‘We wisten al langer dat de Indo-Europese taalfamilie, waartoe het Nederlands behoort, van de Zuid-Russische steppen komt’, vertelt taalkundige Guus Kroonen. ‘Recent hebben genetici aangetoond dat er een grote migratiegolf was in het derde millennium voor Christus. In de Europese touwbekercultuur zie je dat in een korte periode een heel grote instroom is van genen vanuit het zuiden van Rusland.’
Een populaire theorie stelt dat die rappe verspreiding van de Indo-Europese taal mogelijk was omdat de Russische steppevolken hier met een strijdbijl in de hand aan kwamen galopperen. Als een soort voorloper van de Hunnen zouden ze op gewelddadige manier de oorspronkelijke Europeanen hebben onderworpen en zo hun taal hebben opgelegd. Met het nieuwe onderzoek in Nature komt dat idee op losse schroeven te staan.
Nattigheid
‘We voelden als taalkundigen al wat nattigheid bij die theorie’, vertelt Kroonen. ‘Als je kijkt naar de vroege Indo-Europese woordenschat kijkt zie je dat er wel een woord is voor “paard”, maar het is niet duidelijk of dat een wild of getemd paard betekent. Woorden voor “paardrijden” of “ruiter” ontbreken. Dat zet je aan het denken of de taal wel door mensen te paard is verspreid.’
Samen met archeoloog Quentin Bourgeois deed Kroonen mee aan een groot interdisciplinair onderzoek naar de verspreiding van de Indo-Europeanen. Door het DNA in de botten van eeuwenoude paarden in Europa te vergelijken met resten van paarden in Centraal-Azië wilden wetenschappers een beter beeld krijgen van hoe taal zich verspreidde.
‘We vinden in Europa al heel vroeg resten van paardenbotten’, vertelt Bourgeois. ‘Alleen is de vraag: waren dat wilde of gedomesticeerde dieren? In West-Friesland zie je dat rond 1500 voor Christus weliswaar elk boerenbedrijf wel een paard heeft, maar dat is al lang nadat de Indo-Europese talen zich hier hebben verspreid.’
Ook een eerder onderzoek van Bourgeois trok de aanwezigheid van gedomesticeerde paarden in Europa in twijfel. In ruim duizend graven in Noordwest-Europa van rond de tijd dat Indo-Europeanen hierheen gekomen zijn, bevatten er maar vijf van de duizend graven paardenbotten. Alle bekende afbeeldingen van mensen te paard zijn ook pas van eeuwen later. Niet wat je zou verwachten als een Russisch ruitervolk net land had ingenomen.
Theorie is ontkracht
Die archeologische en taalkundige twijfels blijken volgens het nieuwe onderzoek gegrond. In de grootschalige studie van zogenoemd ancient-DNA blijkt dat de paarden die in Europa in het derde millennium voor Christus voorkwamen niet direct verwant waren aan de gedomesticeerde paarden van de Russische steppen.
Kroonen: ‘De mensen en hun taal kwamen dus wel van de steppen, maar de paarden kwamen niet mee. Het is nog steeds een snelle verspreiding, in een paar honderd jaar gebeurd, maar het is niet zo dat ze in een week van de steppen naar Nederland reden. Die theorie is nu echt ontkracht.’ Volgens hem zijn er andere verklaringen, zoals de populariteit van nieuwe vormen van landbouw: ‘In Europa waren meer sedentaire boeren, maar je ziet dat er een veehoederseconomie ontstaat, een levensstijl die zich al eerder op de Russische steppe had ontwikkeld.’
In tegenstelling tot Europa laat het onderzoek zien dat de verspreiding van Indo-Iraanse talen in Azië wél te paard gebeurde. De paardenresten die daar gevonden zijn, zijn zo’n duizend jaar jonger en in tegenstelling tot de Europese botten wel verwant aan het moderne gedomesticeerde paard.
Kroonen: ‘Als je naar de Indo-Iraanse talen kijkt zie je ook dat die woorden hebben voor paardenteugel en strijdwagen, en allemaal namen voor de kleuren van de vacht van paarden. Dat waren duidelijk wel fokkers en mensen die op strijdwagens zaten. En nu weten we dat de taal daar ook overeenkomt met de genetica.’
Dat we nu pas weten hoe gedomesticeerde paarden zich hebben verspreid komt door de techniek.
Zure grond
Bourgeois: ‘Ancient-DNA onderzoeken kan pas de laatste vijf jaar op grotere schaal, maar het is nog steeds erg lastig. Je moet de perfecte condities hebben. Het bot moet goed bewaard zijn en het DNA in het bot moet stabiel zijn gebleven. Het nadeel in Nederland is dat de grond heel zuur is. Dus daar lost alles in op.’
Helaas waren de Nederlandse botmonsters die Bourgeois voor het onderzoek aanleverde te ver vergaan om er nog erfelijk materiaal uit te kunnen halen, maar dat is volgens hem ‘part of the game’.
Met de nieuwe kennis over de verspreiding van taal hopen beide wetenschappers hun interdisciplinaire onderzoek te kunnen voortzetten.
Kroonen: ‘We weten nu beter hoe paarden zich hebben verspreid, en het lijkt me spannend om dat met ander vee te doen, zoals koeien of schapen. We weten dat de Indo-Europeanen woorden hadden voor koe en schaap, betekent dat ook dat ze die meenamen naar Europa?’