Alle studies hebben veel te weinig deelnemers. Er zitten ook allerlei methodologische haken en ogen aan. Het is simpelweg nog veel te vroeg om te zeggen: dit moeten we op grote schaal gaan doen.’
Volgens hem is er wel steeds meer bewijs dat therapie met MDMA (de werkzame stof in xtc) goed kan werken om posttraumatische stressstoornis te behandelen. ‘Dat heeft echt potentie. Toch moeten we voorzichtig zijn. Er zijn ook onderzoeken waaruit zou blijken dat ketamine-therapie helpt tegen depressie. Maar als je goed kijkt, zijn die resultaten niet heel erg overtuigend. Aan ketamine kleven ook nog allerlei nadelen, zoals het risico op verslaving.’
Gefronste wenkbrauwen
Van Elk is heel open over zijn gebruik van psychedelica. ‘Ik ben me er wel van bewust dat ik mijn nek uitsteek en dat het wel wat wenkbrauwen kan doen fronsen bij collega’s en studenten. Tegelijkertijd ben ik ervan overtuigd dat je door eigen ervaringen uiteindelijk béter onderzoek kunt doen, doordat je je bijvoorbeeld beter kunt verplaatsen in wat een proefpersoon doormaakt. En als wetenschapper lopen we allemaal het gevaar dat we vooringenomen zijn. Het is zaak om ons daar tegen te wapenen.’
Toch is praten over drugsgebruik nog taboe, stelt hij. ‘Dat is bij alcohol en roken niet zo. Ik hoop dat ik met het boek allerlei stereotype ideeën wat kan nuanceren.’
En hoe denken zijn ouders over het boek? ‘Zij vinden het mooi dat ik het heb geschreven en zijn er niet door geschokt, maar we praten er ook niet veel over. Mijn kinderen vinden het razend interessant. Mijn oudste is vijftien, die heeft het boek uit de kast gegrist en is begonnen met lezen. Die kwam wel met allerlei vragen. “Wanneer kan ik eens iets proberen?” Dat heb ik hem afgeraden. Het lijkt mij een slecht idee om op zo’n leeftijd psychedelica te nemen. Je hersenen zijn dan nog volop in ontwikkeling. Wel heb ik hem op het hart gedrukt, mocht hij toch ooit wat proberen, dat hij dat dan op een veilige plek doet en dat hij altijd kan bellen als hij zich onwel voelt.’
Michiel van Elk, Een nuchtere kijk op psychedelica. Uitgeverij Das Mag. 246 pag. €24,99
Met een wetenschappelijke blik naar eigen ervaringen kijken kan inzicht geven, vindt Michiel van Elk. ‘Zelfexperimentatie behoorde al tot het instrumentarium van de eerste psychedelica-onderzoekers. Een ervaring met psychedelica behoort ook tot de standaard training van therapeuten.’
Uiteraard zijn er grenzen. ‘Het zou niet in mijn hoofd opkomen om truffels te gebruiken met studenten of promovendi die ik begeleid. Onder invloed van psychedelica bevinden mensen zich in een heel kwetsbare situatie. Daarbij moet je iedere vorm van afhankelijkheid voorkomen – een thema dat overigens ook speelt bij de therapeutische toepassingen van psychedelica. En laten we in godsnaam leren van de fouten die gemaakt zijn in de jaren ’60, zoals bij Timothy Leary.’
Leary was een Amerikaanse wetenschapper en acid-goeroe die in de jaren 60 als experiment bij hem thuis feestjes met lsd en psilocybine organiseerde, waaraan collega’s en studenten deelnamen. Dat gaf het onderzoek naar psychedelica een slechte naam. Ook zorgde het ervoor dat er een repressief drugsbeleid kwam. ‘We moeten koste wat het kost een nieuwe war on drugs voorkomen, waarmee indertijd al het wetenschappelijk onderzoek tot stilstand kwam.’