Het is een heet hangijzer, maar er is nog weinig onderzoek naar: kunnen transgender jongeren zelf oordelen over een ingrijpende medische behandeling?
Ja, is de voorzichtige conclusie uit nieuw onderzoek naar wilsbekwaamheid onder transgender jongeren. LUMC Curium en het Amsterdam UMC onderzochten of transjongeren na een diagnostiektraject in staat waren om een afgewogen beslissing te maken over het nemen van puberteitsremmers. Een behandeling die weliswaar omkeerbaar is, maar niet geheel risicovrij.
Promovendus en kind- en jeugdpsycholoog Lieke Vrouenraets onderzoekt morele dilemma’s in de zorg voor kinderen en jongeren met genderdysforie en is hoofdonderzoeker van deze studie.
Wat zijn puberteitsremmers?
‘Puberteitsremmers remmen met name de lichamelijke puberteit. Dus bij transjongens wordt de borstontwikkeling geremd en bij transmeisjes het krijgen van baardgroei, bijvoorbeeld.
‘Je kunt het uitstellen van de puberteit maar een bepaalde periode doen, niet voor eeuwig. Gedurende de behandeling met puberteitsremmers wordt gekeken of de genderdysfore gevoelens blijven, dan kan iemand geslachtsbevestigende hormonen krijgen. Als die gevoelens er niet meer zijn, wordt er gestopt met de remmers en komt de jongere alsnog in de puberteit van het geboorte-geslacht.’
En wat is er op tegen om puberteitsremmers voor te schrijven, als het een omkeerbare behandeling is?
‘Eén van de effecten van puberteitsremmers is dat jongenslichamen geen semen en meisjeslichamen geen eicellen aanmaken gedurende de behandeling. Als deze kinderen uiteindelijk doorgaan met hormonen van het andere geslacht, kan de vruchtbaarheid in het geding komen. Het kan dus zijn dat je een tienjarig kind daarover laat beslissen. Kan dat wel?’
‘Aan de andere kant wil je ze ook helpen en beschermen, omdat die puberteitsremmers voorkomen dat bijvoorbeeld borsten die ze niet willen zich ontwikkelen. Anders moeten ze later misschien een operatie ondergaan om die te laten verwijderen.
‘Een van de lastige dingen is dat er relatief weinig data over is, met name wat het op de lange termijn doet. Of het invloed heeft op de cognitieve, fysieke en psychosociale ontwikkeling, daar is relatief weinig over bekend. Dus dat is een extra laag: waar zegt zo’n jongere eigenlijk “ja” tegen? Uiteindelijk is het doel dat we de kinderen en jongeren zo goed mogelijk helpen, maar waar doe je goed aan?’
En wat hebben jullie precies onderzocht?
‘Uit ons onderzoek blijkt dat van de 74 jongeren die wij hebben gezien 90 procent wilsbekwaam was om zelf de beslissing te nemen om met puberteitsremmers te starten. Dat houdt in dat deze jongeren de informatie over genderdysforie en de behandeling begrijpen, en dat ze kunnen redeneren over de gevolgen en de impact van de beslissing voor de eigen situatie.
‘Het feit dat iemand wilsbekwaam is, houdt echter niet in dat je achteraf geen spijt kan krijgen. Iemand is wilsbekwaam met betrekking tot een bepaalde beslissing op een bepaald moment. Iemand van vijf is bijvoorbeeld wel wilsbekwaam om te kiezen of ‘ie pindakaas of kaas op z’n boterham wil, maar niet om een huis te kopen. En als ‘ie pindakaas kiest, wil dat niet zeggen dat ‘ie daar later geen spijt van kan hebben.’
Gaat deze nieuwe kennis zorgen voor een verandering in het behandeltraject?
‘In Nederland niet per se, omdat wij al puberteitsremmers gebruiken, maar ik kan me wel voorstellen dat het in internationale richtlijnen mee zal worden genomen. Landen gaan hier namelijk heel verschillend mee om.
‘In december 2020 is er bijvoorbeeld een rechtszaak geweest in Engeland waarbij een 23-jarige achteraf spijt had van het ondergaan van de behandeling. Daarop oordeelde de rechter dat jongeren onder de 16 zeer waarschijnlijk niet de langetermijneffecten van de puberteitsremmers begrijpen en daardoor niet wilsbekwaam zijn te beslissen over deze behandeling. Hierdoor mochten jongeren onder de 16 geen puberteitsremmers meer, tenzij het via de rechter ging. Ook in Zweden is dat gebeurd.
‘Ons onderzoek laat dus zien dat het grootste deel wel wilsbekwaam is. Dat ze begrijpen wat hun behandeling inhoudt, na een uitgebreid diagnostiektraject bestaande uit allerlei gesprekken met hun psycholoog, psychiater en kinderartsen. De regel dat alles via de rechter moet is in Engeland gelukkig weer teruggedraaid, maar in Zweden nog niet. Ik hoop dat ze door deze nieuwe kennis hier opnieuw over in beraad gaan.’